Hoofdstuk 33

Veel later moest Trista weer met boosheid en gefrustreerdheid aan die bepaalde tijd terugdenken. Ze had het zelfs niet nodig om na te lezen wat ze daarover in haar dagboek geschreven had. Toen ze haar gevoelens opschreef, had haar dat opgelucht; maar de herinneringen, gecombineerd met de in haar geest gegrifte beelden, geluiden, geuren en sensaties... die waren, en dat zouden ze altijd blijven, veel echter dan de woorden die ze had neergepend. Daar moest ze aan denken, toen ze haar dierbare dagboeken in een kleine tas deed waarin zich ook haar medische instrumenten en de kleine medicijnflesjes — die vergetelheid, pijnloosheid en, bij misbruik, zelfs de dood veroorzaken konden - bevonden.

Opeens dacht ze aan haar stiefvader en ze wilde bittere tranen schreien; maar er was geen tijd voor tranen, want ze had nog heel wat te doen. Vrouwenwerk! Ze had zowel de vrijheid als de risico's van het man-zijn ervaren - en nu leek het haar dat ze in haar vrouw-zijn trotser en zelfbewuster was geworden. Een man kon tijdens een duel of veldslag gedood worden, maar de vrouw die achterbleef was er het ergste aan toe! Wegkwijnend, terwijl ze er getuige van was dat haar kinderen afgeslacht, of nog erger, werden; om vervolgens zélf door die moordenaars verkracht te worden. En ondanks alles horen wij tot het sterke geslacht, dacht Trista, terwijl ze zich omdraaide om Paquita, haar 'medevrouw' bij het vergaren van brandhout en kruiden behulpzaam te zijn.

Ze had ontdekt dat het haar gemakkelijk viel om Blaze hartstochtelijk te haten - maar het was haar onmogelijk, zoals ze dat in het begin had geprobeerd, om Paquita te haten. Paquita kon er ten slotte allemaal niets aan doen - en de vrouw had in ieder geval haar leven gered - en dat van Blaze waarschijnlijk ook. Nee - het was de Eed aan Hippocrates, en Blaze's 'overredingskracht' geweest waardoor ze naar hier was gevoerd; naar een verscholen Apache-rancheria, waar ze gedwongen werd de werkzaamheden van een squaw, in plaats van die van een arts, te verrichten. Desondanks moest Trista zichzelf met tegenzin bekennen dat ze heel wat geleerd had over de in het wild groeiende geneeskrachtige kruiden en andere gewassen en ze had het, voornamelijk uit medisch oogpunt, fascinerend gevonden ze te herkennen en te gebruiken. Wanneer er een paar minuutjes overschoten, dan maakte ze notities over dit onderwerp en, nota bene, Blaze had er illustraties bij gemaakt; al had hij het onder een sarcastisch optrekken van zijn wenkbrauwen gedaan.

'Zo, dus je kunt nog iets van deze 'wilden' - van deze Apachen - opsteken? Je ziet dat er heel wat meer geneesmiddelen zijn dan die in jouw Materia Medica genoemd worden. Misschien dat je nu eindelijk wat meer van de natuur en de mensen leert, lekkertje!'

'Het was mijn medische kennis die dat verdomde, waardeloze leven van je redde, ellendeling!' had ze tijdens die gelegenheid in zijn gezicht geslingerd. Ze zag zijn gelaatsspieren opzetten, maar even later lachte hij en streek haar onder haar kin, voor hij haar vroeg:

'Ben je er wel zeker van dat het jouw medische kennis was, heksendokteres?' Terwijl zijn amberkleurige ogen zich vernauwden, voegde hij er sarcastisch aan toe: 'Misschien bezit ik die kennis zélf wel...' Zonder verder nog een woord te zeggen had hij zich van haar afgewend en alleen gelaten.

Ze haatte het zich bepaalde dingen te herinneren, bepaalde gebeurtenissen, bepaalde ogenblikken. Waarom móest ze eraan denken?

