Rot op
Sinds mijn oude vader van de drank af is, stelt hij voortdurend de lastigste vragen. ‘Dat draadloze internet, hè,’ zei hij. ‘Als ik hier wijs [en hij wees naar een willekeurig punt midden in de kamer], dan zit daar letterlijk álles. Alle symfonieën van Schubert. Alle uitzendingen van dwdd. Alle boeken ter wereld. Hoe kan dat? Hoe werkt zo’n internet?’
Ik had uiteraard geen idee, maar zoiets geef je liever niet toe aan je oude vader, zeker niet als die eindelijk van de drank af is en aan dat feit tóch al een misplaatst soort gelijkhebberigheid ontleent. Dus zei ik tegen hem: ‘Het is iets met elektromagnetische stralen. En nu niet meer zeuren.’
Maar hij hield vol: ‘Die stralen, altijd en overal... kríjg je daar nou niks van?’
‘Ach, welnee,’ zei ik. Gelukkig was het bijna borreltijd.
Een paar dagen later las ik een interview met een vrouw die bang is voor de netwerken van haar buren. Ze had ergens gelezen (‘onderzoek heeft aangetoond’) dat gevoelige mensen ‘duizelig en chaotisch’ kunnen worden van elektromagnetische straling. ‘Ik wil geen wifi meer in mijn huis,’ zegt ze. ‘Ik voel mijn hoofd tintelen en ik ben verward [...] mijn buren denken dat ik gek ben. [...] maar ik weet het zeker: er klopt iets niet aan wifi.’
Zelf ontvang ik permanent tientallen netwerken tegelijk en ik heb nergens last van, integendeel. Ja, chaotisch en verward ben ik vaak wel, maar dat was ik ook al vóór de komst van internet. Nee, er is juist niets leukers dan met je iPhone buiten rondlopen en op je schermpje kijken hoe de netwerken om je heen heten. In de brave straat waar ik woon, is dat nog tamelijk saai: daar heten de netwerken ‘thomson13gv45’ ‘JanEnKarin’, ‘Hotelgast’ of op z’n hoogst ‘Timmetje’. Maar een paar honderd meter verderop wordt het al beter. Om de hoek woont iemand die zich, middels zijn wifi, ‘Wilfred-de-suïcidale-potvis’ noemt. Ernstig suïcidaal kan hij niet zijn, want hij heeft deze naam al sinds ik hier woon, en een potvis kan hij óók niet zijn, want die wonen niet op een grootsteeds bovenhuis en hebben bovendien geen handen om mee te typen. Vlak bij hem zit een heel clustertje inventieve geesten: ‘wie-dit-leest-is-homo’, ‘SexMetAndriesKnevel’, ‘IWatchYouSleep’ en ‘rot-op’.
In een kleurrijke multicultiwijk kreeg ik, tussen exotische namen als ‘murat’ en ‘rachid234’, ook ‘Niet-jouw-wifi-vriend!’ En in de tram naar de binnenstad pikte ik van de week achtereenvolgens op: ‘ons-befhok’, ‘DeGeitIsGemolken’, ‘Bel-aan-bij-nummer35a’, ‘DeKutVanJeMoeder’, ‘(.)(.)tieten’ en ‘gratisneuken’. In de meeste gevallen zal de vlag de lading wel niet dekken, lijkt me.
Ik moest denken aan wat ik laatst las: ouders die hun kind van een Amsterdams kinderdagverblijf kwamen ophalen en – multitaskers als ouders nu eenmaal zijn – bij de ingang nog even hun mail wilden checken, belandden tot hun schrik op het wifinetwerk genaamd ‘stijve-lul’. Begrijpelijkerwijs schrokken ze daar wel een beetje van, het Hofnarretje indachtig. Na enig speuren bleek gelukkig dat niet het kinderdagverblijf verantwoordelijk was voor die stijve lul, maar een lolbroek op een kantoor daarnaast. De grapjas in kwestie schijnt de netwerknaam in kwestie inmiddels op dringend verzoek van die ouders te hebben veranderd.
In ‘slappe-lul’, hoop ik. Maar dat zal wel weer niet.