Hoofdstuk 36

'Je weet dat je iets slechts te zien krijgt wanneer de zwarte vleugels boven je voorbij trekken - en het wordt nog erger wanneer deze rakelings langs je gelaat strijken. Maar je bent sterk genoeg om te weten wat je dan doen moet - om met je innerlijke opgewektheid tegen die slechtheid te vechten! Ja, jouw gedachten horen die van mij - ja. En wanneer de tijd daar is, zul je je herinneren hoe..

' Aahh!' Trista hoorde zichzelf een kreet slaken en ze schoot recht overeind. Ze voelde dat haar lichaam en zelfs haar jurk doordrenkt van transpiratie waren. Haar kreet weergalmde op hetzelfde ogenblik als een echo uit het verleden.

Maar nu begreep ze het - ze was thuis gekomen om het te doen - en niet... niet om door de vlammen van hier buiten verteerd te worden ... nee en nog eens nee! Want dit was haar eigen plekje. En de donkergroene, soms amberkleurige, moerassige rivierarm wachtte en was zoals ze van het begin af altijd geweest was. Alles was hetzelfde; de moerassige rivierarmen, de moerascipressen en het 'trillend gras', zoals de Indianen bepaalde verraderlijke plekjes hadden genoemd. Nu wist ze waarom ze naar hier gekomen was - waarom alle vragen en antwoorden in het begin gelegen waren.

Ze beefde over heel haar lichaam; van top tot teen - terwijl de natte pieken van haar haar als kleine slangen over haar hals en schouders vielen, toen Fernando haar kamer kwam binnenstormen - met een angstaanjagend, woedend gezicht. Toen hij haar zag, bleef hij stil staan.

Zelfs voor hém leek ze op een heilige verschrikking - Medusa... wat was er verdomme nu weer met dat kreng aan de hand?

Vóór hij de gelegenheid kreeg haar dat snauwend te vragen, hoorde hij haar hijgend en vol afschuw mompelen: 'Het is .., het is ... moeraskoorts! Begrijp je? Zie je wat het gevolg is? Ik ... ik ... moet mijn dokterstas hebben ... jullie zullen allemaal sterven ... net zoals ik ...! En het kan me niets schelen ... Je moet niet...'

Hij durfde haar niet dicht genoeg te naderen om haar een klap te geven, waardoor ze misschien was gaan zwijgen. Hij keek nog eens goed naar haar en zag dat heel haar lichaam trilde en beefde. De koortsachtige, rode vlekken onder haar jukbeenderen was de enige kleur in haar doodsbleek gelaat. Dat ellendige kreng! Het zou net iets voor haar zijn om hem met de ziekte, die ze opgelopen had, aan te steken!

ik zal die verdomde rotzooi van je halen! Maar jij blijft hier, hóór je me? Vertel me wat ik pakken moet - ik zal er dan naar zoeken - en naar de hel met die gevangenen - het zou heel wat gemakkelijker voor ons zijn wanneer ze gewoon doodgingen - en voor die godvergeten spionnen zélf zou dat ook heel wat gemakkelijker zijn. Ben je het daar niet mee eens, querida?'

De trillingen, die ze onder haar huid voelde, schenen niet te willen stoppen; het was de lichamelijke reactie op alles wat ze tot nog toe had meegemaakt. Veldslagen voor een rivierarm of voor een klein stadje, dat daarna in brand gestoken werd. En toen was Fernando opeens opgedoken; hij was een koerier van generaal Kirby-Smith, waarmee hij al eens eerder was opgetrokken.

O, ze kon zich maar al te goed voorstellen wat hij met zijn glimlachende Spaanse charme aan generaal Taylor verteld had. Ze wis een erfgename - ze was in feite zijn stiefzus, en getrouwd met een officier uit het Zuiden, die vermist en misschien wel dood was. Desondanks had ze zich nogal losjes gedragen - was een verbintenis aangegaan met iemand uit Carolina, die ook een spion van de Unionisten was en waarmee ze, aan boord van een schip, bigamie gepleegd had. Ja - zonder twijfel verdiende ze het om voor het vuurpeloton gezet te worden ... maar aan de andere kant zou ze zich, wanneer ze nauwkeurig bewaakt en in de gaten gehouden werd, van groot belang voor de Zuidelijken kunnen zijn. Ze was niet alleen een erfgename, maar nu ook nog bezitster van de 1'Acadienne Plantage, die aan het Teche-moeras gelegen was. Een Noordelijke dame zou, althans voor enige tijd, kunnen verhinderen dat de yankees door dat gebied zouden trekken. Ondertussen dacht generaal Kirby-Smith zich dan niet alleen van katoen, maar ook van munitie en krijgsgevangenen te kunnen voorzien, terwijl de 'Noordelijke dame' in bedwang gehouden werd; niet alleen via de op haar rug gerichte geweren, maar hij dacht óók door...

