XXXV

Parijs

Een ijskoude wind gierde over de Seine. Op een kade langs de rivier staken vier L-vormige torens omhoog in de grijze lucht. De architect had beoogd dat ze op rechtopstaande opengeslagen boeken zouden lijken, maar voor Emily leken ze meer op de hoeken van een enorm glazen kasteel. Al was er geen kasteel te zien. De ruimte tussen de torens een lap grond ter grootte van enkele voetbalvelden was leeg. Pas als je omlaag keek, zag je de binnenstebuiten gekeerde kern van het complex: een glazen kuil, een diep, rechthoekig uitgegraven terrein van twintig meter diep de grond in, waarbij de verschillende verdiepingen van de bibliotheek uitkeken over een verzonken binnenplaats. En in plaats van een kasteel in het woud was het een woud in het kasteel, want de binnenplaats stond vol bomen, die zo diep stonden dat hun bovenste takken net tot aan de begane grond reikten. Het leek totaal niet op enige bibliotheek die Emily ooit had gezien.
De bomen begonnen boven haar uit te rijzen terwijl ze met een lift langs de buitenkant de kuil in ging. Deze bracht haar naar omlaag tot aan een tussenverdieping, waar een verveelde wachtpost haar tas plichtmatig doorzocht. Het was daarbinnen warm: een stijlvolle atmosfeer van rode tapijten en gepolijst hout, zoals de foyer van een theater. Zelfs de computers stonden in houten kasten. Emily liep naar een ervan toe en legde de kaart van Gillian op een platte metalen scanner. Een boodschap op het scherm in het Frans verwelkomde Gillian Lockhart. Emily keek naar de slingerende kabels die uit de computer naar een leiding in de grond liepen, en vroeg zich af hoe ver die tentakels zich uitstrekten, welke uithoeken van de elektronische wereld gewaarschuwd waren dat Gillian Lockhart blijkbaar zojuist was verschenen in de Bibliothèque Nationale.
Emily tikte met een nagel op het touchscreen. Er verscheen een lijst:

Verloren Bijbelboeken
Onderzoek naar de Physiologus in de Middeleeuwen
Physiologus (anoniem-, XVe eeuw)

Ze fronste. Een physiologus was een bestiarium, een verzameling fabels die voor zoölogie door moest gaan. Ze had er een groot aantal van bestudeerd voor haar studie van middeleeuwse dierenmotieven. Waarom had Gillian dit boek geraadpleegd? Had ze iets gevonden wat samenhing met de dieren op de speelkaarten?
Ze tikte weer op het scherm om de boeken op te vragen uit de torens waar ze werden bewaard.

Merci. Gillian Lockhart


Emily kreeg een onbehaaglijk gevoel en een rilling liep over haar rug. Het beviel haar niets om Gillian Lockhart te zijn. Ze hadden elkaar nooit ontmoet maar Gillian had in The Cloisters rondgewaard als een geest die in de middeleeuwse stenen zat, een naam die gegarandeerd het onderwerp van een gesprek veranderde. Alle musea hebben zo hun geheimen, en Emily net afgestudeerd, bereidwillig en met de nodige eigen geheimen had het maar laten rusten. Ze vroeg zich af of Nick ervan wist. Het had iets wanhopig onschuldigs zoals hij zich gestort had op het vinden van Gillian. Een dolende ridder die zijn jonkvrouw was komen redden. Emily had genoeg middeleeuwse romans gelezen om te weten dat jonkvrouwen die ridders stuurden op een queeste, niet altijd waren wat ze leken.
De boeken zouden naar de leeskamer op de verdieping van de binnenplaats worden gebracht. Ze gaf haar tas af bij de garderobe en liep toen naar de rij dranghekjes en hield de kaart voor een ander kaartleesapparaat. Het hekje ging open en ze stapte erdoorheen, proberend niet te rillen bij het voelen van de koude stang tegen haar kousen.

