8

 

Ashley hield zich al sinds de lagere school serieus met voetballen bezig en ze deed er altijd een schepje bovenop om toch vooral maar de beste te zijn. Naast haar dagelijkse fitnesstraining bij het voetbalkamp ging ze ook iedere avond rond een uur of acht nog een eind hardlopen. Meestal deed ze dat samen met Sally Castle, maar haar kamergenote had die avond last van haar maag en bleef liever thuis.

Ashley hield ervan om over de beschaduwde paden te rennen die zich door het bos op het terrein van de school slingerden. Door het dikke bladerdak was het er zelfs op snikhete dagen lekker koel. Deze avond had Ashley meer energie dan anders. Na de training van die ochtend had de trainer van de Academy haar bij zich geroepen en tegen haar gezegd dat er een goede kans bestond dat ze dit najaar als midvoor zou worden opgesteld. Ashley wist van zichzelf dat ze beter was dan de andere meisjes van de Academy die ze als midvoor had zien spelen, maar ze vond het leuk dat de trainer tegen haar had gezegd dat zij nu die plaats kon krijgen als ze daar haar best voor deed.

Maar juist op het moment dat haar vreugde het grootst was, bedacht ze dat haar vader haar dit jaar niet zou kunnen zien spelen. Na haar eerste bezoek aan de Oregon Academy was Ashleys depressie geleidelijk aan verdwenen. Toen ze zich eenmaal in het studentenhuis had gevestigd en met haar werk als begeleider was begonnen, voelde ze zich gedurende grote delen van de dag zelfs best gelukkig. Maar er waren ook duistere momenten, waarin ze steeds de gedempte kreten van Tanya hoorde en zich de dood van haar vader herinnerde. Zo nu en dan waren die momenten meer dan alleen maar herinneringen. Dan beleefde Ashley die gebeurtenissen opnieuw en was het net of ze op datzelfde moment weer plaatsvonden. Haar hart ging sneller kloppen, ze begon te zweten en werd duizelig. Alleen haar eigen wilskracht voorkwam dat ze door verdriet werd verlamd.

Op de momenten dat ze aan Norman Spencer dacht, leek het of alle energie uit haar lichaam wegvloeide en kwamen er tranen in haar ogen. Ze probeerde zich daartegen te verzetten. Ze zei bij zichzelf dat haar vader gelukkig zou zijn als hij hoorde dat ze voor een elftal zou uitkomen dat hoog op de nationale ranglijst stond genoteerd. Ze had zich voorgenomen om al haar prestaties in het komende schooljaar aan hem op te dragen.

Norman had altijd geprobeerd bij al haar wedstrijden aanwezig te zijn, maar hij had er ook een paar over moeten slaan. De eerste keer dat dat gebeurde, was toen Ashley in de tweede klas zat. Dat had haar erg teleurgesteld, totdat Terri haar vertelde dat haar vader altijd in gedachten bij haar was, ook als hij haar niet vanaf de zijlijn stond aan te moedigen. Tijdens de wedstrijd had Ashley zijn aanwezigheid in haar binnenste gevoeld en in gedachten gehoord dat hij haar aanspoorde om haar best te doen. In die wedstrijd had ze drie keer gescoord. Ze probeerde nu Normans geest op te roepen. Een diep geluksgevoel vervulde haar en ze haalde diep adem. Toen verscheen er een glimlach op haar lippen en verdwenen haar angstgevoelens als sneeuw voor de zon. Op dat moment wist ze dat Norman nog steeds vlak bij haar was.

Ashley rende het binnenplein over en volgde de weg naar het grote parkeerterrein, waar een van de paden begon. In het bos maakten schaduwen vlekken op de grond en ze voelde een lichte bries langs haar armen strelen. Er hing een geur van sparren en wilde bloemen. Binnen een paar minuten had Ashley haar ritme te pakken en rende ze met soepele, getrainde pas.

Even later maakte het pad een bocht in de richting van de rivier. Het pad liep nu evenwijdig aan het water en Ashley kon door de openingen tussen de bomen de snelstromende rivier zien. Hier stond geen zuchtje wind en de stilte werd zo nu en dan slechts onderbroken door het gezang van de vogels. Vanuit haar ooghoeken zag ze dat er nog iemand aan kwam lopen. Ashley keek om en zag dat Joshua Maxfield in de richting van het botenhuis liep. Maar op dat moment kwam ze bij een dichtbegroeid deel van het bos en verloor ze hem uit het oog. Het verbaasde haar niet dat ze Maxfield hier tegen was gekomen. Alle meisjes wisten dat hij in een huisje bij de rivier woonde. Veel van hen waren smoorverliefd op de knappe romanschrijver. Er deden verhalen de ronde dat hij meisjes verleid zou hebben, maar Ashley betwijfelde of dat waar was.