Blaze! O, God, Blaze - verdomde idioot! Waarom had hij alles geriskeerd - zelfs zijn leven - om haar achterna te komen? Het antwoord drong langzaam in Trista's koortsige, bijna hysterische geest door. Omdat hij niet langer van haar verwijderd kon zijn en haar niet vergeten kon, zoals zij hém niet vergeten kon - ondanks alles - of je zou ook kunnen zeggen: desondanks alles! Had hijzelf dat niet gezegd?

Ze hadden zich haar erfenis toegeëigend, haar plantage, die ze als een vredig plekje beschouwde, maar die nu veranderd was in een gevangenis en een guerrillanest - een dodelijk mijnenveld, waardoor nietsvermoedende betreders van dat gebied onmiddellijk opgeblazen konden worden. De niets vermoedenden, over wie zij, als een soort kasteel vrouwe, had moeten regeren - uiteraard met een bekakte stem. Maar ze maakte zich nergens meer druk over; zelfs niet over Fernando's bedreigingen. Dezelfde Fernando, die haar, met een glimlach op zijn lippen, uitgebreid verslag had gedaan over de wijze waarop Blaze gemarteld werd en dat hij gevangen werd gehouden in wat de bewakers de 'hete doos' noemden. Dat alleen was onverdraaglijk voor haar!

'Je kunt met hem praten - zeg hem dat hij er beter aan doet ons alles wat hij weet te vertellen - hoewel ik niet geloof dat de rotzak op dit ogenblik in staat is welk antwoord dan ook te geven!'

'Zou ik hem misschien kunnen overhalen het wél te doen?' God, hoe had ze in staat kunnen zijn dat zo kalm voor te stellen? Fernando had op een walglijke manier gelachen en sarcastisch geantwoord: 'Met woorden, of met medicijnen; met zulke zoals ik me nog goed weet te herinneren? Maar probéér het, lieve Trista - mijn zus en mijn hoer! Hè? Je denkt er toch nog wel aan, is het niet?'

'Goed - heb ik je dat al niet gezegd? Alsjeblieft, Fernando, wanneer ga je me eindelijk geloven?' O ja, ze had zichzelf gekleineerd in die andere ik van haar; ze had zich verontschuldigd en zich tegen hem aan gewreven, zelfs nadat hij haar als een onaanzienlijk beest behandeld had. Het werd tijd dat ze veranderde - maar niet te veel; nu nog niet.

Misschien was het Fernando's ijdelheid en zelfverzekerdheid geweest waardoor hij 'toegestaan' had (dit was haar huis; haar eigendom) dat ze gedurende een paar minuten in elkaars gezelschap konden verblijven, zodat ze intussen haar overredingskracht kon aanwenden. Natuurlijk wist Fernando dat ze het niet in haar hoofd zou halen Blaze aan te raken. Het zou hem nog meer folterende pijn bezorgen, nu hij, als een stuk gedroogd vlees, met haken in zijn rughuid in de lucht hing - als een Sioux-krijger die de rituele Zonnedans onderging. Zijn armen waren op zijn rug vastgebonden en zijn voeten raakten net niet de grond.

Zijn ogen waren gesloten geweest, maar hij hief zijn hoofd op, toen hij opeens haar ontzette en verschrikte kreet hoorde. Zijn moeraskleurige, koortsige ogen keken in de hare. En toen zei hij in hijgende fluisterstoten: 'Het doet er voor de donder niets toe; begrijp je dat? Op ... op de een of andere manier had ik je toch wel gevonden. Hoe dan ook. De Zilveren Maan boven een zilver wateroppervlak ... breng jezelf in veiligheid ... hóór je! Hoe dan ook ... Nee - alsjeblieft, lieveling ... raak me niet aan ... Ik wil niet, dat...'

En toen had ze, razend van woede en vol haatgevoelens, gezien dat heel zijn lichaam met felgekleurde striemen - afkomstig van zweepslagen - overdekt was. Ze had het kunnen uitgillen, maar zijn blik leek haar te hypnotiseren. Met ongewoon beheerste stem zei ze: ik hóef je niet aan te raken, is het wel? Noch hoef jij mij aan te raken ... ook zó kennen we onze gevoelens voor elkaar.'