Gillian Lockhart
Verkeert in levensgevaar :-)
(Voor het laatst bijgehouden op 2 januari 11:54:56)

In een internetcafé aan de rue St Georgcs slaakte Nick een zucht. Gillian had altijd eigenschappen gehad die voor hem een mysterie bleven. Zoals ze pindakaas op hamburgers smeerde. Zoals ze soms haar telefoon uitzette en 's nachts niet thuiskwam. Toen hij had gewaagd haar te vragen of ze een ander had, had ze hem ervan beschuldigd dat hij geen fantasie had en had ze zichzelf in de slaapkamer opgesloten.
Waarom had ze 'verkeert in levensgevaar' geschreven? Als ze echt in gevaar had verkeerd, zou ze de politie wel hebben gebeld, of zijn gevlucht, niet op het internet haar profiel zijn gaan bijwerken. Tenzij het een laatste gebaar was van verzet, een grap om de komende gebeurtenissen te bespotten. Dat zou wel wat voor haar zijn.
Naast haar naam stond een foto een andere dan die op haar bibliotheekpas. Deze was ouder, Gillian met lang zwart haar, steil gekamde pony en zwaar opgemaakte pandaogen als een kunststudente. Hij probeerde de website te doorzoeken. Er was een billboard waar anderen hun gebruikelijke banaliteiten konden plaatsen, gevloek en getier en slecht gespelde beledigingen die op het web voor spitsvondigheid moesten doorgaan. Deze was leeg. Hij klikte naar een ander deel van de site, een fotoalbum. Er stonden een paar foto's: Gillian die bier zat te hijsen op een feestje met een enorme sombrero op, Gillian over een rotsblok uitgespreid in Central Park terwijl ze deed of ze de rots omarmde en schalks naar de camera glimlachte, Gillian voor een boulangerie met een baguette onder de arm. Inmiddels was ze een blondine geworden, hetzelfde uiterlijk als op de bibliotheekpas. Hij vroeg zich af wie de foto had genomen. Atheldene?
Er waren geen foto's van Gillian en Nick samen. Hij maakte zichzelf wijs dat hij er ook geen had verwacht en vroeg zich af naar wie hij eigenlijk zocht.
Voor hij vertrok, keek hij nog even op nieuwssites of er iets over hem werd gemeld. Hij had verwacht dat er wel ergens een kop zou zijn verschenen: moordverdachte ontvlucht land. Hij vond wat artikelen over de moord op Bret, maar geen van de laatste twee dagen. Wisten ze niet dat hij was gevlucht? Waren ze tot inzicht gekomen en hadden ze beseft dat hij onschuldig was? Hij dacht aan inspecteur Royce en concludeerde dat dat niet erg waarschijnlijk was.
Hij moest denken aan iets wat Gillian eens had gezegd. Hij had haar een keer uit het raam van hun appartement zien staren, tussen de jaloezieën door turend naar de lege straat. Hij had erop gewezen dat er geen kip te bekennen was, waarop zij met een geforceerd diepe stem had geantwoord: 'Dat jij ze niet ziet, wil nog niet zeggen dat zij jou niet kunnen zien.'
Hij had het voor een grap gehouden, een zinnetje uit een film, een van de personages die ze zich geregeld aanmat. Hij was een boterham gaan smeren. Maar toen hij door de keukendeur omkeek, was ze nog steeds door het raam aan het spieden.

