Tikibad
Een verregende zomervakantie drijft een mens tot het uiterste, dus ook naar pretpark Duinrell. Daar regende het à raison van 25 euro per persoon nog iets harder dan thuis, onder begeleiding van manisch grijnzende plastic kikkers op tuinkaboutergrootte met veel te zomerse bloesjes aan. Nog enger waren de als kikkers verklede tienermeisjes die machinaal een welkomstact opvoerden, met zielloze danspasjes en koddige gebaartjes die mijn kinderen instinctief achteruit deden deinzen. Ze hebben een aangeboren afkeer van alles wat riekt naar mime of clownerie, en dat siert ze.
Zoals in alle pretparken is ook in Duinrell de rolstoeldichtheid onbegrijpelijk groot. Het lijkt me frustrerend om je dagen in een rolstoel te moeten doorbrengen, maar één voordeel heeft het toch wel: je hebt een waterdicht excuus om nóóit van je leven Duinrell te bezoeken. Wat bezielt die mensen om zich in de stromende regen van de ene attractie (‘de kotsboot’) naar de andere (‘het waterboardpaleis’) te laten rollen?
Schuilend onder het luifeltje van een zoet walmende suikerspinkraam zag ik de verregende dagjesmensen voorbijtrekken, terwijl mijn kinderen doornat, rillend en kokhalzend het complete repertoire rodel-, acht- en kanobanen afwerkten. Ik zag een uitgemergelde, grauwe man met een zuurstofmasker in zijn eentje roerloos onder een druipende boom zitten wachten op god weet wat. Ik hoorde een extreem dikke vrouw in zo’n doorzichtige flodderregenjas tegen een dito tienjarig meisje snauwen: ‘Als je die poffertjes nou niet binnen twee minuten opvreet, geef ik ze aan oma.’
En daar waren mijn kinderen weer, nog steeds vol onverklaarbare goede moed, en gereed voor de hoofdmoot van deze feestelijke dag: het Tikibad, ‘het grootste overdekte glijbanenparadijs van de Benelux!’. Nu houd ik veel van zwemmen, maar daarvan was in het Tikibad beslist geen sprake. Wel van schallend, echoënd gegil, geduw, uitglijden op daartoe speciaal ontworpen spekgladde tegels, naakt, wit of kreeftrood lillend vet, en heesmakende chloordamp, dit alles in een verlammend vochtige hitte. Geduldig gingen mijn kinderen in de rij staan voor allerlei bloedstollende glijbanen, tussen schor lachende, elkaar bronstig verdringende pubers in diverse kleuren. Aan de kant stond een samenscholing van volledig ingepakte moslimmoeders met hoofddoeken zwetend als zieke pinguïns te wachten tot hun vrijwel zonder uitzondering schommeldikke kindertjes eindelijk uitgeravot waren. Overal hingen bordjes dat softdrugs, harddrugs en overmatig gebruik van alcohol verboden waren, op straffe van onmiddellijke uitzetting uit het Tikibad, maar helaas, ik had niks bij me.
Wel kreeg ik zo langzamerhand honger, maar eenmaal in de Flamingo-snackbar beland, bleek ik geen geld bij me te hebben – logisch, in je zwempak. En om nou weer helemaal terug te schuifelen over die verraderlijke tegels naar de klamme kleedhokjes, waar mijn portemonnee opgesloten lag in een héél ingewikkeld kluisje – nee. Maar geen nood, er waren volop verlaten tafeltjes met koude patatresten en zelfs een met een halve frikandel. Schichtig om me heen kijkend propte ik gestolde tweedehands frituurwaren in mijn mond tot de ergste honger geweken was. Ik vond een exemplaar van het blad Mijn geheim en beet me vast in de reportage ‘Ik mag mezelf niet zijn’.
Naast mij zat een middelbaar echtpaar stuurs te zwijgen, maar opeens bracht de vrouw uit: ‘’s Winters is het hier véél leuker.’
De man knikte gelaten.