'O, God, mijn Zilveren Maan, mijn Zilveren Heks ... Eindelijk weet je het dus...? Dat is toch zo...? En ik vermoed al heel lang? Ga alsjeblieft... het wordt hun tijd, dat ze... In Godsnaam, lieveling!'

'Lieveling...' Ze hadden het in elkaars ogen gelezen ...

'Madame - hier is het zwarte koffertje van madame - en men heeft mij gezegd dat u een medicijn gaat samenstellen, waardoor men die verschrikkelijke moeraskoorts - de gele koorts - niet krijgen kan.'

'Het is een van je huishoudsters - ze zegt dat ze er al eerder last van had!' riep Fernando vanuit de deuropening - zijn ogen stonden wild. 'Wanneer je nu eindelijk eens met dat gebibber ophoudt, ellendelinge, dan moet je eerst zelf een dosis nemen en haar de rest van dat spul geven - hóór je me? Dóe het!'

De deur werd dichtgesmeten en Trista zei met een nog steeds bevende stem: 'Tante Ninétte? Maar ik dacht...'

'Zo, poehhh, wat dacht je dan? Iedereen dacht hetzelfde, hè? Ze zal nu wel dood zijn ... arme oude vrijster... Ha! Ik heb tien zonen en twee dochters, terwijl mijn arme zus maar één dochter had! Zo, nu moet je opschieten, ja? En doe vlug wat je van plan bent, madame dokter!'

Toen Trista de ongeduldige blik op het gezicht van haar tante zag verschijnen, durfde ze verder geen vragen te stellen; ze herinnerde het zich uit haar kleuterjaren. 'Schiet op, schiet op! Je wilt toch niet dat je man doodgaat? Vandaag - geen eten, geen water - maar ik, ik was in staat hem een beetje te geven. Schiet op! Ik zal de sleutels halen, ja?'

Ja - opschieten! Genoeg morfine, vermengd in een bitter smakend drankje - niet slechts om de pijn te verminderen, maar, met een beetje opium erbij, een sterk slaapmiddel. Wanneer men ervan zou drinken, zou men in een coma-achtige toestand raken.

'Zo nu en dan neem ik ...'

'Ja, ik weet het - ik kan wachten. En dat moet jij ook. En vóór hij, die slechterik, komt, moet je voor jezelf ook een bitter mengseltje maken en mij er iets van geven om de pijnen van je man te verzachten.'

Trista deed geen moeite om haar tante te vragen wat en hóe ze het wist - dat zou ze later uitzoeken; wanneer de tijd rijp was en niet zo gespannen. Dan zou ze ook uitzoeken hóe haar tante Ninette, in gezelschap van haar stamgenoten, naar hier gekomen was om hulp te bieden ... Maar dat had De Oude natuurlijk bekokstoofd - bestond ze nog steeds? Had ze ooit, behalve in de fantasie van een kind, bestaan ? Maar wat deed het ertoe? Ze bevonden zich nu in het heden en er moesten dingen gedaan worden.

Onwillekeurig begon Trista door het piepkleine kamertje te ijsberen. De kleine ruimte deed haar te veel denken aan de 'isolatie- cel' waar ze - het leek haar eeuwen geleden - mishandeld en misbruikt was. Had Blaze daar ook aan moeten denken? Fernando hield ervan om mensen te martelen en te kleineren. Ze deed er beter aan haar geest te sluiten om slechts te denken aan de prettige dingen, die in het verschiet lagen; wanneer Fernando hen noch bereiken noch kwetsen kon.

Fernando! Eens, als kind, had ze aan hem gedacht als aan een ridder in glanzende wapenrusting. Dan was zij de lady van Shalott en hij sir Lancelot. Maar desondanks was het Blaze, haar lot en niet haar verschrikking en vernietiging die ze gekozen had. Blaze .. .ah, ze hadden veldslagen uitgevochten - maar elke veldslag was geëindigd in een plezierige overwinning voor hen beiden!

Ik kan niet langer wachten, gilde haar geest wanhopig uit, en ze gooide de deur open en ze begon in paniek te rennen - ze had maar één wens: bij hem te zijn - ook al zou het voor slechts eenmaal zijn.

