Boerka
In de Hema rook het naar worst, zoals het hoort, en een caissière op leeftijd stond gedetailleerd de trouwjurk van haar dochter te beschrijven aan haar veel jonger collegaatje, een oosters vormgegeven schoonheid vol rinkelarmbanden, die met ongeveinsde belangstelling geleund over haar kassa hing te luisteren. ‘En dan hier met witte roosjes opzij, en de hals diep uitgesneden, nou, meer een rónde hals eigenlijk, best diep, maar niet ordinair. En ze kan het hebben, hè, met haar figuurtje...’ De donkere schone knikte dromerig. Zij kon zo’n jurk óók best hebben.
Die vredige gezelligheid werd onderbroken door een kreet op de snoepafdeling. Het bekende verhaal: in het gangpad lag een jongetje van een jaar of drie huilend te trappelen, om hem heen verspreid minidoosjes rozijnen en een ruw opengescheurd zakje. Zijn moeder stond over hem heen gebogen en debiteerde de gebruikelijke teksten: ‘Nee, echt, Kasper, je hebt nét een krentenbol op. We hebben thuis nog rozijntjes. Als je nú niet ophoudt...’ et cetera.
Naast haar stond een kinderwagen met daarin een zeer onlangs geboren baby die mopperige geluidjes maakte, en ook de jonge moeder zelf zag eruit alsof ze het niet lang droog zou houden. Uit haar tas, zo’n hippe luiertas die tóch een luiertas blijft, hoe hip ook, trok ze een fopspeen aan een fleurig kettinkje tevoorschijn en hield die de peuter voor. De oudere caissière had haar relaas onderbroken en keek kritisch naar het tafereeltje. Zij had dit soort akkefietjes in háár tijd heel anders opgelost, zoveel was zeker.
Nu kwam er een vrouw binnen in een boerka. Een echte, zwarte boerka, met alleen een spleetje voor de ogen, en zelfs dáár zat nog een soort traliewerkje over. Je hoort veel over boerka’s, maar je ziet ze eigenlijk zelden. Er zat een kleine, tengere verschijning in die zich opstelde voor de pinautomaat, terwijl beide caissières belangstellend toekeken. Die zagen blijkbaar óók niet zo vaak een boerka. Ik heb geen mening over boerka’s, behalve dan dat ze in wezen niet zoveel verschillen van schoenen met naaldhakken: ze worden allebei gedragen door vrouwen omdat mannen dat graag willen.
De boerkavrouw begon omslachtig in haar mouw te tasten en produceerde uiteindelijk een pasje.
‘Het arme mens,’ siste de oudste caissière, net iets te hard.
De jongste haalde haar schouders op. Het jongetje was opgestaan en stampvoette tussen de rozijnendoosjes. De boerkavrouw trok haar geld uit de automaat, stak het, weer op die ingewikkelde manier, ergens weg in haar gewaad en schuifelde naar de uitgang.
Ook de jonge moeder maakte intussen aanstalten de Hema te verlaten, met het snikkende kind aan haar hand en de inmiddels voluit huilende baby. De boerkavrouw hield de deur voor het stel open, geschokt aangestaard door het jongetje, dat van verbijstering even stilviel, maar een paar tellen later met nieuwe moed verder brulde.
De oudere caissière keek ernaar en besloot: ‘Nee, dan ging ik toch net zo lief aan het gas liggen.’
Het was onduidelijk of ze die boerka bedoelde of die jankende kinderen. Misschien wel allebei. Wie weet.