Hoofdstuk 19
Naderhand vertrouwde Trista, met woedend vastgehouden krassende pen, aan haar dagboek toe:
Ik kan er tenminste bijna zeker van zijn dat ik niet tijdens mijn slaap overvallen zal worden, noch door luid gesnurk of door een laag-bij-de-gronds gesprek wakker gehouden zal worden. Ik had feitelijk van het 'gezelschap' dat kapitein McCormick voor mij had uitgezocht slechts enige onderdrukt gemompelde, zeer obscene woorden gehoord toen de man mijn hut binnenwankelde. Het was bijna ochtend geweest en ik besloot verder op de vloer te gaan slapen in plaats van in de kooi naast de zijne. Goddank was hij al verdwenen toen ik laat in de ochtend mijn ogen opende.
Die slijmerige beroerling van een Pruitt, wiens haar net zo geolied was als zijn manieren, merkte langs zijn neus weg op dat de 'andere heer' zichzelf bezig scheen te houden met enerzijds het geducht aanspreken van de fles en anderzijds het versieren van de echtgenotes van de heren die aan boord waren. Ik kan me tenminste gedurende het verblijf van deze Casanova aan boord veilig wanen, neem ik aan ... Zelfs als dat zou moeten inhouden dat ik me, tot het ogenblik dat we in San Francisco van boord zullen gaan, schuil zou moeten houden. Misschien zou het me zelfs wel lukken hem helemaal te ontlopen! Het was me nu in ieder geval heel wat waard geworden me in mijn kleine ruimte te blijven ophouden, en ik kon tevens onze goddelijke kapitein laten zien dat hij zich schromelijk had vergist. Ik zou me moeten herinneren wat Farland Amerson me had gezegd - was dat werkelijk pas vijf jaar geleden geweest?
Het doet er niet toe wanneer hij het gezegd had, zolang ik het maar niet vergat: 'Laat nooit zien dat je bang bent - zelfs beesten kunnen ruiken wanneer je bang voor ze bent! Je moet Ieren, liefste Trista, om aanvallers recht in de ogen te blijven kijken totdat zij hun blik afwenden ... denk altijd aan de ogen - blijf ze gadeslaan en je zult ontdekken dat het de meeste mensen zal afschrikken!'
Soms denk ik Farland net zo erg te missen als Jessie; zelfs als ik kwaad op hem ben, omdat ik me zoveel aantrek van alles wat hij mij geleerd heeft. Het mócht wat! Hoe kon hij? Hij maakte zich wel zorgen om de baby, maar van zijn vrouw trok hij zich niets aan. Farland, de verveelde cynicus - en hij is niet beter dan een andere onnozele idioot die voor een verloren zaak strijdt. Jessie zegt dat ze dat begrijpt. Nou, ik niet! De duivel hale de mannen en hun stomme, zinloze zaken waarvoor ze willen sterven, hoewel ze weten dat de wereld er niet door veranderen zal. In feite verandert er, door te sterven, helemaal niets! O, God, ik zou het niet kunnen verdragen als Farland zo gek zou zijn zichzelf te doden!Ik...
Door een plotselinge stormvlaag helde het schip naar één zijde en de inkt spatte over de bladzijde waaraan ze bezig was. Er waren ook al inktspatjes op haar witte blouse - de laatste schone die ze nog had. 'Verdomme!' riep Trista uit terwijl ze haar best deed de schade zoveel mogelijk te herstellen. Ze voegde er, in verscheidene talen, een aantal vloeken aan toe.
'O, hemeltje! En ik word nog wel door de kapitein zelf naar u toegestuurd om u voor weersverandering te waarschuwen. Wat zonde, meneer, dat u zowel overdag als 's nachts zoveel tijd aan schrijfwerk moet besteden, zoals me opgevallen is. En ... als ik u ergens mee van dienst kan zijn ... ? Hier is een servet; daarmee kunt u het een en ander afwassen. Ik zal u direct een andere pot inkt bezorgen, meneer!'
De hemel zij dank dat ze juist de inktvloeier op de bladzijde had gezet, want anders had die geoliede kleine ellendeling kunnen lezen wat ze zojuist had opgeschreven. En op datzelfde ogenblik dacht Trista dat het nu welletjes was.
Ze stond van haar stoel op en keek meneer Pruitt aan op een manier, waardoor hij, met de ogen bijna uit de kassen rollend, bevend naar achteren deinsde. Zijn ogen knipperden wild toen hij merkte dat het servet, dat hij gewoonlijk over zijn arm droeg, weggerukt werd terwijl hij bijna versteende onder de koude, vernauwde ogen - met een blik die, als hij er later aan terugdacht, iemands bloed had kunnen doen stollen.
'Wel, dank u, meneer Pruitt! Wat is het toch een geluk dat u altijd juist op het ogenblik op schijnt te duiken dat u meer dan nodig bent. Maar u bent niet langer nodig - meneer Pruitt! En als u nog eenmaal zonder kloppen deze kamer binnenkomt, ben ik bang dat ik u per ongeluk met mijn pistool zal uitschakelen!' En toen, met een onheilspellende glimlach, waardoor de onfortuinlijke steward zich bijna tegen de kajuitdeur bezeerde in zijn haast om weg te komen, vervolgde Trista met spijtige stem: 'En ik ben bang dat ik erom berucht ben dat ik iemand dood als ik op iemand schiet! Ik zou het erg jammer vinden om kapitein McCormick te moeten beroven van zó'n nauwgezette en hulpvaardige slaaf - meneer Pruitt! Als mijn onbeheerste temperament wordt aangewakkerd, dan ... U begrijpt het wel? Ik wist dat u het zou begrijpen!'
Toen meneer Pruitt verdwenen was en hij de deur ongebruikelijk haastig achter zich had dichtgetrokken, zonk Trista op haar stoel terug en begon onbeheerst, bijna hysterisch te lachen. Goeie God! Ik zou het werkelijk gedaan hebben - zonder ook maar een moment te aarzelen. Tot op de dag van heden weet ik nog niet zeker of ik wel in staat zou zijn een menselijk wezen te doden - zelfs al was dat een ellendig, waardeloos creatuur als Pruitt. Tenslotte is het heel wat gemakkelijker iemand in gedachten te doden ...
Het schip schudde en helde van de ene kant naar de andere toen het, gejaagd door de wind, als een China-klipper op eigen kracht snel verder voer. Trista keek door de met zout bedekte patrijspoort naar de torenhoog opzwiepende golven, die zo nu en dan over het schip sloegen.
Het enige wat naar haar mening in het voordeel van kapitein McCormick pleitte was, dat hij in ieder geval een bekwaam zeeman was! In dit barre weer zou hij zich ongetwijfeld op de brug bevinden, met het stuurrad stevig in handen, terwijl hij commando's bulderde tegen de mannen die in de masten waren geklauterd en hoopten dat ze ook deze storm zouden overleven. Maar terwijl kapitein McCormick druk bezig was met zijn dierbaar schip en zijn passagiers zich veilig in hun hutten verborgen hielden ... zou hij geen tijd hebben erop toe te zien of iemand het in zijn hoofd zou halen aan dek te gaan. En zelfs als hij dat deed - wat dan nog?
Ze voelde al bijna de zoute aanraking van het zeewater op haar gelaat en de rukkende bewegingen van de wind in haar haren. Heks! Dat zouden ze denken wanneer ze me zo te zien zouden krijgen, dacht ze. Een zwartharige zeeheks, opgeroepen door de golven en de wind om slechts even te verdwijnen als het kokende schuim over het dek kwam rollen. Ze rommelde in een van haar koffers totdat ze de mantel vond waarnaar ze op zoek was; een zware zwarte wollen mantel met een capuchon.
Ze was erin geslaagd Pruitt te bewegen haar niet voortdurend te bewaken - en niemand zou de moed hebben zich aan dek te begeven om een gevecht aan te gaan met de wind en de zee, waardoor het bijna onmogelijk zou zijn recht op de benen te blijven! Trista omklemde met beide handen de reling en ze trok er zich niets van aan dat op een gegeven ogenblik haar wijde mantel door een heftige rukwind openbolde en om haar lichaam ging wervelen. Zonder te weten waarom bracht ze haar hand naar haar hoofd, rukte de wollen pet eraf en verwijderde daarna de pennetjes die haar haar tot nog toe in bedwang hadden gehouden. Ziezo! Vervolgens de zware haarband eraf - haar lichaam in balans houdend onder elke beweging van het schip - louter instinctmatig en zonder erbij na te denken, woelde ze met beide handen door haar nu vrije haardos waarmee de wind en het natte schuim vrij spel hadden ...
De wollen pet, die ze onbeheerst van haar hoofd had gerukt, zeilde slingerend enige tijd over de zee, totdat hij opeens zonk en verdween. Die vermomming is verdwenen, dacht Trista, haar hoofd en lichaam naar achteren gedrukt toen haar handen opnieuw stevig de reling omklemden en ze een ogenblik haar ogen sloot. Ze voelde totaal geen emotie. Helemaal niets!
'Uw pet tegen de wind in gooien - heeft dat een bepaalde betekenis, of is het slechts symbolisch bedoeld? En ... bent u werkelijkheid?'
Gedurende een ogenblik voelde ze zich verstard van vrees; alsof een van haar gedachten de gedaante van een demon had aangenomen. Nee. Nee! Als in een nachtmerrie voelde Trista dat haar voeten niet in staat waren zich te bewegen - ondanks de jagende commando's die in haar geest opkwamen en haar bevalen: 'Rennen! Rennen!' Gedurende één onbeheerst moment dacht Trista over de reling te springen om in de golven te verdwijnen - dat was te prefereren boven ... dit! Nee, dacht ze even later met een hulpeloos gevoel. Het lukte haar de capuchon over haar hoofd en voor een deel van haar gelaat te trekken terwijl ze de warmte van zijn lichaam tegen haar rug voelde. Een warmte die overging tot hitte, als het ware afkomstig van een bosbrand, die door heel haar huid ging ... alles verbrandend wat in haar binnenste was. Een paar handen omklemden haar middel en trokken haar nóg dichter tegen zijn lichaam en ze kreeg het angstaanjagende gevoel dat ze in dat andere lichaam werd opgenomen en oploste; dat het andere lichaam diep in het hare ging - zó diep en zó intens, dat ze opeens een ongearticuleerde, bijna primitieve kreet slaakte. En toen hoorde ze hem met een scherpe, maar verbaasde stem zeggen: 'O, God! Nu weet ik dat je niet bent wat ik me zojuist verbeeldde ...' Hij draaide haar ruw naar zich toe en kuste haar - dierlijk, ontdekkend, pijnlijk, zacht - het leek alsof hij alle manieren uitprobeerde; tegelijk aanvallend en ontwapenend.
Naderhand kon Trista zich herinneren hoe ze plotseling de kracht had gevonden om zich van hem los te rukken en bijna verblind wegvluchtte - alsof alle demonen uit de hel waren gekomen en haar nu achterna zaten.
Hij was haar tenminste niet gevolgd. Ze was, als een hinde die door een bosbrand werd overvallen, de volle lengte van het schip afgerend terwijl ze haar gedachten verzamelde om de weg naar haar hut terug te vinden. Toen ze deze eindelijk gevonden had, liet ze zich er bijna in vallen, sloeg de deur achter zich dicht en deed de grendels erop, waarna ze snikkend van uitputting op haar brits ging zitten en ... Ik wil het niet weten! gilde haar gemoed. Je hebt je iets verbeeld; iets dat er niet was; iets dat totaal onmogelijk was. De Demonische Minnaar - het kwam natuurlijk door de gedichtenbundel die ik gelezen had ... Ik had niet eens zijn gezicht gezien; als hij tenminste een gezicht had gehad! Ik had tenminste geen enkel woord gezegd ... Hoe had ik dat gekund? En hij had geen enkele poging ondernomen om me te volgen - dus het had best ook een van de zeelieden geweest kunnen zijn die angstig was geworden nadat hij zich gerealiseerd had hoe onnadenkend ik wel was. Vanzelfsprekend ! De arme ellendeling zal zich nu wel teruggetrokken hebben en zich bevreesd voelen omdat de in mantel en capuchon gehulde geheimzinnige dame haar beklag bij de kapitein aan het doen was!
Mantel...! Ze merkte opeens dat ze haar mantel niet meer aan had. Ze moest hem verloren zijn toen ze over het dek naar haar hut was gerend en ze had er niets van gemerkt. Maar het kon haar niet veel schelen. Laat de mantel de pet volgen; als een offer aan de wind en de zee! Aan Poseidon, door de oude Grieken aanbeden als de god van de zee - in ruil voor bescherming. Maar voor welke? Of, erger nog, voor wie?
Nee! Ze moest voorkomen dat haar verbeelding op hol ging slaan. Waarom had ze in gedachten Poseidon opgeroepen? Uw pet tegen de wind in gooien, had hij even tevoren gezegd ...
Ik wil er verder niet aan denken, tenminste, nu niet, niet voor ik die natte kleren heb uitgedaan en mijn haar heb gedroogd, zei Trista tegen zichzelf toen ze merkte dat ze plotseling moest huiveren. Dat zou er nog bij moeten komen; dat ik kou zou vatten - of zelfs een longontsteking zou oplopen!
Vanzelfsprekend had haar kleding van het zoute zeewater te lijden gehad, maar Trista schonk er niet veel aandacht aan. Ze zou er een bundeltje van maken en dat voorlopig ergens wegproppen. De geplisseerde blouse die ze droeg voelde nat en vastgeplakt op haar huid aan, waardoor haar tepels en de vorm van haar borsten goed tot uitdrukking kwamen. Ze maakte zich er niet druk om, nu ze weer in de veiligheid van haar kajuit was, maar opeens dacht Trista met een lichte rilling: 'Wel, ik mag tenminste van geluk spreken dat ik de kapitein niet tegen het lijf ben gelopen. Ik vraag me af hoe hij gereageerd zou hebben? Of Pruitt? Hij zou zich waarschijnlijk een ongeluk zijn geschrokken als hij me gezien had met mijn lange mantel in de wind. Op dit ogenblik zie ik er heksachtig genoeg voor uit!'
Trista trok een paar gekke gezichten tegen haar spiegelbeeld toen ze trachtte haar nog steeds vochtige haar zo goed mogelijk te fatsoeneren. Misschien deed ze er toch beter aan er een stuk van af te knippen! En dan ... En dan zal het niet meer op mijn hoofd dwarrelen en wervelen als een stormwolk, waardoor de aandacht op mij gevestigd wordt - of over mijn gelaat vallen, over mijn ogen die me verblinden, zodat... zodat ik gedurende een paar minuten niets kan zien en me verlies aan het wilde, onbeheerste en hartstochtelijke stukje natuur waarvan ik had gedacht dat ik het onderdrukt en bijna vergeten had. Tot vandaag; toen een man - zomaar een man - een vreemdeling wiens gezicht ik niet eens kon zien, achter me was gaan staan en mijn lichaam tegen de lengte en de hardheid van dat van hem had gedrukt, vóór hij me had omgedraaid en gekust had alsof ik - o, God - alsof hij zich reeds in mij had bevonden en de liefde met me bedreef. Totdat ik overvallen werd door het gevoel van weekheid, dat ik had, toen Blaze ...
Trista wendde abrupt haar gelaat van de spiegel af waarin ze al die tijd, zonder iets te zien, had staan staren. Ze was kwaad dat ze zichzelf toestond aan iets te denken wat maar beter vergeten kon worden - behalve als het een waarschuwing betekende tegen een zekere mate van zwakheid in haar, die ze beter bewaken moest. Vanzelfsprekend had het Blaze Davenant niet kunnen zijn. Niet na vijf jaren - niet hier, op dit schip! Wat deze middag gebeurd was, was niet minder dan een reactie geweest op alle dingen die ze tijdens die afgrijselijke weken aan boord had moeten doorstaan; verhevigd door de gevangenschap in een kleine kajuit waar ze niet eens gemakkelijk haar benen kon strekken.
En de koudogige kapitein McCormick, die zich verlustigde in een kat- en muisspelletje met een angstig slachtoffer - dat dacht hij tenminste! Ja, ze zou eens moeten gaan denken over de streek die ze met hem zou gaan uithalen en over het plezier dat haar dat zou geven, dacht Trista toen ze een borstel door haar haar haalde. Opeens dacht ze eraan dat de onderdanige Pruitt elk moment op haar deur kon kloppen om te vragen wat de 'jonge heer' vanavond als hoofdmaaltijd wenste te gebruiken. Wat zou zijn reactie zijn als de 'jonge heer' zou antwoorden dat hij een aantal mokken met geklopte eidooiers, overgoten met grote hoeveelheden cognac, wenste? Met waarschijnlijk een kop hete soep vooraf - om de maag een laagje te geven. Tenslotte was het een voorrecht van een arts om zichzelf een dergelijk recept voor te schrijven. Vanavond, nu haar gedachten ongecontroleerde, vreemde en ongewenste vormen aan- namen, zou de vergetelheid van alcohol opwegen tegen de prijs van een rampzalige hoofdpijn die ze de volgende dag zou hebben! Zorgeloos zei ze even later tegen zichzelf dat, door voor het eerst van haar leven echt dronken te worden, eindelijk eens haar zinnen buiten spel gezet konden worden. Ze zou zo dronken worden dat ze noch zou beseffen wat ze deed - noch dat ze zich er ook maar iets van zou aantrekken!