Hoofdstuk 17
DAGBOEKUITTREKSELS
Op zee
Dit is te veel! Ik had in Parijs kunnen blijven of ik had nu van de warmte van Andalusië of Sardinië kunnen genieten, in plaats van de heftige stormen en de talrijke vertragingen, veroorzaakt wegens het uitwijken naar de meest nabijgelegen havens en door het constant opnemen van nieuwe passagiers, te moeten doorstaan. Maar wat heeft het voor zin mijn lijst met grieven op te sommen? Ik zou me opgelucht moeten voelen omdat ik nog steeds in leven ben - dat de bemanning niet is gaan muiten nadat ze ons in kleine reddingsboten overboord hadden gezet. En dan die beslist onaangename kapitein, die volkomen onverschillig stond ten aanzien van het welzijn van zijn passagiers die, zoals ik, zo dom waren geweest tweemaal zoveel als normaal te betalen voor de zogenaamde privacy van een hut die op een piepkleine kubus leek. Om maar niet te spreken over het gedrag van tenminste drie andere bemanningsleden, onder wie Hare Majesteit Kapiteins eerste stuurman, de verachtelijke meneer Simmons.
'Ik maak er verder geen woorden aan vuil!' zo werd mij brutaalweg gezegd terwijl de eerste stuurman mij met een koele blik, vervuld van afkeer, ja, van minachting, aankeek. 'U kunt elke kapitein, wanneer hij het commando over zijn eigen schip voert, met God vergelijken, juffrouw! Hij heeft het recht te beslissen wie hij al dan niet aan boord neemt. Als ik had geweten dat u een vrouw was - neem me niet kwalijk: een dame, toen een heer - uw vriend? - uw passagebiljet kwam betalen ... Het was tenslotte zo dat ik slechts uw initialen en achternaam opkreeg! U kunt me toch niet verwijten dat ik er niet bij stil bleef staan of het hier een dame of een heer betrof waarvoor ik dat passagebiljet uitschreef? Eenpersoons kajuit, eerste klas. Als ik er iets aan veranderen kon deed ik dat wel juffrouw, maar kapitein McCormick is de beste gezagvoerder die we hebben, tevens met de meeste ervaring, zodat u gerust kunt zeggen dat zijn woord wet is! En hij neemt nimmer een vrouw aan boord van een van zijn eigen schepen. Het spijt me, juffrouw, maar..
'Maar als A.T. Villarreal nu eens niet een alleenreizende vrouw was geweest, maar een alleenreizende man! Vindt men dat dan wel normaal ?' Uiteraard wist ik wat het antwoord zou zijn, want het was van 's mans gezicht af te lezen toen ik, verstopt in een zijden zakdoekje, een biljet van tien pond uit mijn handtasje opdiepte en het hem vervolgens overhandigde.
'Een ... een man,juffrouw? Wel, als het een heer zou zijn, zoals iedereen verwachtte... Ik bedoel... wel... niemand heeft natuurlijk kunnen denken dat het wat anders zou zijn.'
'Ik ben ervan overtuigd dat, als ik Dr. Villarreal vertel hoe behulpzaam u bent geweest, hij blijk zal geven van zijn oprechte dankbaarheid! Dank u, meneer... Simmons, is het niet? En omdat het niet juist zou zijn u een zoen te geven, zult u mij op z'n minst moeten toestaan u de hand te schudden!'
Terwijl hij over het woord 'doctor', dat ik even had laten vallen, moest nadenken, stak ik gracieus mijn hand uit - en dat was dat! Ik herinner me dat ik mezelf verbood me op te winden over de een of andere koppige, vrouwenhatende, zeekapitein. Vroeger had ik me al als man moeten voordoen - en tenslotte zou ik het deze keer maar een maand of zo hoeven vol te houden!
Ditmaal kon ik er mij echter niet toe brengen opnieuw mijn haar af te knippen - nu het precies de juiste lengte had waardoor het even over mijn schouderbladen kwam te vallen wanneer ik de twee brede linten, die stevig over mijn hoofddeksel waren gebonden, ervan af haalde. Mijn haar was derhalve steeds onder een hoed of pet verstopt, en zó zou ik het laten! Ik sprak met geen woord over het feit dat ik een vrouw was wanneer ik beleefdheden uitwisselde met een van mijn medepassagiers die ik een enkele maal aan dek tegenkwam. Dat gebeurde echter zelden, want de meesten hadden erg veel last van mal de mer - de arme schapen! Hoe was het dan in 's hemelsnaam mogelijk geweest dat ik me zo druk maakte? Omdat, van het ogenblik af dat ik voor de eerste maal de bevroren blik van kapitein McCormick onder ogen kwam, ik er zeker van was dat hij van mijn ware geslacht op de hoogte was. Hij gelastte me toen me zover mogelijk van de mannen op te houden - tenminste van de mannen over wie hij het bevel voerde. Ik vind het nog steeds ongelooflijk!
Het blijkt me nog steeds moeilijk mezelf goed in de hand te houden, om mijn wisselende humeur terug te dringen en om me slechts te dwingen te schrijven in plaats van mijn zelfbeheersing te verliezen - zoals de kapitein ongetwijfeld gehoopt had, opdat ik me bewust zou worden van zijn macht en zijn autoriteit over ieder menselijk wezen dat zich op zijn schip bevond.
Ja - dat is wat hij wilde; en ik weet het - ondanks dat ik nog steeds niet weet waaróm. Me ver van zijn bemanning ophouden - stel je voor!
Alles wat ik op een gegeven ogenblik slechts deed, was mijn oprechte en woedende verbijstering tonen nadat hij enige bemanningsleden uiterst onbeschoft had behandeld omdat zijn bevelen, die nauwelijks verstaanbaar waren door het geluid van de gierende storm en de bulderende zee, niet vlug genoeg opgevolgd werden. Hij noemde dat het opzettelijk tonen van een gebrek aan discipline.
'Zeelieden hoeven niet vertroeteld te worden. Dat maakt hen week. Die ruwe bonken zouden, wanneer ze goedhartig behandeld zouden worden, bepaalde neigingen kunnen krijgen. Ik wil daar geen last van hebben. Dus vraag ik u te proberen uw vriendelijkheid voor uw vrienden in Californië te willen bewaren - wanneer u tenminste nog steeds staat te trappelen ze te zien te krijgen - en dan houd ik me bij mijn zaken! Ik ben ervan overtuigd dat u begrijpt wat ik bedoel. Mooi! Ik heb de steward inmiddels opgedragen erop toe te zien dat u uw maaltijden in uw kajuit bezorgd krijgt - en hij zal er ook op toezien dat u alles krijgt waarvoor u betaald hebt, daar ben ik zeker van. En - o, ja - er is nog iets wat ik bijna vergeten was. We zullen morgen, wanneer we in de haven van San Diego voor vers water en nieuwe vracht aanleggen, een of twee passagiers oppikken. Aangezien u nogal teerhartig bent, ben ik er zeker van dat u het niet erg zult vinden uw kajuit de paar dagen die ons nog van San Francisco scheiden, met één van de heren te delen. Wel, ik heb mijn zegje gezegd en, als u me dat toestaat, wens ik u een goedenavond.'
Ik hoor elk woord dat hij sprak - precies zoals ik ze opgeschreven heb. Ik herinner me zelfs de toon van zijn stem en het gebaar waarmee hij vluchtig zijn dunne, spottende lippen optrok terwijl hij wachtte op de reactie die zijn insinuerende woorden bij mij teweeg zouden brengen. Wanneer ik razend op hem was afgevlogen of iets van zijn schrijftafel had gepakt om het vervolgens naar zijn hoofd te smijten - iets waarvoor ik woedend genoeg was - dan had ik er zeker van kunnen zijn dat hij zijn nagenoeg goddelijke onschendbaarheid in het geweer had geroepen - die hem de macht gaf over leven en dood van iedere opvarende op zijn schip te beslissen. Hij had me in de boeien geslagen - of nóg erger!
Ik kan er niets aan doen dat ik opgewonden en kwaad ben! Niet alleen had hij duidelijk gemaakt dat ik in mijn kajuit moest blijven, zelfs voor de maaltijden, maar hij zadelde me ook nog op met een medepassagier - vanzelfsprekend van het mannelijk geslacht - en zonder twijfel iemand die luid snurkte en geen manieren had. De kapitein wist mij wél te straffen; omdat ik een paar van zijn bemanningsleden had beklaagd! Ik neem aan dat hij dat voor mij bedacht had, omdat hij bij mij niet zover kon gaan als bij een paar van zijn bemanningsleden, door me met een zweep af te ranselen. Hij had een andere manier gevonden om mij af te straffen voor het feit dat ik hem afgestraft had. Hoelang zal ik nog zijn beledigende en onbillijke behandeling kunnen verdragen?
We hebben in San Diego aangelegd - niet gedurende vier uur lang, zoals de verachtelijk kruipende steward me berichtte, vóór hij me met mijn diner met maar liefst twee flessen wijn alleen liet. Ik had opgemerkt hoe zijn ogen naar mij loerden - heimelijk, schattend, zodat ik het gevoel kreeg alsof ik... nee! Ik verbied dat mijn fantasie de overhand krijgt en me in een dusdanige nerveuze staat brengt dat de kapitein mij een gemakkelijke prooi zal vinden. Er is niets, maar dan ook niets waarover ik me zenuwachtig hoef te maken! Ik behoor tenslotte niet tot de bemanning; ik ben een eersteklas passagier - en ik heb recht op de voorrechten waarvoor dubbel en dwars betaald is. Ik heb recht op beleefdheid! Hij is geen afgod, geen oosterse dictator, deze kapitein McCormick - wat hij ook van zichzelf denken mag - en er is geen enkele reden om me door hem te laten intimideren!
En nu ik deze woorden heb opgeschreven, en nadrukkelijk onderstreep, krijg ik het gevoel dat mijn zinnen weer op een rijtje staan en in feite krijg ik bijna medelijden met die belachelijke kleinzielige man, wiens hele keizerrijk uit diens schip bestaat, waarvan hij niet eens de eigenaar is, maar de rederij waarbij hij in loondienst is. Hoe onnozel ben ik geweest! Alsof ik nog een zestienjarige was in plaats van een eenentwintigjarige volwassene! Ja - volwassene - maar plotseling begreep ik niet waarom ik dat steeds voor mezelf herhalen moest. Was het omdat ik na al die jaren naar Californië terugkeerde? Waarom voelde ik me opeens zo onzeker van mezelf - en onzeker over wat de toekomst voor mij in petto zou hebben? Ik was toch geen klein kind meer? Alsof... alsof...
Na al dat gierende gestorm en het gevoel in de schuimende golven omhoog geworpen te worden om daarna langs een groene muur van louter zeewater neer te donderen, om vervolgens opnieuw opgenomen te worden, maar nu op de toppen van huizenhoge golven, waren het plotselinge uitzicht op louter rotsen en de wiegende bewegingen van het schip een merkwaardige belevenis!
We zijn dus langs Mexico gevaren! En dit moet San Diego zijn - tenminste van wat ik er door mijn patrijspoort van te zien krijg; slechts een aantal schommelende pijlers met oranje lichten, die bijeengekropen lijken te zijn als een beveiliging tegen de onmetelijkheid en de lege duisternis van de nachtelijke hemel, waaraan enkele sterren tegen een fluweeldonkere achtergrond fonkelen.
Ik wou dat ik aan land kon gaan! Dat ik een van de reddingsbootjes kon nemen waarmee ik naar die bewegende lichtjes kon varen. Om het knarsen van het zand onder mijn bootje te horen als ik de oever zou bereiken. Ik zou dan aan land gaan om de hele kustlijn af te wandelen; op zoek naar welk avontuur dan ook! Ik wilde aan iedere impuls toegeven. Blindelings rennen totdat ik een onbekende plek zou bereiken; een plek die ik noch kende noch begreep en waar ik mogelijkerwijs nog hulpelozer zou zijn dan ik me nu reeds voelde. Maar Goddank ben ik dat kleine zestienjarige meisje, dat nergens iets van begreep, niet meer! Ik ben een opgroeiende vrouw van eenentwintig jaar en gedisciplineerd genoeg om zich niet te laten leiden door primitieve impulsen.