10
Drie dagen na de moord op haar moeder werd Ashley wakker van het zonlicht dat door het raam van haar kamer in het studentenhuis van de Academy naar binnen viel. Ze bleef doodstil liggen en luisterde. Het was anders dan anders. Er klonk geen enkel geluid - ook de herrie die je 's morgens altijd hoorde als het voetbalkamp aan een nieuwe dag begon, bleef uit. Iedereen die bij het kamp betrokken was geweest, was naar huis. Ashley was in het studentenhuis gebleven, omdat niemand wist waar ze heen moest. Ze kon niet terug naar haar eigen huis, omdat Joshua Maxfield nog steeds op vrije voeten was. Dat wilde ze zelf trouwens ook niet. Ze zou het vreselijk vinden om alleen in het grote huis te zijn. Te veel herinneringen aan wat er gebeurd was, en ook al die lege kamers... ze moest er niet aan denken.
Rechercheur Birch had haar gevraagd of ze bij familie in huis kon, maar Terri en Norman waren allebei enig kind geweest en Ashleys grootouders waren inmiddels overleden. Toen rechercheur Birch de mogelijkheid van een pleeggezin opperde, werd Ashley zowat hysterisch. Op dat moment ging Henry Van Meter zich ermee bemoeien. Hij zei dat Ashley in het studentenhuis mocht blijven wonen of, als ze dat wilde, bij hem in huis kon komen. Totdat ze besloten had wat ze wilde, mocht ze de Academy als haar thuis beschouwen.
Ashley ging overeind zitten en wreef de slaap uit haar ogen. Aan de muur recht tegenover haar bed hing Sally's poster aan de muur, waarop Brandi Chastain stond afgebeeld op het moment dat ze haar shirt uittrok, vlak nadat ze tegen China tijdens de World Cup het winnende doelpunt had gemaakt. Sally had die poster samen met nog een andere, van Mia Hamm, laten hangen. Ze was Ashleys grote favoriet. Sally wilde bij Ashley in het studentenhuis blijven, maar haar ouders vonden dat niet goed. Sally belde wel iedere dag, maar dat was toch niet hetzelfde als wanneer je steeds een vriendin bij je in de buurt hebt, vond Ashley.
Ashley bekeek de poster van Brandi Chastain nog eens goed. Op de foto maakte Chastain een oppermachtige, haast onoverwinnelijke indruk. Ashley kon zich herinneren dat ze zich zelf ook een paar keer zo gevoeld had. Ze herinnerde zich nog de wedstrijd van vorig jaar tegen het Wilson. Dat was bij het kampioenschap van de Portland Interscholastic League. Tot een minuut voor het einde was de stand nog steeds gelijk. Ashley was toen met de bal naar voren gerend en stond op het punt om het winnende doelpunt te maken. Alles leek volmaakt tot het moment dat ze uitgleed. Toen de doelverdedigster van het Wilson zag dat Ashley viel, bleef ze staan en richtte zich op, in de veronderstelling dat de dreiging voorbij was.
Toen Ashley voelde dat haar benen onder haar weggleden, schopte ze de bal hoog in de lucht. Ze kwam met haar rug op de grond terecht, maar ze had gelukkig haar hoofd voorover gehouden. Ze keek recht vooruit en zag de bal aankomen. Ashley had er nog steeds geen idee van hoe het mogelijk was dat ze op dat moment over de tegenwoordigheid van geest beschikte om zich op haar heup om te draaien en de bal een trap te geven, die vervolgens langs de stomverbaasde doelverdedigster van het Wilson heen schoot en in het net belandde. Daar in haar kamer in het studentenhuis van de Academy beleefde ze opnieuw dat gevoel van pure vreugde en geluk. Ze glimlachte - voor het eerst sinds de dood van haar moeder. Een paar tellen later kwam ze weer tot bezinning, maar er was in haar binnenste toch iets veranderd. Ze was nog wel steeds verdrietig, maar ze wist nu ook dat ze verder wilde leven. Ze was haar zelfmedelijden spuugzat en er waren nog een heleboel dingen die ze moest regelen, zoals bijvoorbeeld de begrafenis van haar moeder. De gedachte daaraan werd haar bijna te veel, maar ze wist ook dat ze in zou storten als ze zich daar niet tegen verzette. Ze haalde diep adem en rook de muffe geur van dagen oud zweet.