Ashley herinnerde zich hoe haar moeder zich in de nabijheid van de docent creatief schrijven had gedragen toen ze op het terrein werden rondgeleid. De manier waarop Terri had gereageerd had haar verrast en tegelijkertijd ook zorgen gebaard. Ashley vond het niet prettig dat haar moeder al zo snel na de dood van haar vader belangstelling voor mannen toonde, maar soms gedroegen mensen zich vreemd als er beroemdheden in de buurt waren en Maxfield was nu eenmaal een beroemde schrijver.

Op dat moment werd de stilte doorbroken door een hoge, harde schreeuw. Ashley bleef stokstijf staan. Toen er nog een gil klonk, deed ze een stap achteruit. Het gegil deed haar denken aan het laatste restje daglicht in de ogenblikken vlak voor zonsondergang — het ene moment nog fascinerend in al zijn purperen glorie en het volgende moment spoorloos verdwenen. Het was in het bos nu weer doodstil. Het gegil was ergens achter haar vandaan gekomen, vanuit de richting van het botenhuis. Ze luisterde gespannen of ze iets kon horen dat een verklaring zou kunnen zijn voor wat er zojuist was gebeurd. Ze stond in hevige tweestrijd: de kreten hadden haar de stuipen op het lijf gejaagd, maar haar geweten zei haar dat ze erachter moest zien te komen van wie ze afkomstig waren.

Ashley dwong zichzelf in de richting van het botenhuis te lopen. Ze bewoog zich uiterst behoedzaam en lette op of ze niet ergens iets hoorde of zag bewegen. Toen ze tussen de bomen door het rechthoekige houten gebouw zag liggen, verliet ze het pad en kroop tussen de bomen verder. Langs de rivier liep een smalle grindweg tot aan de oostelijke zijde van het gebouw. De zuidkant grensde aan de rivier en aan de westkant lag het bos. Uit een van de ramen aan de noordkant kwam een zwak lichtschijnsel.

Op dat moment hoorde ze weer een schreeuw die door de houten muren van het botenhuis enigszins werd gedempt. Ze kroop op handen en voeten verder naar het dichtstbijzijnde raam en richtte zich zover op dat ze naar binnen kon kijken. Het vensterglas was bedekt met een dikke laag stof. Binnen was het donker. Op de grond naast een van de aanlegsteigers rolde een zaklantaarn heen en weer. De lichtbundel wierp een zwak schijnsel op de benen en het onderlichaam van een vrouw die onderuitgezakt tegen een van de dikke eiken steunbalken lag. Ze bewoog niet. Joshua Maxfield stond over haar heengebogen.

Ashley moest naar adem happen. Maxfield draaide zich om naar het raam. Hij had een jachtmes in zijn hand, waarvan het gekartelde lemmet onder het bloed zat. Maxfield keek met priemende blik door het raam. Zijn blik richtte zich op Ashley. Ze ging staan. Maxfield deed een stap naar voren. Een afgemeerde motorboot dobberde zachtjes bij een van de aanlegplaatsen.

Naast de boot lag een tweede lichaam.

Ashley rende door het bos. Achter zich hoorde ze dat de deur van het botenhuis werd opengesmeten. De deur kwam met een klap tegen de muur terecht. Maxfield was snel, maar hetzelfde gold voor Ashley. Zij had van hen beiden de beste conditie, omdat zij immers voortdurend met haar training bezig was.

Maxfield holde als een bezetene achter Ashley aan. Twijgjes braken af en takken kraakten toen hij zich een weg door het geboomte baande. Ashley kwam snel tot de conclusie dat ze alleen een kans maakte als ze erin zou slagen het studentenhuis te bereiken. Daar was een bewaker en er waren nog meer mensen. Het begon te schemeren. Straks zou het helemaal donker zijn. Ashley zocht met de moed der wanhoop het pad dat naar het hoofdgebouw leidde. Zodra ze het had gevonden, stapte ze tussen de bomen vandaan en zette het op een lopen. Ze rende het pad af. De adrenaline stroomde door haar bloed. Voorbij een bocht zag ze het parkeerterrein liggen. Ze knarsetandde. Het studentenhuis was vlakbij. Haar hardloopschoenen bonkten op het asfalt. Ze stak schuin het binnenplein over, ondertussen naarstig zoekend naar iemand die haar zou kunnen helpen, maar de school was verlaten. De enige aanwezigen waren de begeleiders van het voetbalkamp en hun pupillen.