Eens was het alarm een zwart bakelieten telefoontoestel geweest dat met een schakelbord werd verbonden door zwarte kabels die eraan hingen als ketenen aan een kerkermuur. Later was dat een pieper geworden; nog later een opeenvolging van steeds kleinere en slimmere mobieltjes. In de loop van al die incarnaties was één ding constant gebleven: het ging bijna nooit af. Maanden gingen voorbij in stilte, soms zelfs hele jaren.
Nu rinkelde het voor de tweede keer in drie weken. Vader Michel Renais, de laatste telg in een lange lijn van mannen die dat toestel hadden vastgehouden, staarde naar het scherm. De vorige keer dat het had gerinkeld, was hij gaan zweten en had hij het bijna laten vallen. Ditmaal was hij er klaar voor. 'Oui?
'We hebben een seintje binnengekregen. Bibliothèque Nationale, tuinniveau, stoel N48.'
'Bien.'
Door technologie werd het tegenwoordig wat al te makkelijk, dacht vader Michel. Ooit moesten ze stapels verzoekschriften doornemen, universiteitsgegevens met elkaar vergelijken, teksten voor zelfs de basaalste aanvragen coderen. Nu waren ze al op de hoogte voordat een lezer zijn stoel had gevonden.
Hij draaide het nummer dat de kardinaal hem had gegeven.
'In de Bibliothèque Nationale. Hetzelfde boek als de vorige keer. En dezelfde naam. Gillian Lockhart.'
Hij hoorde een droog lachje aan de andere kant van de lijn. 'Het zou me sterk verbazen als het Gillian Lockhart was.'

Het was alsof hij een ruimteschip betrad, of een middeleeuwse kerker die door een toekomstige beschaving opnieuw was bedacht. Emily ging met een lange roltrap omlaag door de spelonkachtige hal die de buitenste schil vormde van het complex. Een ondergrondse slotgracht omringde het ondergrondse kasteel. De buitenste wallen waren van massief beton, terwijl de binnenkant werd beschermd door enorme gordijnen van stalen ringen als een soort maliënkolder. Onderaan controleerde een ander apparaat haar kaart, waarna ze werd toegelaten tot de laatste twee deuren. Hier bevond ze zich weer in het kasteel: bureaus, tapijten, gepolijst hout.
Emily vond de stoel die haar door de computer was gewezen en wachtte. Ze staarde door de ramen naar het beboste plein buiten. Het leek op iets uit een legende: dikke naaldbomen staken uit tussen de ontbladerde berken en eiken, met dunne sneeuwlaagjes op de takken. Zelfs nu in de winter kon ze de overkant van het plein nauwelijks tussen de takken door zien.
Een rood lichtje boven het bureau riep Emily naar de uitleenbalie. Een verveelde bibliothecaresse stak haar hand uit.
'Votre carte?'
Emily glimlachte om haar nervositeit te verbergen. Ze stak haar kaart omhoog, met haar duim over Gillians gezicht om dat te verbergen. De bibliothecaresse keek er nauwelijks naar en reikte in een hokje achter haar en legde twee boeken op de balie.
'Ik had er drie besteld,' zei Emily in het Frans.
De bibliothecaresse vernauwde haar zwaar opgemaakte ogen tot streepjes. Voor Emily kon protesteren, trok ze de kaart uit haar hand en sloeg hem neer op het kaartleesapparaat naast haar computer. Ze bestudeerde het beeldscherm.
'Anoniem, Physiologus. Dit boek ontbreekt.' Ze scrolde omlaag. 'Heeft u dit boek al eens eerder aangevraagd?'
'Eh, ja. In december.'
'En toen ontbrak het ook al.'
Was het een vraag? Emily koos voor een hopelijk toepasselijk Frans gromgeluid, vergezeld van een onbestemd schouderophalen.
'In het systeem staat een aantekening dat we dit boek de vorige keer dat u ernaar vroeg niet konden vinden.'
Emily steunde met haar hand op de balie om houvast te krijgen. 'Ik... ik vroeg me alleen af of het al was opgedoken.'
'Non:
'De onlinecatalogus geeft nog steeds aan dat het verkrijgbaar is,' drong Emily aan.
'Dan staat er een fout in de catalogus. Ik zal er opnieuw een aantekening van maken.' Ze keek over Emily's schouder heen naar de volgende in de rij. Emily begreep de hint.
Ze liep terug naar haar tafeltje met twee boeken die waren gebracht: Onderzoek naar de Physiologus en Verloren Bijbelboeken. Niets dat verband hield met Gillian Lockhart was ooit duidelijk. Het enige wat ze steeds zag, waren ver verwijderde schaduwen die net uit haar gezichtsveld wegschoten, ze wist niet goed of ze echt waren of een zinsbegoocheling. Ze had bijna met Nick te doen.
Maar ze kon alleen afgaan op wat ze zeker wist. Ze begon met het Onderzoek naar de Physiologus, nieuwe feiten toevoegend aan wat ze al wist. De term 'physiologus' was in onbruik geraakt in de middeleeuwen, maar nieuw leven ingeblazen toen vernieuwende drukkers hun boeken een ouderwets zegel van authenticiteit wilden geven. Het boek dat niet was gebracht, stond in de onlinecatalogus vermeld als vijftiende-eeuws. Emily bladerde naar de appendix. Er waren elf gedrukte edities van de physiologus bekend van vóór 1500. Geen ervan was de in de catalogus vermelde editie.
Een dood spoor. Ze boog zich over het andere boek, de Verloren Bijbelboeken. Dit was een neteliger kwestie: ze vond het moeilijk zich te verdiepen in de tekst zonder te weten waar ze naar zocht. Ze bladerde erdoorheen op zoek naar potloodkrabbels die Gillian misschien in de kantlijn zou hebben gezet, of misschien onderstreepte woorden. Ze zocht naar verwijzingen naar dieren, bestiaria of kaarten; het enige wat ze vond waren profeten, oude koningen en vertoornde goden.