Ashleys neus begon te kriebelen. Ze had nooit eerder een probleem gemaakt van haar eigen lichaamsgeur. Ze had trouwens toch niet de energie gehad - en het ook niet op kunnen brengen — om een bad te nemen. Maar deze ochtend bezorgde de geur van haar zweet haar alleen maar afkeer. Ashley keek in de spiegel die boven haar toilettafel hing. Ze zag er vreselijk uit. Haar onverzorgde haardos zat helemaal door de war, ze was een stuk afgevallen en ze had donkere wallen onder haar ogen.
De douche bevond zich in een gemeenschappelijke meisjesbadkamer vlak bij het trappenhuis. Ashley herinnerde zich bijtijds dat er een agent op wacht stond. Ze trok haar trainingspak aan en pakte haar toiletspullen. Ze groette de agent en slofte de gang door.
De hete douche deed wonderen. Ze stond er maar even onder, omdat ze het niet juist vond van luxe te genieten zo vlak na de dood van haar ouders. Het zou nog wel even duren voordat ze zich niet meer schuldig voelde als ze ergens van genoot. Maar desondanks ontkwam ze niet aan het prettige gevoel van weer schoon te zijn en niet meer met een warrige haardos rond te hoeven lopen.
Ashley liep weer terug naar haar kamer. Ze had net een korte broek en een schoon t-shirt met het logo van het Eisenhower aangetrokken toen de agent op haar kamerdeur klopte. Het was een bescheiden klopje. Iedereen om haar heen liep nog steeds op eieren.
'Juffrouw Spencer?'
'Ja?'
De deur ging een klein eindje open en de agent stak zijn hoofd om de hoek. 'Er is hier een meneer Philips die u wil spreken. Hij zegt dat hij uw advocaat is.'
Ashley wist zeker dat ze geen advocaat in de arm had genomen. Ze kende trouwens niemand die Philips heette. Maar het idee dat ze bezoek had, was voor haar een welkome afwisseling. De agent deed een stap opzij om een jonge man door te laten. Hij was ongeveer even lang als Ashley. Hij had een slank postuur, lichtblauwe ogen en een slordige, donkerblonde haardos. De advocaat was gekleed in een kostuum, waaronder hij een wit overhemd met stropdas droeg, maar in Ashleys ogen leek hij meer op een leerling uit een van de hogere middelbare-schoolklassen.
'Juffrouw Spencer, mijn naam is Jerry Philips. Ik ben advocaat.'
Philips stak haar een visitekaartje toe. Ashley aarzelde even voordat ze naar hem toeliep en het aannam. De advocaat gebaarde naar een van de stoelen. 'Mag ik?'
'Natuurlijk, ga uw gang.'
Ashley ging op het bed zitten en bestudeerde het visitekaartje. Jerry Philips ging zitten en zette zijn koffertje op zijn knieën.
'Ik wil u allereerst condoleren met het verlies van uw ouders.' De jonge advocaat keek naar de vloer en Ashley zag dat hij moeizaam slikte. 'Mijn eigen moeder is een paar jaar geleden overleden, en mijn vader stierf kort nadat uw vader was... gestorven. Ik kan me voorstellen wat u op dit moment doormaakt.'
Nu was het Ashleys beurt om zich niet op haar gemak te voelen. 'Gecondoleerd,' mompelde ze.