'Jij zoeken naar kruiden en bessen bij de stroom, ja? Ik beter ben in het vinden takjes voor aanmaken van vuur.' Paquita aarzelde even, vóór ze met hetzelfde stemgeluid verder ging: 'Maar jij goed oppassen, Medicijnvrouw. Stroom is op sommige plaatsen diep en je kunt uitglijden van de groenbedekte rotsblokken.'

'Ik zal goed oppassen - ik beloof het je!' Trista schaamde er zich opeens voordat ze die vrouw met wie ze een 'echtgenoot' deelde eens gehaat had.

Trista's voeten, in hoge Apachemocassins, vonden gemakkelijk hun weg op het pad, waar ze inmiddels vertrouwd mee was. Onder de warmte van de goudkleurige zon die door de zacht heen en weer bewegende boombladeren filterde, vond ze haar weg via de nauwe kieren en spleten die door een hoog in de bergen ontsprongen waterval gevormd waren.

Denk aan de stroom - denk aan de heldere koelte - denk aan alles, behalve aan vuur en flakkerende vlammen, hield ze zich meedogenloos voor, toen ze voetstappen achter zich meende te horen. Ze werd erdoor gehypnotiseerd en het geluid kreeg haar in zijn macht. Nee - deze keer niet - nee, ik ben veel sterker nu - sterk genoeg om ... Ze ging onder de kracht van haar niet voltooide gedachte rennen. Ze struikelde over een boomstronk en op handen en knieën kwam ze bij de oever aan.

Door haar overhaaste vlucht hadden zich een paar kiezelsteentjes van de grond losgemaakt. Ze werden in de stroom geslingerd, waardoor er kleine kringetjes ontstonden, die even later in de constante stroming van het goudgroene water verdwenen waren. Zonder er zich van bewust te zijn en zonder het te willen, keek en zag Trista naar en ónder het wateroppervlak.

De Oude Vrouw die slechts met haar geest sprak - met elke beweging van het water verscheen en verdween haar gelaat - vertelde haar iets over... over lang genoeg stil te blijven staan en om haar geest rust te geven, zodat ze zichzelf zou vinden ... zichzélf?

Het is een zonnesteek - het is wéér een zonnesteek! Maar deze keer - nee, deze keer zal ik me niet zo gemakkelijk laten vangen als één van de forellen die ik in de stroom voorbij zag schieten. Zou ik nu het hoe en waarom van mijn verblijf hier te horen krijgen?

Het gelaat van de Oude Vrouw was verdwenen, maar nu sprak een andere stem in haar geest. Met moeite keek Trista op en toen zag ze de broze, stervende sjamaan van wie men beweerde dat hij honderd en tien jaar geworden was. Met de benen onder zich gekruist zat hij aan de andere zijde van de stroom. Zijn gelaat was één rimpelig web. Ze had hem slechts éénmaal tevoren ontmoet, of beter gezegd: gezien. Zijn familieleden hadden hem toen moeten ondersteunen. Hij was het geweest die haar voor het eerst 'Medicijnvrouw' genoemd had. Hij had het begrepen uit de blikken die ze met elkaar gewisseld hadden. Wat dééd hij hier, terwijl hij haar dwong naar zijn bijna verscholen en starende ogen te kijken?

'Ik ben één van de Ouden - dat weet je wel, hè? Zoals je ook zou moeten weten, onnozel kind, dat je die kostbare zaken, die men "wil" en "kracht" noemt, schromelijk verwaarloost door ze niet te gebruiken. Met je onbeduidende schermutselingen verwaarloos je de energie die je door de Grote Geest toegewezen werd. Maar ik voel dat je dit al weet! Je weet óók waarom je hier bent en wat je zoekt. Maar je zult éérst de onstuimigheid en opstandigheid in je moeten blussen.'

Zat hij werkelijk recht tegenover haar, of was hij een droombeeld dat door licht en schaduw veroorzaakt werd? Het wateroppervlak reflecteerde scherp, en toen ze er weer in keek, zag ze iets waar ze niet op voorbereid was geweest - de ogen van Blaze - pijnlijk, bloedend en dood. De echtgenoot van Paquita, stervend aan kanker, die er roekeloos tegen gevochten had en in de dood opluchting had gevonden.