Ze hoorde achter zich een kuchje en keek om. Het was de bibliothecaresse.
Haar hart klopte sneller. 'Heeft u het gevonden?'
De bibliothecaresse schudde het hoofd. 'Er is een boodschap. U moet naar de informatiebalie op de bovenste verdieping gaan. Er is daar een man die u wil zien... Monsieur Ash. Hij zegt dat het een noodgeval is.'

Het laatste telefoonnummer dat Gillian met haar mobieltje had ingetoetst was een taxibedrijf. Nick had ze kunnen bellen, maar dat zou hem wat te snel zijn gegaan. Dit was zijn laatste aanwijzing; zodra dat stukliep, zou er niets meer over zijn. Dus zocht hij het adres op het internet op, en hield hij zichzelf voor dat hij nog steeds vorderingen maakte.
Hij haatte het gevoel niet te weten wat er stond te gebeuren. Gillian had hem vaak gepest dat hij het hele leven op een school wilde laten lijken. 'Als God jou een schema voor de rest van je leven zou geven drie werkblokken, een halfuur lunch, veertig minuten online, een uur buitenschoolse seks zou jij echt in je nopjes zijn.' Hij had het niet ontkend.
Gillian daarentegen was spontaan. Soms vond Nick het zelfs bijna op een neurose lijken, als hij te moe was om het bij te benen. Ze vond dan bijvoorbeeld een folder voor een concert of een tentoonstelling in de goot en ging er diezelfde avond dan nog naartoe; vrienden van wie hij nooit eerder had gehoord, belden haar soms rond middernacht op, net in New York aangekomen, en zij haastte zich vervolgens naar Penn Station om ze naar hun appartement te brengen. Ze ontmoette een vent in een trein en zat de volgende ochtend in zijn appartement canasta te spelen om twee uur in de ochtend.
'Mensenlevens voltrekken zich als een uurwerk,' zei ze eens tegen hem. 'In het begin draaien ze op volle kracht, en tegen hun dertigste zijn ze al helemaal uitgeteld. Als je er niet voor gaat, blijf je achter. Je moet wat ongecontroleerde chaos in je leven introduceren.'
Toen ze hem had verlaten, had hij die folders over straat zien waaien en had hij zich afgevraagd of hij dat ook was geweest; iets wat ze had gevonden, een impuls waar ze op in was gegaan om zichzelf te bewijzen dat ze het nog steeds kon. Ongecontroleerde chaos.
Het taxikantoor was een klein kioskje dat zich in de ruimte tussen twee grote gebouwen had weten te wurmen. Binnen stond niet veel: een verwelkende plant in een plastic pot, drie plastic stoelen die door sigaretten waren gebrandmerkt en twee vrouwen achter een venster voor een verbleekte kaart van Parijs zittend. Hun gezichten waren zo zwaar opgemaakt dat ook zij van plastic leken te zijn. Ze droegen allebei een jas, wollen muts en vingerloze handschoenen. Telkens wanneer de telefoon rinkelde, nam de vrouw links op, brulde dan een stel vragen en gaf de antwoorden vervolgens door aan de vrouw naast zich. Die pakte op haar beurt een radiomicrofoon en herhaalde alles wat de eerste vrouw had gezegd. Het leek een soort arbeidsverdeling die alleen de Fransen hadden kunnen bedenken.
Nick liep naar het raam toe.
'Spreekt u Engels?'
De radiovrouw zat nog steeds bevelen in de microfoon te schreeuwen. De vrouw met de telefoon keek hem even aan en knikte toen met het hoofd in de richting van haar collega. Nick wachtte tot deze was uitgesproken.
'Anglais,' blafte de telefoonvrouw.
De radiovrouw snauwde: 'Een beetje.'
'Een vriendin van me nam op veertien december een taxi. Ik wil graag weten waar ze naartoe ging.' Hij keek om zich heen, de moed verliezend. Er was nergens een computer te bekennen, niet eens een archiefkast. 'Bewaart u geen oude gegevens?'
De vrouw staarde hem aan vanonder turquoise lagunes van oogschaduw. 'Non.'
Als hij eerlijk moest zijn, had hij dat ook niet verwacht, Hoop deed pijn; hij was bijna dankbaar dat ze zijn hoop in de kiem smoorden. Hij liep weg.
'Nom,' herhaalde de vrouw achter hem. 'Sa nom. Haar naam.'
Nick keek om, schaapachtig kijkend toen hij besefte dat hij het verkeerd had verstaan.
'Gillian Lockhart.'
Het gerinkel van een telefoon onderbrak hen. Opnieuw ontspon zich het ritueel tussen de beide vrouwen. Toen het was afgehandeld, keek de radiovrouw hem weer aan. Ze sloot haar ogen en zei op, alsof ze in de microfoon sprak: 'Gillian Lockhart. Halfdrie 's middags. Van rue St Antoine kwam zij hier.'
Nick keek om zich heen in het plastic kantoor. 'Hier? lci?
De receptioniste wees op een groot neoclassicistisch gebouw aan de overkant van de straat. 'Het station. Het Gare de l'Est.'
Zijn zoektocht duurde er maar een paar minuten langer door, dus stak Nick de straat over en liep het station binnen. Het rook er naar dieseldampen en staal. Hij staarde naar de rijen beeldschermen op palen die uit de muur staken waarop de bestemmingen werden aangegeven. Hij was altijd gek geweest op Europese spoorwegstations: de statige architectuur die door roet werd geblakerd, de slanke treinen, de bestemmingen die zich over een heel continent uitstrekten in plaats van enkel veilige buitenwijken van forenzen. Hij las de namen op van de oplichtende schermen. Bale, Epernay, Frankfort, München; Salzburg, Straatsburg; Wenen.
Waar moest hij nu heen?

