LX

Mainz, 1448

Twee oude mannetjes stonden op een heuvel. Een voorbijganger zou ze misschien voor broers hebben gehouden. Ze waren van dezelfde leeftijd, tegen de vijftig, allebei met grijze baard en mager lichaam, in bontjassen gekleed tegen de herfstkou. Hun voorkomen verschilde in kleine dingen. Maar onder hun verweerde huid en kromme botten droegen hun beider gezichten de honger van mannen die nog altijd in de wereld actief waren.
Het waren geen broers. De ene was Johann Fust, de ander was ik. Overal om ons heen woelden de boeren de grond op het hellende veld om. Ze haalden stenen uit de grond en legden die op stapels om muren mee te bouwen. In het midden van het veld richtte een stel timmerlieden houten balken op om een wachttoren te bouwen. Wanneer de lente aanbrak, zou het vervallen land met wijnstokken worden bebouwd en tot wijngaard worden omgetoverd. Op diezelfde manier hoopte ik dat het zaad van Fust mijn eigen onderneming zou doen opbloeien.
Ik had hem al in geen vijftien jaar meer gesproken. Sinds onze toevallige ontmoeting in de werkplaats in Parijs van Olivier. In sommige opzichten was het verbazend dat we elkaar niet eerder hadden opgezocht. Ik zat er al een jaar en Mainz was niet zo groot dat twee mannen die met boeken en papier werkten eikaars pad niet zouden kruisen. Maar ik had hem tot dan toe ontlopen.
Ik kan de teleurstellingen van die tussenliggende jaren niet eens meer tellen. Kaspar vertelde me eens dat het mysterie van de kopieën van de
speelkaarten drukken niet één groot geheim betrof maar een tiental de inkt, het metaal, de pers, het papier elk onderdeel in zijn juiste vorm en proportie. In dat opzicht leek het waarschijnlijk op alchemie. Al produceerde hij meer dan mijn inspanningen in Parijs ooit hadden opgeleverd. Maar als deze vaardigheid bestond uit een tiental geheimen, die elk moesten worden ontcijferd en begrepen, dan behelsde mijn vaardigheid een honderdtal of zelfs een duizendtal. En elk ervan ontging me. En zoals Dunne me eens had gezegd, iedere keer wanneer ik een probleem oploste, creëerde ik weer tien nieuwe.
Maar anders dan bij vroegere tegenslagen, wanhoopte ik nu niet. Ik was een overenthousiaste pelgrim die op pad was gegaan zonder de weg te kennen. Ik had gedacht dat de reis kort zou zijn en had blindelings in het dichte woud op de tast rondgedoold. Nu had ik mijn weg gevonden, al bleek mijn bestemming verder weg te liggen dan ik had kunnen denken toen ik op pad ging. En dat gaf me een vertrouwen dat stenen en blaren niet konden verwoesten.
Maar ook al houdt geloof een pelgrim op de been, hij moet het toch in de wereld van andere mensen zien te rooien. Ik leed nog altijd geldgebrek, en daarom was ik naar Mainz teruggekeerd. Ik had de stad van de straatwegen achter me gelaten en was teruggekeerd naar mijn geboortestad, als een oude beer die terugkeert naar zijn hol. Toen ik vertrok, bijna dertig jaar eerder, had ik een huis, een moeder, een broer, een zus en een halfzus achtergelaten, die mijn erfenis had afgepakt. Nu waren ze allemaal verdwenen, behalve het oude huis, dat eindelijk op mij was overgegaan.
Fusts wijngaard stond op de heuvel die uitkeek over de riviervallei achter de stad. Beneden me kon ik de muren en gevels zien van Mainz, gedomineerd door de grote rode koepel van de kathedraal, die zich uitstrekte naar de oevers van de Rijn. Een bruine nevel vertroebelde de lucht erboven; de rook van ontelbare vuren. De herfstzon stond recht boven me, maar er klonken geen klokken voor de noen. Alle kerken zwegen. Het effect was spookachtig, zoals ook de bedoeling was.
'Je hebt een vreemde tijd uitgekozen om na al die tijd terug te keren,' zei Fust. 'Het gouden Mainz is zijn glans verloren.'
Dat wist ik. Tientallen jaren lang hadden de patriciërs die het stadsbestuur leidden mannen zoals mijn vader een ingewikkeld systeem gehanteerd van jaargelden dat de belastinginkomsten in hun eigen zakken deed belanden. De rente die ze zichzelf betaalden was torenhoog gestegen, precies zoals mijn schulden, tot de stad uiteindelijk gedwongen was zich failliet te verklaren. Onder de woedende schuldeisers bevond zich de Kerk, die prompt alle diensten aan de stad opschortte. Er werden geen missen meer gezongen of baby's gedoopt en de doden moesten het zonder christelijke begrafenis stellen.