Dit is liefde - dit is liefde - herhaalde haar hart tijdens het harde lopen. En wanneer ik hem deze maal zal verliezen - als ik hem wéér zal verliezen, dan wil ik niet verder leven - dan wil ik ... Ze rende rechtstreeks bij hem binnen en omhelsde hem onstuimig, totdat hij met een scherp geluid ging inhaleren, waardoor ze zich alles herinnerde ... Onwillekeurig deinsde ze achteruit; het zout van haar tranen had de pijn van zijn wonden en open striemen verergerd, maar voor geen goud ter wereld wilde hij haar dat laten merken. Hij keek in haar vochtige, zilverkleurige ogen en las er de pijn in; om hém.

'We zouden nu moeten vertrekken, dunkt me! Hallo - ik ben je neef Antoine. Ik heb een prauw bij me - maar ze zullen gauw ontwaken; één van hen moest ik al een nekslag geven, zodat hij óók zou gaan slapen - de ellendeling.'

Blaze kon amper lopen; al die tijd had hij dubbelgevouwen in die 'hete doos' gezeten - een gat in de grond, bedekt met een golfijzeren plaat, die in de zon gloeiend heet en tijdens de nacht ijskoud werd. Wanneer het heet was, dacht hij aan de koelte van haar zilverkleurige halvemaan-ogen en wanneer hij zich bijna onverdraaglijk koud voelde, had hij aan de warmte van haar lichaam gedacht. Trista. Zilveren Maan had hij haar eens genoemd - Blaze wist niet meer wanneer en waarom; misschien had hij het slechts tijdens een van zijn ijlaanvallen gezegd. Nu voelde hij zich ook een beetje ijlhoofdig en hij stak zijn hand uit om zich door Trista, die verblind van tranen was, te laten leiden.

Verdomme, hij mocht dan wel van top tot teen verwond zijn; hij kon nog steeds lopen; hij kon zelfs hollen - ondanks dat zijn spieren protesterend vertelden dat ze te weinig beweging hadden gehad. En hij had een dolkmes aan zijn riem. De dame, die zich tante Ninette genoemd had, en de moeder van Antoine was, had hem dat onmiddellijk, nadat hij zijn veel te kleine gevangenis verlaten had, overhandigd.

Terwijl hij halfmank en met een onzeker drafje naar de wachtende prauw holde, wist Blaze onbewust dat Fernando hen volgen zou; ongeacht waar naartoe en hoe vér hij ook vluchten zou. Hij dacht dat Antoine het ook wist, want, toen hij met een onhoorbaar geluid de peddels door het zijdeachtige, nauwelijks bewegende water sloeg, keek hij voortdurend over zijn schouders naar achteren.

De moerassige rivierarm deed Blaze aan een kronkelende slang denken. Fernando zou met deze hindernis te maken krijgen. Wat had dit allemaal met die verdomd idiote oorlog te maken ? Hij dacht niet meer aan wat ze hém hadden aangedaan. Hij voelde zich bezorgd om Trista; zijn Zilveren Maan, die zijnentwege van ellende verteerd werd.

'Uit welke richting zullen ze komen?' vroeg Blaze opeens tussen zijn tanden. Het was hem aan te zien dat hij erge pijn leed, maar hij deed zijn best er niet aan te bezwijken; dat kón niet en dat mócht niet!

'Van achter ons. Hij zit ons nu achterna. Hij komt om te doden. De vrouw; ja? Hij haat - dit is gezien door... haar, wier naam niet gezegd zal worden!'

'De Oude? De Oude, die via haar geest met die van haar gesproken heeft?' Trista, die haar hoofd op de knieën van Blaze had gelegd, sprong op als een giftige slang, die tot de aanval over ging. De prauw sloeg door haar onverhoedse beweging bijna om. ik ben bang om namen te noemen! Ik ...' en toen begon ze weer te huilen; ze zag wat er gebeuren ging - alsof het een dobbelspel was. Haar hooghartigheid en haar zelfverzekerdheid waren verdwenen, toen ze met een bijna onhoorbaar zachte stem zei: 'Het spijt me, neef Antoine - het spijt me, Blaze, mijn man, mijn lieverd. Antoine, kunnen we misschien even stilhouden, zodat ik wat mos en spinnenwebben op de wonden van mijn man kan leggen? Jullie hebben gelijk: er zijn dingen die men recht in de ogen moet zien en die overwonnen moeten worden. Gewoonlijk door mannen, maar de vrouwen hebben het het zwaarst te verduren. Omdat ze moeten afwachten!'