Hij, 'een andere Oude', zoals hij zichzelf genoemd had, dwong haar die verschrikkelijke dag opnieuw te beleven. Te beginnen met een schijnbaar normale ochtend. Aangezien de rebellen zich haastig teruggetrokken hadden en de forten onbemand achtergelaten hadden, zou de colonne zich naar elders verplaatsen. Waarom zou ze niet eerst een stukje gaan paardrijden in het gezelschap van haar echtgenoot? Zolang ze maar voor de Indianen oppasten?

Ze had niet geweten - ze had niet kunnen weten - dat generaal Carleton een premie had ingesteld voor elk Apache-hoofd of -scalp. En er waren er heel wat die aanspraak op dat extra geld wilden maken. De wijze waarop deed er niet toe... Ze had toen net als alle anderen over het woord 'Apache' gedacht - een woord dat 'vijand' betekende - een onbetrouwbare, dodelijke vijand, die zonder blikken of blozen verminkte, martelde en moordde. Maar wat ze tot dat tijdstip van hen gezien en ondervonden had, was zó verschillend van dat vooringenomen idee! Blaze, die ten slotte Apachebloed in zijn aderen had, was haar daarbij behulpzaam geweest.

Ze was getuige geweest van een gewetenloze en nutteloze afslachting van menselijke wezens - vrouwen, kinderen en bejaarde of doodzieke mannen. Daarin waren ze opeens terechtgekomen! Ze was vastbesloten die onnozele stommeling van een Blaze te volgen - ondanks zijn strikte orders dat ze, plat liggend, onder dekking, in de achterhoede moest blijven. Hij was er, onder het slaken van een bloeddorstige, rebelse kreet, op zijn paard vandoor gegaan. Wat had hij verwacht dat zij zou doen? Tussen de struiken blijven? Zonder erbij na te denken was ze op haar paard gesprongen, terwijl ze, alsof ze een onzichtbaar peloton commandeerde, uitriep: 'Volg me, mannen! Maar neem er eerst zoveel als je kunt te grazen.' Onder het slaken van een kreet, waarvan ze hoopte dat deze net zo bloeddorstig en rebels als die van Blaze klonk, had ze haar paard de sporen gegeven.

Ze kon van geluk spreken dat ze zichzelf tijdens dat idiote gedrag van haar, niet doodgeschoten had, bedacht ze wat later, toen ze weer wat rustiger geworden was. Ze verbond, vóór hij bloedvergiftiging zou kunnen krijgen, een arm en een been; ondanks het feit dat hij de kogelwonden en de pijn negeerde.

Gedurende een aantal bepalende ogenblikken scheen hij onoverwinnelijk te zijn. Na een laatste krankzinnige charge, waarna hij van plan was de man van Paquita bij te staan, kwam hij met zijn gelaat naar beneden op de man die hij even tevoren gedood had, te vallen. Wanneer ze niet iets aan de gapende wond in zijn been had gedaan, nadat ze hem op een bepaalde plek in zijn nek een verdovende tik had gegeven, was Blaze waarschijnlijk ook dood geweest. Nadat zij en Paquita de laatste oprukkende aanvallers afgeslagen hadden, had ze hem voldoende ether om hem rustig te houden toegediend, zodat ze een kogel uit zijn lichaam kon verwijderen en zijn wonden kon schoonmaken en verbinden.

'Jij bent een vrouwenkrijger!' had Paquita in haar kromme Spaans gezegd. Pas op dat ogenblik had Trista in de gaten gekregen dat Paquita haar hoofddoek kwijt was en dat haar tevoren opgestoken kapsel nu los over haar schouders en rug viel. Ze herinnerde zich dat ze zich om de een of andere reden voelde verstijven toen ze Paquita's haar in orde bracht en zich afvroeg of ze wel begrepen had dat haar man gedood was. Ze toonde namelijk geen enkele emotie.

'Ik ben arts - vrouw of niet,' zei Trista kortaf en ze kon zich er niet van weerhouden eraan toe te voegen: 'En jij bent, denk ik, óók een krijgster! Is er iets wat ik voor je man doen kan ? Hij was erg moedig.'

'Dat weet ik. Krijger niet bang voor dood zijn - maar het is beter dan ook als een krijger te sterven. Ü niet bang geweest?'

'Niet toen het allemaal gebeurde. Nu misschien wel een klein beetje. Denk je dat ze terugkomen - of anderen zoals zij?'

Op dat ogenblik kwam Blaze weer bij zijn positieven. Hij richtte zich op en, in plaats van enige dankbaarheid te tonen, vloekte hij, vóór hij knarsetandend riep: 'Er zullen nog verdomd veel van hen te zien zijn - waarschijnlijk zijn ze al onderweg. We moeten hier verdomme vlug zien weg te komen!'

Ze voelde zich bijna blij worden onder zijn zelfvervloekende weekheid. Daarna wendde hij zijn gelaat van haar af en ging in de op keelklanken lijkende Apachetaal met Paquita praten. Zijn stem had zacht en bijna teder geklonken.

Hoe had ze kunnen weten wat ze beiden aan het bespreken waren? Ze had geholpen bij het begraven van Paquita's man en ze had haar vervolgens begeleid tijdens de tocht naar het Apachedorpje, waar ze slechts één grazend paard (het arme dier was doodsbang geweest) konden vinden. Paquita hoopte in het dorpje familieleden en kennissen te ontmoeten, maar ze kwam al gauw tot de ontdekking dat de totale bevolking, die op bescherming van 'de soldaten' gehoopt had, was uitgemoord.

Trista herinnerde zich tandenknarsend dat haar geen enkele uitleg over het hoe en waarom van hun verdere tocht gegeven werd - ze wist niet eens waar ze naartoe ging! Zij, gekleed als een man in dat gehate blauwe uniform, kon (en dat gebeurde bijna ook) door de eerste de beste vuilkijkende Apachekrijger, die plotseling op een rots verscheen, doodgeschoten worden. Maar het leek alsof niemand zich van die mogelijkheid iets aantrok. Blaze had koorts en was niet ver van een delirium - en slechts door het snelle denken van Paquita en haar autoritair klinkende woorden werden ze allen gered; zij in het bijzonder!

Op een gegeven ogenblik bereikten ze een kleine rancheria. Toen werd het Trista duidelijk dat Paquita zowel de halfzus van het Indianenopperhoofd als de achterkleindochter van de medicijnman, oftewel sjamaan, was. Ze was óók Blaze Davenants jeugdliefde geweest - een liefde die hij kennelijk niet vergeten was. Naar mijn mening kletste hij maar wat, toen hij me trachtte uit te leggen dat het bij de Apachen gewoonte was dat een weduwe hertrouwde met de beste vriend van wijlen haar man. Dat was net zo'n krankzinnige gewoonte als het afsnijden van zowel haren als de vingertoppen van een vrouw die pas haar echtgenoot was kwijtgeraakt. Om maar niet te spreken van de opzettelijk aan te brengen littekens op het gelaat en de borsten.

Wat een huiveringwekkende, primitieve gewoonte! Net zo primitief en idioot als het trouwen met de weduwe van een goede vriend! Of een krijger méér privileges te schenken dan een vrouw! En wanneer Trista aan al die andere gewoonten dacht, moest ze nog steeds haar tanden op elkaar klemmen. In het bijzonder toen haar op geduldige wijze uitgelegd werd, dat de reden om een kleine wigwam naast de grotere te bouwen, gelegen was in het feit dat gedurende een bepaalde stand van de maan een vrouw zich niet dicht bij haar man bevinden mocht. Terwijl ze gedwongen waren de overige tijd, naar haar idee tenminste, veel te dicht op elkaar op een bed vervaardigd van dierenhuiden te liggen; in de rook van smeulend kreupelhout, terwijl ze hoopte en zelfs bad dat hij haar niet nemen zou - de bruut, het beest, de wilde waarin hij veranderd was! Paquita mocht hem hebben, wanneer ze dat wilde. Alles wat zij begeerde, was haar vrijheid. De vrijheid die hij beloofd had haar op zekere dag te schenken ...