Er verscheen een droeve glimlach op Philips' gezicht. 'Gecondoleerd. Zo beginnen de meeste gesprekken die ik sinds de dood van mijn vader met een heleboel mensen heb gevoerd. Ik neem aan dat het u niet anders vergaan zal zijn.' Hij liet een verlegen lachje horen. 'Ik begon daarnet zelf ook met u te condoleren.'
Ashleys geduld raakte op. De advocaat leek haar wel aardig, maar ze had er geen behoefte aan om de dood van haar ouders te bespreken. Ze wilde eigenlijk liever niets over het drama horen.
'Meneer Philips, wat komt u doen?'
'Juist. Laat ik ter zake komen. Heeft u uw moeder of uw vader ooit de naam Ken Philips horen noemen? Dat was mijn vader.'
'Bij mijn weten niet.'
'Mijn vader was ook advocaat. Hij werkte alleen nog parttime. Hij woonde in Boulder Creek, in het midden van Oregon. Uw vader en moeder waren twee van de cliënten van wie hij nog steeds de zaken behartigde. Mijn vader heeft hun testamenten opgesteld.' 'O.'
'Ik neem aan dat u zult willen weten hoe u er financieel voor staat.'
Ashley besefte nu pas voor het eerst dat ze geen idee had of ze genoeg geld had om zelfstandig te gaan wonen als ze bij de Academy weg wilde. Ze had zelfs geen idee of ze genoeg had om van te kunnen eten. Toen haar ouders nog leefden, kon Ashley naar school gaan, voetballen en van het leven genieten zonder zich zorgen te hoeven maken over waar het geld vandaan kwam. Maar dat was nu allemaal anders.
'Er is nog iets.' Philips slikte weer moeizaam. 'Ik heb met rechercheur Birch gepraat. Hij zei dat het lichaam van uw moeder inmiddels is vrijgegeven.' Philips zei er niet bij dat er sectie was verricht. Hij wilde haar niet confronteren met het beeld van haar moeder op een stalen sectietafel, terwijl een wildvreemde in haar lichaam sneed en op zakelijke toon zijn bevindingen over de doodsoorzaak dicteerde. 'Ik kan de begrafenis regelen als u daar prijs op stelt.'
'Dat zou ik erg fijn vinden,' antwoordde Ashley. Het was een opluchting dat iemand haar de last van de schouders nam om zich met de begrafenis bezig te houden.
'Goed.' Philips haalde een notitieblok te voorschijn en maakte een paar aantekeningen. Vervolgens pakte hij een paar papieren uit zijn koffer.
'We hoeven nu niet meteen alles tot in details te bespreken. Dat kunnen we beter doen op een moment dat het u schikt. Maar ik kan u wel alvast vertellen dat op financieel gebied alles goed zit, als u tenminste een beetje uitkijkt. Er is een kleine erfenis en uw ouders hadden allebei een goede levensverzekering. Met dat geld kunt u, mits u er voorzichtig mee omspringt, een hele tijd vooruit. Als we verder praten zal ik u ook de naam van een financieel adviseur geven.'
Ashley wilde weten hoeveel ze zou erven, maar ze kon die vraag niet over haar lippen krijgen. Ze wilde niet dat Philips zou denken dat ze inhalig was, en de gedachte dat ze van de dood van haar ouders had geprofiteerd stond haar tegen.
'U moet ook eens nadenken over de verkoop van het huis,' ging Philips verder.
Ashley moest even naar adem happen.
'Dat valt niet mee. Ik weet het uit eigen ervaring. Ik heb het huis van mijn vader ook moeten verkopen — het huis waarin ik ben opgegroeid. Dat ging me erg aan het hart.'
'Ik weet dat het vroeg of laat toch moet gebeuren.'
'De markt is op dit moment gunstig. Met het geld van de levensverzekering, de opbrengst van het huis en de erfenis staat u er financieel redelijk goed voor.'
Ashley pinkte een traan uit haar oog. Philips kwam overeind en gaf haar een zakdoek. Zijn oog viel op een glas dat op haar nachtkastje stond.