'Er moet in Mainz toch nog wel heel wat geld zitten.' Achter de wallen in de verte lagen allerlei soorten en maten van vaartuigen langs de rivieroever, terwijl hijskranen en stuwadoors balen op aken laadden. Drie rondvarende boten zwaaiden naar hun ankerplaats, de laatste lading van de oogst ophalend.
'Neem nou deze wijngaard. Het zal jaren van verzorging kosten willen ze vrucht gaan dragen. Je zou hem niet meer vruchtbaar maken als je dacht dat de vooruitzichten van de stad voorgoed hopeloos waren. Er zal altijd vraag zijn naar wijn. Hoe erger de boel wordt, hoe groter de vraag zal zijn.'
Fust keek nog wat naar de ruwe grond om hem heen en keerde zich toen naar mij. Waarom ben je hier gekomen '? vroegen zijn scherpe ogen me. Maar hij wilde dat ik het aansneed.
'Wijn is niet het enige wat uit een pers kan stromen,' zei ik.
Uit de zak die ik droeg overhandigde ik hem een vel papier.
'Ik heb een vaardigheid ontwikkeld. Een nieuwe manier van schrijven zonder pen.'
Hij vouwde het papiertje open en bestudeerde het. 'Aflaten?'
'Dat is nog maar het begin.'
Ik zocht opnieuw in mijn tas en haalde een klein boekje tevoorschijn, vier vellen, gevouwen tot zestien bladzijden.
'Een Latijns leerboekje van Aelius Donatus. Elke leerling op iedere school moet het hebben.'
Hij keek me ongeduldig aan. Hij wist wel wat het was. 'Ik zal er al zo'n driehonderd van hebben verkocht. Ze gaan even snel over de toonbank als de klerken ze kunnen kopiëren.'
'Ik kan ze sneller en goedkoper kopiëren dan welke klerk ook. In een maand kan ik alle kopieën die jij ooit hebt verkocht produceren en zelfs meer.'
Fust keek naar het werk in de wijngaard om hem heen en zweeg. Hij had van Parijs tot Wenen en weer terug overal en altijd handelgedreven; hij wist wel hoe hij zijn emoties moest verbergen. Maar hij kon zijn verbazing niet helemaal verbergen.
Hij keek omlaag en las de eerste paar regels van het boek.
'Geen correcties,' merkte hij op.
Dat klopte. Anders dan andere manuscripten waren er geen doorhalingen, krabbels in de kantlijn.
'Met deze nieuwe schrijfvorm kunnen we proeflezen en corrigeren voordat we één woord op papier zetten.'
Dat verstoorde zijn kalmte en ontlokte hem een scherpe blik, om te kijken of hij in de maling werd genomen.
'Klanten zien graag verbeteringen,' was het enige wat hij zei.
'Het zijn ontsieringen van het papier. Ze bezoedelen het.'
'Ze tonen dat de schrijver moeite heeft gedaan om zijn werk te verbeteren.'
'Maar als hij echt zijn werk goed had gedaan, zouden er geen vergissingen zijn om te verbeteren.'
'Alleen God is volmaakt.'
'Dan zal ik zo volmaakt mogelijk zijn.'
Fust bestudeerde de bladzijde opnieuw. 'Je hebt nog wel wat werk voor de boeg. Schrijven is meer dan goed spellen. Hoe deze bladzijden ook zijn geschreven, het was niet met een vaste hand.'
'Daarom heb ik geld nodig, om de uitvinding te vervolmaken. Ik dacht dat jij vanwege je belangstelling voor het boekenvak misschien wel geïnteresseerd zou zijn.' Ik stak mijn hand uit om het grammaticaboek terug te pakken. 'Misschien heb ik me vergist.'
Fust hield het boek vast.
'Een nieuwe manier van schrijven die gelezen kan worden voordat hij wordt geschreven. En waarmee je in een maand meer exemplaren kunt produceren dan een klerk in zijn hele leven,' herhaalde ik. 'Wat zou jou dat waard zijn?'
Fust toonde een zuinig lachje. 'Ik denk dat jij me dat nu gaat vertellen.'
Ik had genoeg van het bijeenscharrelen van miezerige leningen waarmee ik amper de rente van de vorige kon betalen. En ik wilde ook geen syndicaat van investeerders die mij met hun gekibbel meer tijd zouden kosten dan mijn werk zelf. Ik had besloten me in Mainz te vestigen. Ik wilde één schuldeiser die zó met mijn project was verbonden dat hij het niet kon laten mislukken.
'Duizend gulden.'
Fust hief zijn handen op en blies erop.
'Dat is een fabelachtig bedrag. Hoe ga je dat aanwenden om mij terug te kunnen betalen?'
'Kom maar eens kijken.'

Het Verboden Boek
Section0001.xhtml
Section0090.xhtml
Section0088.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0034.xhtml
Section0033.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml