Koe
Sinterklaas is net God: hij bestáát weliswaar niet, maar er komt toch een hoop narigheid van.
Zo bevond ik mij onlangs in een groot warenhuis, waar het doorgaans dociele dinsdagpubliek voor de gelegenheid was getransformeerd tot een kolkende massa koopzieke krankzinnigen. Daar hoorde ik zelf helaas ook bij. Een nieuw scheerwatertje moest ik bijvoorbeeld hebben voor huisgenoot P., want scheerwatertjes hebben de gelukkige gewoonte nét voor sinterklaas op te raken, zodat je tenminste één cadeautje weet voor zo’n man. Ook was ik op zoek naar een ‘laserauto’ voor mijn jongste zoontje, want die stond op zijn verlanglijstje. ‘What the fuck is een laserauto?’ had ik hem gevraagd. ‘Duh. Dat weet Sinterklaas echt zelf wel!’ was het antwoord, en daar stond ik dus nu, op de speelgoedafdeling in het duister te tasten.
Ik was de enige niet. Even verderop kneep zo’n echtpaar uit de Zwitserleven-categorie keurend in een pluchen knuffelkoe. Dat wil zeggen, de vrouw kneep, en de man wou voornamelijk naar huis.
‘Ik vind hem leuk! Laten we deze doen!’ zei hij met een geforceerd soort geestdrift waar zijn vrouw al jaren niet meer in trapte. Ze had een leesbril aan een koordje tussen de panden van haar beige winterjas hangen en zette die nu op haar neus.
‘Kan ie wel gewassen?’ zei ze. ‘Ik neem ’m alleen als ie gewassen kan worden.’ Ze begon het speelgoed aan alle kanten zorgvuldig te bekijken, een handeling die de koe met een gedrogeerd glimlachje onderging. ‘Ik bedoel, je geeft een driejarig kind toch geen teddybeer die niet in de was kan...’ ging ze voort.
De man zou graag zijn schouders ophalen, maar hij hield zich in. ‘Het ís geen teddybeer. Het is een kóé,’ sprak hij, op een toon die schamper genoeg was om zijn vrouw aan het wankelen te brengen.
‘Nou, dat is nou flauw,’ antwoordde ze. ‘Jij vond hem toch óók leuk?’
De man sloot heel even de ogen. ‘Ik zeg niet dat ik hem niet leuk vind,’ zei hij. ‘Ik zeg alleen maar: het is geen teddybeer, het is een koe. Maar goed, het doet er ook niet toe...’
De vrouw keek nog eens naar de koe, maar niet meer zo welwillend als tevoren.
Stiekem keek ik mee. Nee, die koe was niks. Kinderen en knuffeldieren vormen trouwens sowieso een netelige combinatie. Je kunt zo’n kind de mooiste, duurste elitebeertjes, -schaapjes en -olifantjes toeschuiven, maar uiteindelijk worden ze toch pas écht verliefd op een gifgroene plastic hagedis die ze gratis bij een pompstation hebben gekregen. Een dergelijk mechanisme herhaalt zich overigens later vaak bij de partnerkeuze.
‘Oscartje heeft wel al héél veel van die beesten,’ zei de vrouw nu. Ze gaf haar man een ouderwetse arm en voerde hem weg van de blijkbaar inmiddels definitief versmade koe. ‘Maar alsjeblieft geen Lego. Ik heb met Lego de vreselijkste dingen meegemaakt...’ hoorde ik haar nog zeggen, voor ze uit beeld verdween.
In verwarring bleef ik achter. Wat voor vreselijke dingen kun je meemaken met Lego? Ja, je kunt ’s nachts onderweg naar de plee met je blote voeten op zo’n gemeen steentje gaan staan, zou ze dat bedoelen? Iets zei mij van niet. Maar wat dan wél?
Nooit zou ik het weten. En ook wat betreft die laserauto hield ik mijn hart vast.