'Wilt u water?'
'Nee, het gaat wel weer. Het is erg moeilijk om...'
Ashley beet op haar lip. Philips ging weer zitten. Hij hield zijn blik op de vloer gericht. 'Afgesproken,' ging hij op haast verlegen toon verder. 'Dan zal ik zorgen dat de begrafenis wordt geregeld. Kunnen we nu al een afspraak maken voor een volgend gesprek om de financiën door te nemen?'
'Het geeft niet wanneer,' zei Ashley op droevige toon. 'Ik heb alleen de begrafenis en verder niets.'
'Zijn er verder nog vragen?' vroeg Philips.
'Op het moment niet. Ik bel nog wel voor een afspraak. Bedankt voor uw komst.'
'Dat hoort bij mijn werk,' zei Philips met een vriendelijke glimlach. Hij ging staan. 'Tot ziens.'
'Tot ziens,' antwoordde Ashley.
Zodra Jerry Philips was vertrokken, realiseerde Ashley zich dat ze razende honger had. Ze had de afgelopen paar dagen amper iets gegeten. Tijdens het voetbalkamp had iemand maaltijden uit de kantine naar haar kamer gebracht, maar daar had ze alleen maar een paar kleine hapjes van gegeten. Het grootste deel was blijven staan. Toen het voetbalkamp was afgelopen, zat ook het werk van Laura Rice als supervisor erop. Toen Laura haar spullen had gepakt, was ze afscheid van Ashley komen nemen. Ze had haar ook een boodschap van Henry Van Meter overgebracht, waarin hij Ashley uitnodigde om ten huize van de Van Meters te komen eten.
Ashley trok haar gymschoenen aan en stak het terrein van de school over. Ze liep in de richting van het huis, op discrete afstand gevolgd door haar lijfwacht. Het was een prachtige ochtend. De hemel was helderblauw, met hier en daar een paar schapenwolkjes. De frisse lucht rook naar dennen en rozen. De stilte werd slechts onderbroken door het gekwinkeleer van vogels. Ashley beleefde de volmaaktheid van deze morgen als een pure kwelling. Iedere zingende vogel, iedere hemelse geur en iedere veelkleurige bloem deden haar denken aan haar verlies.
Ashley hoorde het geronk van een grasmaaier. Even later zag ze het huis. Een ploeg tuinlieden was bezig om het gras te maaien, de heggen te snoeien en voor de bloemenperken te zorgen. Om bij de keuken te komen, liep Ashley tussen een zwembad en een groot, met flagstones geplaveid terras door, waarop in de schaduw van grote parasols ligstoelen en tafels met een tafelblad van glas stonden. Door een glas-in-lood-raam ving Ashley een glimp op van de eetkamer. Ze zag de donkere, houten lambrisering en een kristallen kroonluchter boven een glimmend geboende eiken tafel, die groot genoeg leek om plaats te bieden aan haar hele elftal.
Ashley klopte aan de keukendeur en werd binnengelaten door een vrouw, die gekleed was in een geruit overhemd met korte mouwen en een kakibroek. Ze droeg een schort. De vrouw was tussen de veertig en de vijftig, en haar kastanjebruine haar begon een paar streepjes grijs te vertonen.
'Ik ben Mandy O'Connor. Ik kook voor meneer Van Meter. Jij moet Ashley zijn. Kom maar binnen.'
'Dank u.'
Het was een reusachtige keuken en werd gedomineerd door een reusachtig fornuis, waarboven rekken met koperen potten, pannen en ander kookgerei hingen. Naast het fornuis stond een tafel die al voor twee personen gedekt was.
'Ga zitten, dan maak ik iets voor je klaar. Havermout, pannenkoeken, of eieren met spek en toast. Wat wil je?'
Ashley had razende honger en alleen al bij het noemen van de gerechten liep het water haar in de mond.