Ashley liep om het gebouw van de bèta-afdeling heen. Het studentenhuis lag aan de overkant van een kleine parkeerplaats. Een paar tellen later rende ze de deur door en gilde om hulp. De bewaker sprong op en rende naar haar toe.

'Hij zit me achterna. Hij heeft een mes.'

De bewaker greep Ashley bij een arm en keek langs haar heen.

'Door wie word je achterna gezeten?' vroeg hij.

Ashley draaide zich om. Er was niemand te bekennen.

Zodra ze besefte dat ze aan Maxfield was ontsnapt, stortte Ashley volledig in. De bewaker liet Laura Rice komen. Laura was een oud-leerlinge van de Academy, die tijdens de zomermaanden als supervisor optrad. Toen ze Ashley hoorde schreeuwen, kwam Sally Castle samen met nog een paar meisjes uit het studentenhuis meteen naar de hal gerend. De supervisor gebaarde dat ze weg moesten gaan, maar Sally stond erop om bij haar kamergenote te blijven. Rice zag gelukkig in dat het verstandig was om Ashley door een vriendin gezelschap te laten houden. Ze liep samen met de beide meisjes naar haar kantoor.

'Wat is er precies gebeurd?' vroeg Rice toen Ashley een beetje tot bedaren was gekomen.

Ashley vertelde haar dat ze iemand had horen gillen en wat ze daarna door het raam van het botenhuis had gezien.

'Weet je zeker dat Joshua Maxfield degene was die jou achterna zat?' vroeg Rice, die grote moeite moest doen om te verbergen dat ze haar doodsbange pupil niet geloofde.

'Hij keek me door het raam aan. Recht in m'n gezicht.'

'Maar het was donker,' wierp Rice tegen. Ze kon zich nauwelijks voorstellen dat de charmante docent een moordenaar zou zijn.

'Mevrouw Rice, Joshua Maxfield heeft die vrouwen vermoord.'

'Ashley, ik wil ook niet tegenspreken dat je hem daar gezien hebt, maar...'

'Ik zag hem naar het botenhuis lopen en een paar tellen later hoorde ik iemand gillen. Hij stond met een mes in zijn handen. Het mes zat onder het bloed. Hij kwam me achterna.'

Ashley begon weer hysterisch te worden. Rice stak haar hand op.

'Goed, goed. Ik geloof wat je zegt. Heb je kunnen zien wie die vrouwen waren?'

'Nee. Het was erg donker in het botenhuis. Ik heb ze maar een paar tellen gezien. De zaklantaarn bescheen maar de onderste helft van het lichaam van die ene vrouw, ik zag alleen maar de onderkant van haar blouse. De andere vrouw lag op haar zij, met haar rug naar me toe. Ze lag half in het donker. Ik kon alleen maar de omtrek van haar lichaam onderscheiden.'

'Ashley, wat is je telefoonnummer thuis?'

Rice wendde zich tot de bewaker.

'Arthur, bel de politie. Ik ga decaan Van Meter en Ashleys moeder bellen.'

Rice toetste het nummer van de decaan, maar er werd niet opgenomen. De supervisor liet een boodschap op het antwoordapparaat achter en belde vervolgens Terri Spencer. Die nam ook niet op. Ashley hoorde Rice een boodschap op het antwoordapparaat van haar moeder inspreken. Als haar moeder niet thuis was, waar zou ze dan zijn? Waarschijnlijk ergens op reportage, zei Ashley bij zichzelf.

'Ik ga terug naar de hal en wacht daar op de politie... tenzij je wil dat ik bij je blijf,' zei Rice.

'Nee, dat hoeft niet. Sally is hier toch ook.'

De deur ging dicht. Het was even akelig stil. Sally vond dat het haar plicht was om bij haar vriendin te blijven, maar ze was ook bang, want ze had op de televisie de reportages gezien over de moorden die in het huis van de familie Spencer waren gepleegd. Ze keek door het raam van het kantoor naar buiten de nacht in.

De eerste politieauto arriveerde een paar minuten later. Een agent in uniform praatte net zolang met Ashley tot hij begreep wat er aan de hand was. Even later kwam Larry Birch binnen. Hij praatte even met Ashley en begaf zich vervolgens naar het botenhuis.

De meisjes wachtten in het kantoor van de supervisor terwijl de politie in het botenhuis bewijsmateriaal verzamelde en agenten het terrein afzochten naar Joshua Maxfield. Een half uur nadat Birch was vertrokken, ging de deur van het kantoor open. Ashley keek met een blik vol verwachting op, in de hoop dat het haar moeder was. Maar in plaats daarvan kwam rechercheur Birch naar binnen. Hij pakte een stoel en ging naast Ashley zitten. Hij maakte een uiterst gespannen indruk.

'Ik moet je iets vragen,' zei de rechercheur.

'Goed.'

'Je moeder is gisteren bij me geweest. Ze was erg gespannen. Weet je waarom ze naar me toe was gekomen?'

'Nee. Ik wist helemaal niet dat ze met u heeft gesproken.'

'O.' Birch haalde diep adem. 'Ik heb helaas slecht nieuws voor je.'

'Is Maxfield ontsnapt?' vroeg Ashley. Ze wilde eerst iets anders vragen, iets dat heel even in haar op was gekomen en dat ze meteen weer had verworpen omdat ze bang was dat ze gek zou worden als ze er te lang over nadacht.

'We hebben hem niet op het terrein kunnen vinden. Zijn auto is ook weg. We hebben meteen een opsporingsbevel rondgestuurd. Hij komt niet ver.'

'Dat is maar goed ook.'

Birch pakte Ashleys handen beet en keek haar recht in de ogen. Ashley probeerde nergens aan te denken.

'We weten nu wie de vrouwen bij Joshua Maxfield in het botenhuis waren.' Ashley verstijfde. 'Een van hen was Casey Van Meter.'

'Is... is ze...?'

'Nee, ze is nog in leven, maar ze is buiten bewustzijn. Ze is naar het ziekenhuis overgebracht.'

'Wie was die andere vrouw?' vroeg Ashley. Het leek of haar stem uit de verte kwam, alsof iemand in een andere kamer de vraag had gesteld.

'Ze is dood, Ashley.'

Ashley begreep geen woord van wat Birch tegen haar zei. De kamer begon te draaien en toen viel Ashley flauw.

Birch had rekening gehouden met de mogelijkheid dat Ashley zou instorten en ervoor gezorgd dat er een arts ter plaatse was. Iedereen wachtte op de gang terwijl de dokter Ashley behandelde. Nadat ze weer bij kennis was gekomen, huilde ze onophoudelijk. De arts gaf haar een kalmerend middel en bracht haar terug naar haar kamer. Birch volgde Ashley de trap op. Hij wachtte tot ze in bed lag. Arm kind, dacht hij. Wat zij had meegemaakt, wenste je niemand toe.

Zodra er een bewaker voor haar deur stond, liet Birch Ashley met de dokter alleen. Terri Spencer was door messteken om het leven gebracht, net als de slachtoffers in het huis van de familie Spencer. Birch was er de man niet naar om in toeval te geloven. Als Maxfield de man was die Ashleys huis was binnengedrongen, was hij er tot dusver in geslaagd om - met uitzondering van Ashley - alle leden van de familie Spencer te vermoorden. Birch had geen flauw idee hoe Maxfield tot zijn vreselijke daden was gekomen. Misschien bestond er ook geen rationele verklaring voor. Gelukkig stond er nu een bewaker voor haar deur, want de kans dat Maxfield alsnog zou proberen haar van het leven te beroven, was zeker niet uitgesloten.

In de hal stond een agent op hem te wachten met het bericht dat Tony Marx, een collega van Birch, hem wilde spreken. De agent liep met de rechercheur een pad af dat naar de rivier leidde. De politie had schijnwerpers geplaatst. De lichten waren zo fel dat het rond het botenhuis bijna klaarlichte dag leek. Birch was al eerder in het botenhuis geweest. Het was een afgrijselijke ervaring geweest. Ashleys moeder was het slachtoffer geworden van een bijzonder gewelddadige moord. Birch zou het autopsierapport moeten afwachten om erachter te komen hoeveel steekwonden Terri Spencer had opgelopen. Het waren er in ieder geval meer dan hij op het eerste gezicht had kunnen tellen.

Het lichaam van Casey Van Meter vertoonde geen steekwonden. Birch geloofde dat Ashley haar het leven had gered. Ze had een harde klap tegen haar kaak gekregen, waardoor ze met haar achterhoofd tegen de steunbalk was gevallen. Op het moment dat Maxfield door Ashley werd afgeleid en hij gedwongen was te vluchten, moest Casey al buiten bewustzijn zijn geweest. De politie was er niet in geslaagd om haar ter plaatse te reanimeren en had haar met spoed naar het ziekenhuis gebracht.

De agent liep met Birch langs het botenhuis. Een minuut later kwamen ze bij een stenen huisje. Het pad liep vlak langs de rivier en Birch zag achter het huisje een smalle houten vlonder. Het geheel bood een idyllische aanblik. In gedachten zag de rechercheur zichzelf bij het vallen van de avond met een glas whisky in alle rust op de vlonder naar de zonsondergang zitten kijken. Als Maxfield eenmaal was gearresteerd, zou hij dat voorlopig wel kunnen vergeten.

Het interieur van het huisje zag er bewoond uit, maar het was er netjes. Er stond geen televisie in de voorkamer, maar er slingerden heel wat boeken rond. Birch bekeek een paar van de titels. Hij herkende er een paar; het waren boeken die hij bij de literatuurlessen tijdens zijn studie zelf ook had moeten lezen. Er waren verschillende boeken bij over creatief schrijven. Op dat moment werd Birch afgeleid doordat hij iemand hoorde roepen.

Tony Marx was een enigszins gezette Afro-Amerikaan met peper-en-zoutkleurig haar. Hij was tien jaar ouder dan Birch. Tijdens zijn politieloopbaan had Marx ongeveer alles al een keer meegemaakt, zodat Birch verrast werd door de opwinding in zijn stem.

'Larry, moet je dit eens zien,' zei Marx terwijl hij zijn collega bij een arm pakte en hem meenam naar een kamer in een smalle gang. Het was duidelijk dat dit Maxfields werkkamer was. In een hoek van de kamer stond een gemakkelijke stoel. Achter de stoel stond een lamp met een tafeltje ernaast. Op het tafeltje lagen een pen, een blok met zelfklevende notitiebriefjes, een stenoblok en een stapel papier - zo te zien een deel van een manuscript.

Een raam bood uitzicht op de rivier. Voor het raam stond een bureau dat voor een deel in beslag werd genomen door een beeldscherm. Naast het beeldscherm lag nog een stapel volgetikte vellen. Marx glimlachte toen hij zag waar Birch naar keek. Hij gaf zijn collega eenzelfde paar latex handschoenen als hij zelf droeg. Birch pakte het bovenste vel en begon te lezen.

Ik glimlachte toen Martha begon te gillen. Haar kreten vormden samen een symfonie waarbij het werk van Beethoven in het niet viel. Ik pakte haar oor aan de rand beet en begon langzaam, heel langzaam te snijden, om haar pijn zo lang mogelijk te laten duren...'

Birch keek op. 'Wat is dit in godsnaam, Tony?'

Er verscheen een brede glimlach op Marx' gezicht. 'Dat is een roman waar Maxfield mee bezig was. Aardig van hem dat hij zijn naam boven aan iedere pagina heeft gezet, zodat we niet per ongeluk zouden denken dat dit het werk is van een andere moordzuchtige psychopaat. Hij heeft pas een bladzij of honderdzeventig geschreven, maar met wat er in staat gaat hij onherroepelijk voor de bijl.' Marx wees met zijn duim over zijn schouder naar het manuscript dat op het tafeltje bij de leunstoel lag. 'Nog meer van hetzelfde. Waarschijnlijk is dat een kladversie, want daar staat zijn naam nog niet op. Maar ik heb een paar scènes ontdekt die duidelijke overeenkomsten vertonen met wat jij net hebt staan lezen.'

'Je zei toch dat het een roman was?'

'Daar kan de aanklager niets mee. De advocaat van Maxfield zal aanvoeren dat het verhaal een verzinsel is.'

Marx grijnsde. Hij deed denken aan een kind dat met kerst een mooi stuk speelgoed heeft gekregen.

'Je hebt het mooiste nog niet eens gezien. Moet je dit eens lezen.'

Birch pakte de vellen die zijn collega hem gaf. Hij begreep eerst niet wat Marx bedoelde. Er werd een behoorlijk gruwelijk tafereel in beschreven, maar het was, hoe je het ook bekeek, niet meer dan een passage uit een roman. Maar toen de moordenaar de ouders en de tienerdochter met plakband vastbond, kreeg Birch een eigenaardig gevoel in zijn buik. Hij las door, tot hij bij het gedeelte kwam waar de seriemoordenaar naar de keuken liep. Toen de moordenaar een stuk taart en een glas melk had gepakt om zijn honger te stillen, las Birch niet verder.

'We hebben hem,' zei Birch. Onwillekeurig verscheen er op zijn gezicht net zo'n triomfantelijke glimlach als op dat van zijn collega. Maar vrijwel onmiddellijk moest hij weer aan Ashley Spencer denken. De glimlach verdween en zijn gelaatstrekken verhardden zich. Er verscheen een vastberaden blik in zijn ogen.