Pakje
Een van de ergste teleurstellingen van mijn toch al niet sprookjesachtige jeugd betrof de cadeautjes in winkeletalages. Prachtige gouden en rode pakjes lagen overal, met krullende linten samengebonden, in nonchalante overdaad opgestapeld achter die met spuitbussneeuw kunstig vertruttigde winkelruiten, onder een ook al zo schitterend opgetuigde boom vol engelenhaar, vogeltjes, kribbetjes en trompetjes in allerlei gloeiende, flonkerende kleuren.
Thuis hadden we alleen zilveren ballen in de boom (met modderige kluit, zodat hij na de kerst in de tuin ‘gewoon verder zou groeien’, wat steevast mislukte), want alle overige opschik werd door mijn ouders afgedaan als ‘ordinair’ en/of ‘burgerlijk’. Ook kregen we geen kerstcadeautjes, want Ons Soort Mensen deed uitsluitend aan sinterklaas, en bovendien had Ons Soort Mensen geen cent te makken. Geen wonder dus dat ik me aan die etalagecadeautjes vergaapte. Wat zou er toch in zitten? Vast allerlei heerlijks en fijns. Zouden ze uitgedeeld worden aan trouwe klanten? Welk pakje zou ik nemen, als ik mocht kiezen?
Nou ja, u raadt het al. Op een kwade dag overwon ik mijn schroom, en pakte stiekem de grootste, meest glimmende doos onder zo’n middenstandsboom vandaan. Alleen even voelen... Maar slechts kille, holle gewichtsloosheid rustte in mijn kinderhanden. Leeg. Potjomkin-feestvreugde. Het was een zware slag. Ook mijn eigen kinderen moeten hierdoorheen, een proces waarover ik me véél meer zorgen maak dan over dat hele Sinterklaas-demasqué.
Zelf worstel ik inmiddels al jaren met een andere, maar met bovenvermeld verdriet samenhangende frustratie: het kerstpakket. Ik krijg nooit een kerstpakket, want ik ben een zzp’er. Een Zelfstandige Zonder Personeel, inderdaad, maar vooral een Zielige Zonder Pakket. Ja, ruim vijfentwintig jaar geleden heb ik er eens een gekregen, toen ik als telefoniste bij de taxicentrale werkte. Ik weet nog hoe heerlijk dat was: een blik ragout met van die lieve kleine bladerdeegbakjes erbij. Een fles wijn, kaaskoekjes, ananas op zware siroop, een blik roze zalm, een snoezig miniflesje cranberrylikeur. Feestelijk lachten de levensmiddelen me vanuit de houtwol tegemoet. Wat een vreugd. Nee, dat komt nooit meer terug.
‘Wat zit je nou te zeuren. Dan koop je toch gewoon zélf een kerstpakket?’ zegt u nu.
Helaas, dat gaat niet. Zeker, ze zijn voor elke sterveling te koop, maar minimaal vanaf tien stuks tegelijk. Tien miniflesjes cranberrylikeur en tien blikken ragout – nee, dan verliest de idylle haar betovering, lijkt me. Hedendaagse kerstpakketten zitten bovendien vol met verkeerde dingen, zoals wellness-touwhandschoenen of pepermolens met een ingebouwd lampje. Trouwens, de essentie van een kerstpakket is dat iemand ánders het voor je uitkiest. En dat doet niemand dus voor mij. Dat besef is van een diepe, dickensiaanse eenzaamheid.
Eigenlijk moest ik kleumend bij de ingang van de supermarkt gaan staan, met een stapeltje Kerstpakketlozenkranten. Maar ja, dat gaat weer ten koste van de Daklozenkrant-verkopers, en dakloos is tenslotte nog zieliger dan kerstpakketloos. Het zou me trouwens niets verbazen als de Daklozenkrant-verkopers wél een kerstpakket krijgen, van een overkoepelend Daklozenkrant-verkoperskerstpakkettenorgaan (nóóit ‘drie keer woordwaarde’ zeggen).
Maar ik dus niet. Ik zal ermee moeten leren leven: ik ben wel zielig, maar niet zielig genoeg voor een kerstpakket.