'Roerei met spek en toast lijkt me erg lekker.'
'Wil je melk, koffie, jus d'orange, thee?'
'Jus en een glas melk, graag.'
Ashley ging zitten. Er lag een ochtendblad op de tafel. De kop had betrekking op een crisis in het Midden-Oosten, maar onder aan de voorpagina stond ook een verhaal over de klopjacht op Joshua Maxfield. Ashley sloeg de voorpagina om. Ze had geen behoefte aan dat verhaal en zocht naar de sportpagina's. Achterin stond een artikel over een zomercompetitie. Vorig jaar had Ashley deel uitgemaakt van het winnende team. Ze had nog maar een deel van het artikel gelezen toen de deur tussen de keuken en het woongedeelte openging.
Henry Van Meter schuifelde naar binnen. Hij liep zonder zijn wandelstok en iedere stap leek een kwelling voor hem te zijn. Toen hij Ashley zag zitten, glimlachte hij naar haar.
'Welkom, juffrouw Spencer, welkom,' zei hij. Het spreken kostte hem duidelijk moeite. 'Wilt u samen met mij ontbijten?'
Ashley ging staan. 'Dat is erg vriendelijk van u, meneer Van Meter. Zegt u maar Ashley tegen me, hoor. Dank u wel dat u aan me hebt gedacht.'
'Je bent de afgelopen dagen voortdurend in mijn gedachten geweest.'
Het leek een eeuwigheid te duren voordat Henry de tafel had bereikt. Ashley trok zijn stoel van onder de tafel en hij ging langzaam en met grote moeite zitten.
'Hetzelfde als altijd, Mandy,' zei Van Meter. Toen viel zijn blik op de sportpagina die Ashley had zitten lezen.
'Had jij vandaag ook niet moeten spelen?'
Het verbaasde Ashley dat hij dat wist. Ze knikte. Hij tikte zachtjes op de rug van haar hand. Hij had koude handen.
'Dat komt wel weer. Je bent nog jong en dat hele drama vreet aan je. Je denkt dat het nooit meer overgaat en dat je de rest van je leven verdrietig zult zijn, maar na verloop van tijd verdwijnt die pijn. Geloof me maar. Ik heb in mijn leven heel wat drama's meegemaakt, maar ik ben de pijn steeds te boven gekomen. Nietzsche zei dat we van de dingen die ons niet doden alleen maar sterker worden. Ik heb dat zelf aan den lijve ondervonden. De sterksten overleven en jij bent sterk.'
'Hoe kunt u dat weten?' vroeg ze.
'Eén ding staat vast: het leven gaat door, of we dat willen of niet. Ik ben in de oorlog gewond geraakt, aan mijn been. Ernstig gewond. De artsen hebben mijn been niet kunnen redden.'
Ashleys mond viel open van verbazing. Ze keek Henry met grote ogen aan. Hij schoot in de lach.
'Tja... daar schrik je van, zie ik. Het is het rechterbeen, ze hebben het vlak onder de knie afgezet. Tegenwoordig kunnen ze prachtige protheses maken. Maar toen...' Henry schudde zijn hoofd.
'Kun je je voorstellen hoe het voor een jongen van tweeëntwintig is om een been te moeten missen? Ik dacht dat ik nooit een meisje zou kunnen krijgen. Ik zou de rest van mijn leven kreupel zijn en bij mensen alleen maar medelijden opwekken. Maar op een morgen werd ik wakker en besloot dat ik moest accepteren dat ik maar één been had. Sommige mensen hebben problemen met hun ogen en er lopen ook een heleboel mensen met psychische problemen of leerstoornissen rond — en ik was toevallig iemand met maar één been. Het was niet anders. Ik heb me nooit meer door verdriet laten overmannen. Zelfmedelijden was niets voor mij. Toen ik weer thuiskwam, kreeg ik verkering met het mooiste en begaafdste meisje uit de hogere kringen van Portland. Later ben ik met haar getrouwd. Ik heb mijn hele verdere leven besteed aan het uitbreiden van het door mijn vader opgerichte familiebedrijf en ik heb verre reizen gemaakt in plaats van thuis in het donker te gaan zitten kniezen.' Henry tikte tegen zijn slaap. 'Wilskracht, daar gaat het om. Je moet zorgen dat je over een ijzersterke wil beschikt. Dat is de enige manier om het leven de baas te blijven. Soms kan het leven erg wreed zijn.'
