Condomerie
Op regenachtige vrije dagen bezoek ik met mijn kinderen graag een museum om een beetje tegenwicht te bieden aan de verraderlijke lokroep van internet, en vooral ook omdat ik dan niet met ze naar een pretpark hoef. Afgelopen zaterdag was slecht begonnen, met een felle ruzie tussen mijn zoontjes, zeven en tien, over een condoom. Die jongens zijn gefascineerd door dit onsympathieke voorbehoedsmiddel. Ze bezitten er ieder één, dat ik ze na lang zeuren ter hand heb gesteld, en dat ze trouw in hun broekzak dragen, want ‘je weet maar nooit’. Die condooms zijn dus al vele malen meegewassen. ‘Tegen de tijd dat jullie het echt nodig hebben, doet ie het niet meer,’ zeg ik telkens. En nu was er dus één verdwenen, en de kwestie aan wie het overgebleven exemplaar toebehoorde, liep hoog op.
‘Laten we dan naar de condomerie gaan!’ zei mijn dertienjarige dochter. Geen idee hoe ze erbij kwam, maar het was een goed plan. De condomerie is tenslotte ook een soort museum, nietwaar, en bovendien zou een overdosis condooms die jongens misschien eindelijk van hun obsessie verlossen.
De condomerie is een klein, schattig winkeltje in de Amsterdamse binnenstad. De opening, zowat een kwarteeuw geleden, kan ik me nog goed herinneren, want die ging indertijd met nogal wat giechelige commotie gepaard. Het bleek er nog steeds druk.
Een Vlaamse vader die juist met zijn zoontje langs de etalage liep, verklaarde met benijdenswaardig aplomb dat de uitgestalde koopwaar ‘zakskes voor uw zaakske’ betrof, en een groep Britten stond kinderachtig te ginnegappen, maar die mensen komen dan ook uit een land waar het preservatief tot voor kort nog eufemistisch werd omschreven als something for the weekend. Misschien neuken Britten trouwens wel alleen in het weekend. Waarom ook niet? Dan blijft een en ander tenminste overzichtelijk.
Bij het binnentreden werd ik toch een beetje zenuwachtig, want ik voed mijn kinderen weliswaar niet preuts op, maar over fenomenen als ‘beflapje’ of ‘glijmiddel voor anale toepassing’ wens ik toch een gepast zwijgen te handhaven, en ook dat doodenge vrouwencondoom wil ik ze niet hoeven uitleggen. Gelukkig lagen de écht choquerende artikelen niet duidelijk in het zicht, ten gunste van een ontzaglijk assortiment aan gummiwaren in veelal feestelijke kleuren. Mijn jongetjes vergaapten zich geruime tijd aan die overdaad: een Eiffeltoren-condoom, een walnoot die na het kraken een verrassende inhoud bleek te bevatten, een dito toffee, kauwgompje en sleutelhanger, condooms met vanille-aardbeien- of chocoladesmaak en poezen-, honden-, of konijnengezichtjes.
‘Mogen we iets uitkiezen?’ vroegen ze. Tsja, dat mogen ze in de museumwinkel óók altijd, dus waarom niet?
‘O, kijk, ze hebben ze ook in mijn maat!’ wees mijn jongste zoontje verrukt op een rijtje rubbers die daar, oplopend van maatje pink tot kampioenskomkommer, met miniknijpertjes aan een waslijntje bevestigd waren. Maar uiteindelijk koos hij, na lang aarzelen, toch een condoom met een varkensgezichtje, een goede keus voor een zevenjarige. Zijn broer besloot tot een praktische ‘starterset’, die hem over een jaar of vijf wellicht goed van pas zal komen.
Ze zitten er zoet mee te spelen. Ik hoop maar dat mijn moeder niet langskomt.