Glasbak

Bij de glasbak waar ik wat, eh... lege appelmoespotten kwam wegwerpen, stond een lange dunne man in een bevlekte legerparka, op nieuwe, witte gymschoenen die nogal bij de rest van zijn verschijning detoneerden. Met zijn ingevallen wangen, vreemd glanzende ogen en onnatuurlijke blosjes zag hij eruit als het schoolvoorbeeld van een teringlijder, een ouderwetse teringlijder uit de tijd dat het nog geen scheldwoord was. Hij had het gezicht van een gekwelde negentiende-eeuwse Russische kunstenaar – kortom, van Dostojevski.

Tussen die veel te witte schoenen stond een plastic tasje van avondwinkel Sterk.

Ik dacht aan het verschijnsel avondwinkel. Daar haalde ik vroeger na zessen vergeten onontbeerlijkheden als kattenvoer of suiker, en drank natuurlijk, als de reguliere portie niet toereikend bleek, bijvoorbeeld bij onverwachte feestvreugde, want daar was in mijn jonge jaren regelmatig sprake van.

Naar de avondwinkel ging je trouwens niet voor je lol, want alles was er duur. Toen de supermarkten eenmaal ’s avonds ook open mochten blijven, verwachtte ik dus dat avondwinkels zouden uitsterven, met eventueel een paar schimmige kioskjes als overblijfsel, voor de enkeling die na tienen nog om een fles lambrusco of rol pleepapier verlegen zat. Maar niks hoor. Er zijn meer avondwinkels dan ooit, en sommige zijn al vanaf negen uur ’s ochtends open. Begrijpt u het? Begrijp ik het?

Maar in ieder geval, die zwerver was dus óók naar de avondwinkel gegaan, op klaarlichte dag, voor die dosis bier waar hij nu bij de glasbak van stond te drinken, nota bene schuin tegenover een goed geoutilleerde, reguliere supermarkt. Op zich is drinken bij een glasbak wel zo praktisch, want je hoeft al dat glaswerk na gedane zaken niet te verslepen. Bier is eigenlijk sowieso geen efficiënte drank voor alcoholisten, bedacht ik, want je moet er onvoorstelbaar veel van drinken vóór de gewenste graad van bezinningsloosheid is bereikt, terwijl je met een halve fles wodka een heel eind komt.

Net wou ik weer eens verder lopen toen Dostojevski op me af kwam gestommeld. Ik was er al bang voor: of het nou eci-boekenclubcolporteurs zijn, Jehova’s getuigen, mormonen met zendingsdrang, verwarde mompelaars, ontheemde honden of gewone zuiplappen, ze moeten altijd míj hebben.

‘Heb je een eurootje voor me?’ vroeg hij op agressieve toon, maar niet in het Russisch, wat me een beetje tegenviel.

‘Nee,’ antwoordde ik. Ik wil best voor andermans drank betalen, maar dan moeten ze het niet overdag in de avondwinkel gaan halen. Kom op zeg, daarvoor ben ik vroeger zelf te arm geweest.

‘Nee?’ sprak Dostojevski. ‘Nou, kankerhoer, dan...’

Nu bén ik geen kankerhoer, dus ik trok het me niet aan. Sterker nog: ik begon binnensmonds te giechelen, want ik moest opeens denken aan mijn zoontje, dat, toen hij nog heel klein was, een kangoeroe steevast een ‘kankerhoer’ noemde, met zijn dauwfrisse kinderstemmetje. God weet hoe hij daarbij gekomen was, maar hij liet het zich bepaald niet eenvoudig weer afleren.

‘Vind je dat leuk? Ga je daarom lachen?’ tierde de man door mijn binnenpretje heen.

‘Ja,’ zei ik en ik stapte snel verder, want ik vreesde zijn toorn.

‘Kutwijf!’ riep hij me nog na. Maar dat gaf niks. Integendeel, ik denk zelfs dat ik hem morgen alsnog die euro ga geven. Dankzij hem was een kleine, lieve herinnering aan de vergetelheid ontrukt.

Tot dusver niets aan de hand
x97890295843711.xhtml
x97890295843712.xhtml
x97890295843713.xhtml
x97890295843714.xhtml
x97890295843715.xhtml
x97890295843716.xhtml
x97890295843717.xhtml
x97890295843718.xhtml
x97890295843719.xhtml
x978902958437110.xhtml
x978902958437111.xhtml
x978902958437112.xhtml
x978902958437113.xhtml
x978902958437114.xhtml
x978902958437115.xhtml
x978902958437116.xhtml
x978902958437117.xhtml
x978902958437118.xhtml
x978902958437119.xhtml
x978902958437120.xhtml
x978902958437121.xhtml
x978902958437122.xhtml
x978902958437123.xhtml
x978902958437124.xhtml
x978902958437125.xhtml
x978902958437126.xhtml
x978902958437127.xhtml
x978902958437128.xhtml
x978902958437129.xhtml
x978902958437130.xhtml
x978902958437131.xhtml
x978902958437132.xhtml
x978902958437133.xhtml
x978902958437134.xhtml
x978902958437135.xhtml
x978902958437136.xhtml
x978902958437137.xhtml
x978902958437138.xhtml
x978902958437139.xhtml
x978902958437140.xhtml
x978902958437141.xhtml
x978902958437142.xhtml
x978902958437143.xhtml
x978902958437144.xhtml
x978902958437145.xhtml
x978902958437146.xhtml
x978902958437147.xhtml
x978902958437148.xhtml
x978902958437149.xhtml
x978902958437150.xhtml
x978902958437151.xhtml
x978902958437152.xhtml
x978902958437153.xhtml
x978902958437154.xhtml
x978902958437155.xhtml
x978902958437156.xhtml
x978902958437157.xhtml
x978902958437158.xhtml
x978902958437159.xhtml
x978902958437160.xhtml
x978902958437161.xhtml
x978902958437162.xhtml
x978902958437163.xhtml
x978902958437164.xhtml
x978902958437165.xhtml
x978902958437166.xhtml
x978902958437167.xhtml
x978902958437168.xhtml
x978902958437169.xhtml
x978902958437170.xhtml
x978902958437171.xhtml
x978902958437172.xhtml
x978902958437173.xhtml