Ondanks zijn wonden en ondanks dat hij nog niet genezen was, was hij nota bene op jacht gegaan. Op vlees, had hij gezegd.

'Jij - jij verdient wat je krijgt! Vlees - is het wel normaal dat je, gekleed als een Apache, al op jacht gaat - jij - jij - overloper? Is dat normaal ? Je bent een roofridder - een leugenaar - een ondankbare, gewetenloze…’

'Die beledigende en snijdende woorden, die slechts bedoeld zijn om te kwetsen, houden maar niet op, hè? Nooit vraagje iets waarop het waard is te antwoorden - noch luister je ooit eens - je trekt veel liever je eigen conclusies, is het niet? Okay, je bent nu eenmaal een kreng; dat had ik moeten weten toen ik voor het eerst met je in aanraking kwam - jij met je verdomde heksenziel!' Zijn handen hadden op pijnlijke wijze haar schouders beetgegrepen, maar toen ze elkaar scherp aankeken, en Blaze de eerste geweest was die zijn blik afwendde, had hij haar opeens losgelaten. Tussen zijn opeengeklemde haaientanden siste hij haar toe: 'Al goed, bruja - wat wil je in ruil voor het feit dat je mijn leven redde? Mijn lichaam heb ik je al gegeven. Wil je nu mijn ziel?'

'Nee! Ik wil helemaal niets van jou, Blaze Davenant - en ook niets van je verdomde ziel! Ik wil wég - weg uit deze gevangenschap! Uit jóuw gevangenschap! Hóór je me?'

'Maar al te duidelijk, liefje. En ik beloof je dat je je vrijheid krijgt;

zodra ik het een of ander plekje ontdekt heb waar ik je verder alleen kan laten - veilig voor lieden zoals ik!'

'Maar bén je veilig, kind? Voor jezelf? En voor de gevoelens die onder je gemakkelijk gesproken boze woorden verscholen zijn? Heb je al geleerd wat je eens gehad hebt en wat je nu hebt. Heb je het herkend en heb je het vastgegrepen? Leer - en verzamel je kruiden van kennis en wijsheid - grijp het eerste wat op je afkomt - en mijn vleugels zullen je weg terug schaduw geven.'

Trista voelde zich gedurende enkele ogenblikken verdwaasd; alsof ze tijdens een hypnose bepaalde dingen had gezien. Terwijl ze naar het wateroppervlak keek, was ze op haar buik gaan liggen - met haar gezicht zó dicht op het water dat een paar losgelaten krullen erop heen en weer deinden. Ze voelde de ijskoude stroom in haar hals en tussen haar borsten sijpelen. Ze hief haar hoofd op en ging op haar hielen zitten.

Door de koelte van het water was ze opeens weer tot haar positieven gekomen. Ze schudde haar hoofd om haar verwarde gedachten op de vlucht te jagen, vóór ze naar de andere zijde durfde te kijken. Zou hij er nog steeds zijn - of waren het de waterdruppeltjes in haar ogen geweest waardoor ze een droombeeld had menen te zien. Een droombeeld dat niet bestond.

'Hier ben ik ...' Ze hoorde zijn stem in haar geest, vóór ze hem op de manier waarop ze zich dat verbeeld had zag zitten. 'Hier ben ik en ik zal toekijken naar alle kruiden die je verzamelt. En de vleugels van de adelaar zullen je begeleiden.' Ze meende dat hij kort knikte en dat zijn rimpelige mond zich tot een glimlach vertrok, toen hij vervolgde: 'Ga nu, en vind wat je hier zoeken kwam.'