Vla
Het was een rare dag. Eerst ging Steve Jobs dood. Vervolgens overreed ik op de fiets per ongeluk een vol pak ‘herfstvla’ (ja, dat bestaat echt) dat van een bagagedrager vóór mij was gevallen. De ontplofte zuivelfantasie spoot door de straat en raakte een jongen op een scooter, die stevig vloekte, maar gelukkig gewoon doorreed.
Even later, in de boekwinkel, stond ik juist een gedicht te lezen van Hans Teeuwen, getiteld ‘De kut van tante Liesbeth’ toen een achtjarig meisje met open mond kwam staan meelezen. Ik wilde het boek al zedig dichtslaan toen ze werd weggetrokken door haar moeder, een brunette met benijdenswaardig ranke benen, maar verkeerd parfum.
‘Je mag kiezen: de Gouden Griffel of het Gouden Penseel,’ zei ze kordaat tegen het kind, en ze wees in de richting van een tafeltje. Daar lagen ze, de bekroonde boeken: Dissus, een zoveelste poging om de Griekse mythologie bij de kleintjes op speelse wijze door de strot te rammen, en Seizoenen, aangeprezen als een ‘associatief beeldenboek’. Beide werkjes zijn prachtig, daar niet van, maar dan toch uitsluitend in de ogen van volwassenen, zoals dat meestal gaat bij prijswinnende kinderboeken.
Het meisje begon braaf in Seizoenen te bladeren, maar werd niet zichtbaar bekoord door de vaalgekleurde, Oostblokkerige aardappelstempelillustraties. ‘Mam?’ fluisterde ze. ‘Ik wou eigenlijk iets van Barbapapa...’ Inderdaad hing er in de winkel een grote poster van de peervormige roze tekenfilmheld met zijn vrouw en kindertjes.
‘Nee schat,’ zei de moeder. ‘We hadden afgesproken: nu eens een écht goed boek, en niet van die rommel.’ Zelf greep ze juist naar het blad flair. ‘Danny de Munk laat makkelijk zijn tranen stromen,’ stond er op de cover, ‘Botox, ja of nee?’, en: ‘geheim: mijn man denkt dat hij mij heeft ontmaagd.’
Nu sloeg het meisje Dissus open en begon binnensmonds prevelend te lezen.
‘Mama?’ zei ze na een tijdje.
De moeder, verzonken in haar lectuur, antwoordde afwezig: ‘Wat is er, schat?’
Het meisje hield het boek omhoog en zei zachtjes: ‘Dit is een beetje raar... Een soort gedichten of zo... En het is eigenlijk meer voor jóngens, denk ik...’
Hoorbaar zuchtend legde de moeder flair terug in het schap, pakte Dissus van het kind aan, sloeg het open, las er een seconde of tien in en knikte goedkeurend. ‘Dit is een superleuk boek,’ sprak ze. ‘Dit nemen we.’ Ze legde het boek, en na enige aarzeling ook de flair, op de toonbank en rekende af, terwijl het kind een laatste weemoedige blik op Barbapapa wierp.
Terwijl ik opnieuw ‘De kut van tante Liesbeth’ ter hand nam, werd ik bij mijn arm gegrepen. ‘U bent toch Femke Halsema?’ zei de grijpster, een vrouw van mijn leeftijd, maar uit een hogere prijsklasse.
‘Nee hoor,’ antwoordde ik naar waarheid.
‘Echt niet?’ hield ze vol.
Wat zou ze doen als ik nu ‘O ja, tóch!’ zei? Dan zou ze vast over politiek beginnen, en daar heb ik verbijsterend weinig verstand van.
‘Nee, echt niet,’ vonniste ik dus.
‘O...’ zei ze onthutst. En daarna, snibbig: ‘Maar er zit wél iets vies op uw tas!’
Het wás zo. Mijn tas droop van de herfstvla. Ik ben maar naar huis gegaan. Ik zei het al: het was een rare dag.