Henry's woorden maakten grote indruk op Ashley. Ze herinnerde zich weer hoe anders ze zich had gevoeld toen ze die morgen wakker
was geworden en besloten had om het bed waarin ze zich al die
tijd had verstopt uit te komen en zoiets doodnormaals te doen als
een douche nemen.
Mevrouw O'Connor zette een bord met dampend roerei, knapperig spek en warme toast met boter voor haar neer. Het rook zo lekker dat ze alleen nog maar aan eten kon denken. Henry at een kom met havermoutpap. Ashley nam een slok van de jus d'orange en tastte toe. Henry keek hoe ze at. Hij glimlachte.
'Heb je er al eens over nagedacht wat je later wilt gaan doen?' vroeg Henry.
'Ik wil aan de universiteit gaan studeren, als ik dat tenminste kan betalen,' antwoordde Ashley. Ondanks Jerry Philips' geruststellende woorden was ze nog steeds onzeker over haar financiële situatie.
'Ach, de universiteit. Daar hoef je je geen zorgen over te maken. Ik heb je cijfers gezien, jongedame. En ik weet ook het een en ander over de mogelijkheden die universiteiten aan jonge, talentvolle sporters bieden.'
Ashley keek hem verbaasd aan.
'Dit is mijn school. Mijn dochter is hier decaan,' zei hij, op een toon alsof Casey nog steeds in functie was. 'Ik ben op de hoogte van alles wat hier gebeurt. Je hoeft je dus geen zorgen te maken als het om een universitaire studie gaat. Ik heb het over wat je daarna wilt gaan doen. Heb je daar al over nagedacht?'
Ashley kon na de tragische gebeurtenissen niet meer dan één dag vooruit denken. De rest van haar leven leek net zo ver weg als de rimboe van Afrika.
'Dat weet ik nog niet. Ik heb belangstelling voor medicijnen. Ik zou ook graag verre reizen maken,' antwoordde ze vaag.
'Reizen! Erg belangrijk! Wat van de wereld zien, ervaringen opdoen. Ik heb aan mijn reizen heel wat van mijn mooiste herinneringen overgehouden.'
Ashley zag in gedachten de piramiden in de Sahara en de besneeuwde bergtoppen van de Himalaya voor zich.
'Waar bent u geweest?'
Henry begon aan een uitgebreid antwoord, maar werd onderbroken doordat er op de keukendeur werd geklopt. Rechercheur Birch kwam de keuken binnen. Hij had een vastberaden uitdrukking op zijn gezicht.
'Meneer Van Meter, Ashley, ik heb goed nieuws. We hebben hem te pakken.'
'Joshua Maxfield?' vroeg Van Meter.
Birch knikte. 'Een van de landelijke journaals heeft een reportage over de moorden uitgezonden. De politie van Omaha heeft hem na een tip van een burger in een motel kunnen arresteren. Maxfield wordt morgen in Nebraska voorgeleid. Als hij het uitleveringsbevel niet aanvecht, zit hij voor het eind van de week in Oregon in de cel.'
Ashley was doodsbang geweest toen Joshua Maxfield op vrije voeten rondliep. Nu ze wist dat hij gearresteerd was, voelde ze zich opgelucht. Maar ze voelde geen blijdschap. Haar vader en moeder waren dood en wat de staat ook met Joshua Maxfield deed, ze zou haar ouders er niet mee terugkrijgen.