De stang van het dranghekje rolde weg en liet Emily door, de foyer in. De informatiebalie bevond zich voor haar in het midden van de ruimte. Ze zocht naar Nick maar zag hem nergens. Ze keek even naar de glazen muur rechts van haar, naar het balkon dat uitkeek op het beboste binnenplaatsje. In de zomer werd het een café vol tafeltjes en stoelen; nu was het zo goed als uitgestorven. Een korte man in zilveren windjack stond tegen de balustrade aan geleund een sigaret te roken. Zocht hij haar?
Hij gooide zijn peukje op de grond en plette het met de punt van zijn schoen. Emily liep naar de informatiebalie.
'Ik heb in de leeszaal een boodschap gekregen. Is er hier iemand die Nick Ash heet die...'
'Hier.'
Een hand greep haar bij haar arm, zo stevig dat ze dacht dat hij zou breken. Hij trok haar weg van de dommelende receptionist en slingerde haar naar de deur, haar meesleurend. Angst deed haar verstijven en ze volgde hem als een mak lammetje. Was dit ook met Gillian gebeurd? Ze keek op en zag een zwaargebouwde man met een gebroken neus en borstelige zwarte wenkbrauwen. Zijn linkerarm reikte om zijn lichaam heen om haar vast te houden terwijl zijn rechter met iets hards in haar rug stak.
'Ik heb een pistool. Niet schreeuwen, en probeer niet te vluchten.'
Ze zou nooit hebben kunnen vluchten. Haar benen waren slap als pudding; ze kon amper lopen. Haar overmeesteraar moest haar bijna slepen over het tapijt. Ze waren al halverwege op weg naar de deur. Buiten haastte de man in het windjack zich naar hen toe.
Het gepiep van een alarm overstemde haar angst. Bij de ingang fouilleerde de bewaker een langharige student wiens vele kettingen en knoppen de metaaldetector hadden doen afgaan. Emily keek toe. Kon je echt een pistool langs de detector heen loodsen? Of blufte hij?
'Neem me alsjeblieft niet mee,' fluisterde ze tegen haar ontvoerder. Ze waren al bijna bij de uitgang gekomen. 'Ik weet wat je zoekt. Het zit in mijn tas. Je mag het hebben. Maar laat me alsjeblieft gaan.'
Hij aarzelde vlak voor het fluwelen koord dat de rand van de foyer markeerde. Hij luisterde tenminste. Hij keek omlaag naar haar lege handen.
'Waar is je tas?'
Ze maakte een hoofdbeweging in de richting van de garderobe. 'Ik moest hem achterlaten voor ik de leeszaal in ging.'
Zo abrupt als hij haar had vastgegrepen, deed hij haar nu weer omdraaien en dirigeerde haar naar de garderobe. Net voordat ze daar aankwamen, liet hij haar los en duwde haar uit haar evenwicht, zodat ze tuimelend tegen de toonbank aan viel. Ze stak de verbouwereerde garderobebewaker haar ticket toe, en hij kwam even later terug met haar bruine tas. Zodra ze die in haar handen had, voelde ze weer de greep om haar elleboog.
'Een euro,' zei de garderobebewaker.
Emily klikte de tas open en zocht erin. De bankschroef om haar arm werd steviger; ze voelde zich misselijk worden van de pijn. Maar ze had gevonden wat ze zocht. Ze haalde een munt tevoorschijn... maar ze maakte een onhandige beweging. De tas viel uit haar hand en op het tapijt.
Ze glimlachte zwakjes als verontschuldiging naar de garderobebewaker en deed alsof ze hem ging oprapen. Haar ontvoerder wist niet goed of hij dat moest toelaten, maar kneep haar wat minder hard.
Dat volstond. Ze kwam sneller omhoog dan hij had verwacht en sloeg hem uit evenwicht. Dat gaf haar de ruimte om zich om te draaien. Ze stootte met haar hand omhoog naar zijn gezicht en voor hij kon reageren kneep ze hard in de spuitbus in haar hand.
Een straal pepperspray schoot uit het mondstuk, recht in zijn gezicht. Hij sloeg achterover terwijl hij naar zijn ogen greep. Een alarmbel begon te krijsen; Emily vroeg zich af of de spray misschien een rookalarm had geactiveerd. Maar het kwam van de deur. De man in het windjack had gezien wat er was gebeurd en was naar binnen gerend, wat de metaaldetector had doen afgaan. Hij reikte in zijn opbollende jas, en viel op de grond toen bewakers hem tackelden.
Emily pakte haar tas en vluchtte.

Het Verboden Boek
Section0001.xhtml
Section0090.xhtml
Section0088.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0034.xhtml
Section0033.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml