XXXV
Parijs
Een ijskoude wind gierde over de Seine. Op een kade langs de
rivier staken vier L-vormige torens omhoog in de grijze lucht. De
architect had beoogd dat ze op rechtopstaande opengeslagen boeken
zouden lijken, maar voor Emily leken ze meer op de hoeken van een
enorm glazen kasteel. Al was er geen kasteel te zien. De ruimte
tussen de torens een lap grond ter grootte van enkele voetbalvelden
was leeg. Pas als je omlaag keek, zag je de binnenstebuiten
gekeerde kern van het complex: een glazen kuil, een diep,
rechthoekig uitgegraven terrein van twintig meter diep de grond in,
waarbij de verschillende verdiepingen van de bibliotheek uitkeken
over een verzonken binnenplaats. En in plaats van een kasteel in
het woud was het een woud in het kasteel, want de binnenplaats
stond vol bomen, die zo diep stonden dat hun bovenste takken net
tot aan de begane grond reikten. Het leek totaal niet op enige
bibliotheek die Emily ooit had gezien.
De bomen begonnen boven haar uit te rijzen terwijl ze met een lift
langs de buitenkant de kuil in ging. Deze bracht haar naar omlaag
tot aan een tussenverdieping, waar een verveelde wachtpost haar tas
plichtmatig doorzocht. Het was daarbinnen warm: een stijlvolle
atmosfeer van rode tapijten en gepolijst hout, zoals de foyer van
een theater. Zelfs de computers stonden in houten kasten. Emily
liep naar een ervan toe en legde de kaart van Gillian op een platte
metalen scanner. Een boodschap op het scherm in het Frans
verwelkomde Gillian Lockhart. Emily keek naar de slingerende kabels
die uit de computer naar een leiding in de grond liepen, en vroeg
zich af hoe ver die tentakels zich uitstrekten, welke uithoeken van
de elektronische wereld gewaarschuwd waren dat Gillian Lockhart
blijkbaar zojuist was verschenen in de Bibliothèque Nationale.
Emily tikte met een nagel op het touchscreen. Er verscheen een
lijst:
Verloren Bijbelboeken
Onderzoek naar de Physiologus in de Middeleeuwen
Physiologus (anoniem-, XVe eeuw)
Ze fronste. Een physiologus was een bestiarium, een verzameling
fabels die voor zoölogie door moest gaan. Ze had er een groot
aantal van bestudeerd voor haar studie van middeleeuwse
dierenmotieven. Waarom had Gillian dit boek geraadpleegd? Had ze
iets gevonden wat samenhing met de dieren op de speelkaarten?
Ze tikte weer op het scherm om de boeken op te vragen uit de torens
waar ze werden bewaard.
Merci. Gillian Lockhart
Emily kreeg een onbehaaglijk gevoel en een rilling liep over haar
rug. Het beviel haar niets om Gillian Lockhart te zijn. Ze hadden
elkaar nooit ontmoet maar Gillian had in The Cloisters rondgewaard
als een geest die in de middeleeuwse stenen zat, een naam die
gegarandeerd het onderwerp van een gesprek veranderde. Alle musea
hebben zo hun geheimen, en Emily net afgestudeerd, bereidwillig en
met de nodige eigen geheimen had het maar laten rusten. Ze vroeg
zich af of Nick ervan wist. Het had iets wanhopig onschuldigs zoals
hij zich gestort had op het vinden van Gillian. Een dolende ridder
die zijn jonkvrouw was komen redden. Emily had genoeg middeleeuwse
romans gelezen om te weten dat jonkvrouwen die ridders stuurden op
een queeste, niet altijd waren wat ze leken.
De boeken zouden naar de leeskamer op de verdieping van de
binnenplaats worden gebracht. Ze gaf haar tas af bij de garderobe
en liep toen naar de rij dranghekjes en hield de kaart voor een
ander kaartleesapparaat. Het hekje ging open en ze stapte
erdoorheen, proberend niet te rillen bij het voelen van de koude
stang tegen haar kousen.
Gillian
Lockhart
Verkeert in levensgevaar :-)
(Voor het laatst bijgehouden op 2 januari 11:54:56)
In een internetcafé aan de rue St Georgcs slaakte Nick een
zucht. Gillian had altijd eigenschappen gehad die voor hem een
mysterie bleven. Zoals ze pindakaas op hamburgers smeerde. Zoals ze
soms haar telefoon uitzette en 's nachts niet thuiskwam. Toen hij
had gewaagd haar te vragen of ze een ander had, had ze hem ervan
beschuldigd dat hij geen fantasie had en had ze zichzelf in de
slaapkamer opgesloten.
Waarom had ze 'verkeert in levensgevaar' geschreven? Als ze echt in
gevaar had verkeerd, zou ze de politie wel hebben gebeld, of zijn
gevlucht, niet op het internet haar profiel zijn gaan bijwerken.
Tenzij het een laatste gebaar was van verzet, een grap om de
komende gebeurtenissen te bespotten. Dat zou wel wat voor haar
zijn.
Naast haar naam stond een foto een andere dan die op haar
bibliotheekpas. Deze was ouder, Gillian met lang zwart haar, steil
gekamde pony en zwaar opgemaakte pandaogen als een kunststudente.
Hij probeerde de website te doorzoeken. Er was een billboard waar
anderen hun gebruikelijke banaliteiten konden plaatsen, gevloek en
getier en slecht gespelde beledigingen die op het web voor
spitsvondigheid moesten doorgaan. Deze was leeg. Hij klikte naar
een ander deel van de site, een fotoalbum. Er stonden een paar
foto's: Gillian die bier zat te hijsen op een feestje met een
enorme sombrero op, Gillian over een rotsblok uitgespreid in
Central Park terwijl ze deed of ze de rots omarmde en schalks naar
de camera glimlachte, Gillian voor een boulangerie met een
baguette onder de arm. Inmiddels was ze een blondine geworden,
hetzelfde uiterlijk als op de bibliotheekpas. Hij vroeg zich af wie
de foto had genomen. Atheldene?
Er waren geen foto's van Gillian en Nick samen. Hij maakte zichzelf
wijs dat hij er ook geen had verwacht en vroeg zich af naar wie hij
eigenlijk zocht.
Voor hij vertrok, keek hij nog even op nieuwssites of er iets over
hem werd gemeld. Hij had verwacht dat er wel ergens een kop zou
zijn verschenen: moordverdachte ontvlucht land. Hij vond wat
artikelen over de moord op Bret, maar geen van de laatste twee
dagen. Wisten ze niet dat hij was gevlucht? Waren ze tot inzicht
gekomen en hadden ze beseft dat hij onschuldig was? Hij dacht aan
inspecteur Royce en concludeerde dat dat niet erg waarschijnlijk
was.
Hij moest denken aan iets wat Gillian eens had gezegd. Hij had haar
een keer uit het raam van hun appartement zien staren, tussen de
jaloezieën door turend naar de lege straat. Hij had erop gewezen
dat er geen kip te bekennen was, waarop zij met een geforceerd
diepe stem had geantwoord: 'Dat jij ze niet ziet, wil nog niet
zeggen dat zij jou niet kunnen zien.'
Hij had het voor een grap gehouden, een zinnetje uit een film, een
van de personages die ze zich geregeld aanmat. Hij was een boterham
gaan smeren. Maar toen hij door de keukendeur omkeek, was ze nog
steeds door het raam aan het spieden.
Eens was het alarm een zwart bakelieten telefoontoestel geweest
dat met een schakelbord werd verbonden door zwarte kabels die eraan
hingen als ketenen aan een kerkermuur. Later was dat een pieper
geworden; nog later een opeenvolging van steeds kleinere en
slimmere mobieltjes. In de loop van al die incarnaties was één ding
constant gebleven: het ging bijna nooit af. Maanden gingen voorbij
in stilte, soms zelfs hele jaren.
Nu rinkelde het voor de tweede keer in drie weken. Vader Michel
Renais, de laatste telg in een lange lijn van mannen die dat
toestel hadden vastgehouden, staarde naar het scherm. De vorige
keer dat het had gerinkeld, was hij gaan zweten en had hij het
bijna laten vallen. Ditmaal was hij er klaar voor. 'Oui?
'We hebben een seintje binnengekregen. Bibliothèque Nationale,
tuinniveau, stoel N48.'
'Bien.'
Door technologie werd het tegenwoordig wat al te makkelijk, dacht
vader Michel. Ooit moesten ze stapels verzoekschriften doornemen,
universiteitsgegevens met elkaar vergelijken, teksten voor zelfs de
basaalste aanvragen coderen. Nu waren ze al op de hoogte voordat
een lezer zijn stoel had gevonden.
Hij draaide het nummer dat de kardinaal hem had gegeven.
'In de Bibliothèque Nationale. Hetzelfde boek als de vorige keer.
En dezelfde naam. Gillian Lockhart.'
Hij hoorde een droog lachje aan de andere kant van de lijn. 'Het
zou me sterk verbazen als het Gillian Lockhart was.'
Het was alsof hij een ruimteschip betrad, of een middeleeuwse
kerker die door een toekomstige beschaving opnieuw was bedacht.
Emily ging met een lange roltrap omlaag door de spelonkachtige hal
die de buitenste schil vormde van het complex. Een ondergrondse
slotgracht omringde het ondergrondse kasteel. De buitenste wallen
waren van massief beton, terwijl de binnenkant werd beschermd door
enorme gordijnen van stalen ringen als een soort maliënkolder.
Onderaan controleerde een ander apparaat haar kaart, waarna ze werd
toegelaten tot de laatste twee deuren. Hier bevond ze zich
weer in het kasteel: bureaus, tapijten, gepolijst hout.
Emily vond de stoel die haar door de computer was gewezen en
wachtte. Ze staarde door de ramen naar het beboste plein buiten.
Het leek op iets uit een legende: dikke naaldbomen staken uit
tussen de ontbladerde berken en eiken, met dunne sneeuwlaagjes op
de takken. Zelfs nu in de winter kon ze de overkant van het plein
nauwelijks tussen de takken door zien.
Een rood lichtje boven het bureau riep Emily naar de uitleenbalie.
Een verveelde bibliothecaresse stak haar hand uit.
'Votre carte?'
Emily glimlachte om haar nervositeit te verbergen. Ze stak haar
kaart omhoog, met haar duim over Gillians gezicht om dat te
verbergen. De bibliothecaresse keek er nauwelijks naar en reikte in
een hokje achter haar en legde twee boeken op de balie.
'Ik had er drie besteld,' zei Emily in het Frans.
De bibliothecaresse vernauwde haar zwaar opgemaakte ogen tot
streepjes. Voor Emily kon protesteren, trok ze de kaart uit haar
hand en sloeg hem neer op het kaartleesapparaat naast haar
computer. Ze bestudeerde het beeldscherm.
'Anoniem, Physiologus. Dit boek ontbreekt.' Ze scrolde
omlaag. 'Heeft u dit boek al eens eerder aangevraagd?'
'Eh, ja. In december.'
'En toen ontbrak het ook al.'
Was het een vraag? Emily koos voor een hopelijk toepasselijk Frans
gromgeluid, vergezeld van een onbestemd schouderophalen.
'In het systeem staat een aantekening dat we dit boek de vorige
keer dat u ernaar vroeg niet konden vinden.'
Emily steunde met haar hand op de balie om houvast te krijgen.
'Ik... ik vroeg me alleen af of het al was opgedoken.'
'Non:
'De onlinecatalogus geeft nog steeds aan dat het verkrijgbaar is,'
drong Emily aan.
'Dan staat er een fout in de catalogus. Ik zal er opnieuw een
aantekening van maken.' Ze keek over Emily's schouder heen naar de
volgende in de rij. Emily begreep de hint.
Ze liep terug naar haar tafeltje met twee boeken die waren
gebracht: Onderzoek naar de Physiologus en Verloren
Bijbelboeken. Niets dat verband hield met Gillian Lockhart was
ooit duidelijk. Het enige wat ze steeds zag, waren ver verwijderde
schaduwen die net uit haar gezichtsveld wegschoten, ze wist niet
goed of ze echt waren of een zinsbegoocheling. Ze had bijna met
Nick te doen.
Maar ze kon alleen afgaan op wat ze zeker wist. Ze begon met het
Onderzoek naar de Physiologus, nieuwe feiten toevoegend aan
wat ze al wist. De term 'physiologus' was in onbruik geraakt in de
middeleeuwen, maar nieuw leven ingeblazen toen vernieuwende
drukkers hun boeken een ouderwets zegel van authenticiteit wilden
geven. Het boek dat niet was gebracht, stond in de onlinecatalogus
vermeld als vijftiende-eeuws. Emily bladerde naar de appendix. Er
waren elf gedrukte edities van de physiologus bekend van vóór 1500.
Geen ervan was de in de catalogus vermelde editie.
Een dood spoor. Ze boog zich over het andere boek, de Verloren
Bijbelboeken. Dit was een neteliger kwestie: ze vond het moeilijk
zich te verdiepen in de tekst zonder te weten waar ze naar zocht.
Ze bladerde erdoorheen op zoek naar potloodkrabbels die Gillian
misschien in de kantlijn zou hebben gezet, of misschien
onderstreepte woorden. Ze zocht naar verwijzingen naar dieren,
bestiaria of kaarten; het enige wat ze vond waren profeten, oude
koningen en vertoornde goden.
Ze hoorde achter zich een kuchje en keek om. Het was de
bibliothecaresse.
Haar hart klopte sneller. 'Heeft u het gevonden?'
De bibliothecaresse schudde het hoofd. 'Er is een boodschap. U moet
naar de informatiebalie op de bovenste verdieping gaan. Er is daar
een man die u wil zien... Monsieur Ash. Hij zegt dat het een
noodgeval is.'
Het laatste telefoonnummer dat Gillian met haar mobieltje had
ingetoetst was een taxibedrijf. Nick had ze kunnen bellen, maar dat
zou hem wat te snel zijn gegaan. Dit was zijn laatste aanwijzing;
zodra dat stukliep, zou er niets meer over zijn. Dus zocht hij het
adres op het internet op, en hield hij zichzelf voor dat hij nog
steeds vorderingen maakte.
Hij haatte het gevoel niet te weten wat er stond te gebeuren.
Gillian had hem vaak gepest dat hij het hele leven op een school
wilde laten lijken. 'Als God jou een schema voor de rest van je
leven zou geven drie werkblokken, een halfuur lunch, veertig
minuten online, een uur buitenschoolse seks zou jij echt in je
nopjes zijn.' Hij had het niet ontkend.
Gillian daarentegen was spontaan. Soms vond Nick het zelfs bijna op
een neurose lijken, als hij te moe was om het bij te benen. Ze vond
dan bijvoorbeeld een folder voor een concert of een tentoonstelling
in de goot en ging er diezelfde avond dan nog naartoe;
vrienden van wie hij nooit eerder had gehoord, belden haar soms
rond middernacht op, net in New York aangekomen, en zij haastte
zich vervolgens naar Penn Station om ze naar hun appartement te
brengen. Ze ontmoette een vent in een trein en zat de volgende
ochtend in zijn appartement canasta te spelen om twee uur in de
ochtend.
'Mensenlevens voltrekken zich als een uurwerk,' zei ze eens tegen
hem. 'In het begin draaien ze op volle kracht, en tegen hun
dertigste zijn ze al helemaal uitgeteld. Als je er niet voor gaat,
blijf je achter. Je moet wat ongecontroleerde chaos in je leven
introduceren.'
Toen ze hem had verlaten, had hij die folders over straat zien
waaien en had hij zich afgevraagd of hij dat ook was geweest; iets
wat ze had gevonden, een impuls waar ze op in was gegaan om
zichzelf te bewijzen dat ze het nog steeds kon. Ongecontroleerde
chaos.
Het taxikantoor was een klein kioskje dat zich in de ruimte tussen
twee grote gebouwen had weten te wurmen. Binnen stond niet veel:
een verwelkende plant in een plastic pot, drie plastic stoelen die
door sigaretten waren gebrandmerkt en twee vrouwen achter een
venster voor een verbleekte kaart van Parijs zittend. Hun gezichten
waren zo zwaar opgemaakt dat ook zij van plastic leken te zijn. Ze
droegen allebei een jas, wollen muts en vingerloze handschoenen.
Telkens wanneer de telefoon rinkelde, nam de vrouw links op, brulde
dan een stel vragen en gaf de antwoorden vervolgens door aan de
vrouw naast zich. Die pakte op haar beurt een radiomicrofoon en
herhaalde alles wat de eerste vrouw had gezegd. Het leek een soort
arbeidsverdeling die alleen de Fransen hadden kunnen bedenken.
Nick liep naar het raam toe.
'Spreekt u Engels?'
De radiovrouw zat nog steeds bevelen in de microfoon te schreeuwen.
De vrouw met de telefoon keek hem even aan en knikte toen met het
hoofd in de richting van haar collega. Nick wachtte tot deze was
uitgesproken.
'Anglais,' blafte de telefoonvrouw.
De radiovrouw snauwde: 'Een beetje.'
'Een vriendin van me nam op veertien december een taxi. Ik wil
graag weten waar ze naartoe ging.' Hij keek om zich heen, de moed
verliezend. Er was nergens een computer te bekennen, niet eens een
archiefkast. 'Bewaart u geen oude gegevens?'
De vrouw staarde hem aan vanonder turquoise lagunes van oogschaduw.
'Non.'
Als hij eerlijk moest zijn, had hij dat ook niet verwacht, Hoop
deed pijn; hij was bijna dankbaar dat ze zijn hoop in de kiem
smoorden. Hij liep weg.
'Nom,' herhaalde de vrouw achter hem. 'Sa nom. Haar
naam.'
Nick keek om, schaapachtig kijkend toen hij besefte dat hij het
verkeerd had verstaan.
'Gillian Lockhart.'
Het gerinkel van een telefoon onderbrak hen. Opnieuw ontspon zich
het ritueel tussen de beide vrouwen. Toen het was afgehandeld, keek
de radiovrouw hem weer aan. Ze sloot haar ogen en zei op, alsof ze
in de microfoon sprak: 'Gillian Lockhart. Halfdrie 's middags. Van
rue St Antoine kwam zij hier.'
Nick keek om zich heen in het plastic kantoor. 'Hier?
lci?
De receptioniste wees op een groot neoclassicistisch gebouw aan de
overkant van de straat. 'Het station. Het Gare de
l'Est.'
Zijn zoektocht duurde er maar een paar minuten langer door, dus
stak Nick de straat over en liep het station binnen. Het rook er
naar dieseldampen en staal. Hij staarde naar de rijen beeldschermen
op palen die uit de muur staken waarop de bestemmingen werden
aangegeven. Hij was altijd gek geweest op Europese
spoorwegstations: de statige architectuur die door roet werd
geblakerd, de slanke treinen, de bestemmingen die zich over een
heel continent uitstrekten in plaats van enkel veilige buitenwijken
van forenzen. Hij las de namen op van de oplichtende schermen.
Bale, Epernay, Frankfort, München; Salzburg, Straatsburg;
Wenen.
Waar moest hij nu heen?
De stang van het dranghekje rolde weg en liet Emily door, de foyer
in. De informatiebalie bevond zich voor haar in het midden van de
ruimte. Ze zocht naar Nick maar zag hem nergens. Ze keek even naar
de glazen muur rechts van haar, naar het balkon dat uitkeek op het
beboste binnenplaatsje. In de zomer werd het een café vol tafeltjes
en stoelen; nu was het zo goed als uitgestorven. Een korte man in
zilveren windjack stond tegen de balustrade aan geleund een sigaret
te roken. Zocht hij haar?
Hij gooide zijn peukje op de grond en plette het met de punt van
zijn schoen. Emily liep naar de informatiebalie.
'Ik heb in de leeszaal een boodschap gekregen. Is er hier iemand
die Nick Ash heet die...'
'Hier.'
Een hand greep haar bij haar arm, zo stevig dat ze dacht dat hij
zou breken. Hij trok haar weg van de dommelende receptionist en
slingerde haar naar de deur, haar meesleurend. Angst deed haar
verstijven en ze volgde hem als een mak lammetje. Was dit ook met
Gillian gebeurd? Ze keek op en zag een zwaargebouwde man met een
gebroken neus en borstelige zwarte wenkbrauwen. Zijn linkerarm
reikte om zijn lichaam heen om haar vast te houden terwijl zijn
rechter met iets hards in haar rug stak.
'Ik heb een pistool. Niet schreeuwen, en probeer niet te
vluchten.'
Ze zou nooit hebben kunnen vluchten. Haar benen waren slap als
pudding; ze kon amper lopen. Haar overmeesteraar moest haar bijna
slepen over het tapijt. Ze waren al halverwege op weg naar de deur.
Buiten haastte de man in het windjack zich naar hen toe.
Het gepiep van een alarm overstemde haar angst. Bij de ingang
fouilleerde de bewaker een langharige student wiens vele kettingen
en knoppen de metaaldetector hadden doen afgaan. Emily keek toe.
Kon je echt een pistool langs de detector heen loodsen? Of blufte
hij?
'Neem me alsjeblieft niet mee,' fluisterde ze tegen haar
ontvoerder. Ze waren al bijna bij de uitgang gekomen. 'Ik weet wat
je zoekt. Het zit in mijn tas. Je mag het hebben. Maar laat me
alsjeblieft gaan.'
Hij aarzelde vlak voor het fluwelen koord dat de rand van de foyer
markeerde. Hij luisterde tenminste. Hij keek omlaag naar haar lege
handen.
'Waar is je tas?'
Ze maakte een hoofdbeweging in de richting van de garderobe. 'Ik
moest hem achterlaten voor ik de leeszaal in ging.'
Zo abrupt als hij haar had vastgegrepen, deed hij haar nu weer
omdraaien en dirigeerde haar naar de garderobe. Net voordat ze daar
aankwamen, liet hij haar los en duwde haar uit haar evenwicht,
zodat ze tuimelend tegen de toonbank aan viel. Ze stak de
verbouwereerde garderobebewaker haar ticket toe, en hij kwam even
later terug met haar bruine tas. Zodra ze die in haar handen had,
voelde ze weer de greep om haar elleboog.
'Een euro,' zei de garderobebewaker.
Emily klikte de tas open en zocht erin. De bankschroef om haar arm
werd steviger; ze voelde zich misselijk worden van de pijn. Maar ze
had gevonden wat ze zocht. Ze haalde een munt tevoorschijn... maar
ze maakte een onhandige beweging. De tas viel uit haar hand en op
het tapijt.
Ze glimlachte zwakjes als verontschuldiging naar de
garderobebewaker en deed alsof ze hem ging oprapen. Haar ontvoerder
wist niet goed of hij dat moest toelaten, maar kneep haar wat
minder hard.
Dat volstond. Ze kwam sneller omhoog dan hij had verwacht en sloeg
hem uit evenwicht. Dat gaf haar de ruimte om zich om te draaien. Ze
stootte met haar hand omhoog naar zijn gezicht en voor hij kon
reageren kneep ze hard in de spuitbus in haar hand.
Een straal pepperspray schoot uit het mondstuk, recht in zijn
gezicht. Hij sloeg achterover terwijl hij naar zijn ogen greep. Een
alarmbel begon te krijsen; Emily vroeg zich af of de spray
misschien een rookalarm had geactiveerd. Maar het kwam van de deur.
De man in het windjack had gezien wat er was gebeurd en was naar
binnen gerend, wat de metaaldetector had doen afgaan. Hij reikte in
zijn opbollende jas, en viel op de grond toen bewakers hem
tackelden.
Emily pakte haar tas en vluchtte.