4

 

Terri Spencer parkeerde haar auto op de bezoekersparkeerplaats van de Oregon Academy. Het was de tweede week van juni, en haar humeur was even zonnig als het weer. Ashley had besloten om in het najaar naar de Academy te gaan en die beslissing had bij haar een genezingsproces op gang gebracht. Tijdens de zomermaanden verbleef ze in het studentenhuis en werkte ze als begeleider bij het voetbalkamp van de school dat in het hele land groot aanzien genoot. Terri zou om twaalf uur met haar gaan lunchen, maar ze had eerst nog iets belangrijks te doen.

De schrijfgroep van Joshua Maxfield, waarvoor Terri zich had ingeschreven, zou over twee weken van start gaan. Het was de bedoeling dat de leden een proeve van hun schrijfkunst zouden inleveren die dan door Maxfield en de rest van de groep gezamenlijk van commentaar zou worden voorzien. Terri had het deel van haar manuscript dat af was, meegebracht om het door Maxfield te laten lezen. Ze kon nog steeds niet geloven dat de auteur van een van haar lievelingsboeken haar bij het schrijven ging helpen.

De Academy had een gebouw voor kleuteronderwijs, vijf klassen lagere school en een voor middelbaar onderwijs. De middelbare school was ondergebracht in twee gebouwen - een voor de exacte vakken en een voor kunstzinnige vorming. Het kantoor van Joshua Maxfield bevond zich halverwege de gang op de derde verdieping van het laatste. De deur was dicht. Terri klopte aan.

'Binnen,' zei Maxfield.

Het was de eerste keer in haar leven dat ze de werkkamer van een gevestigde auteur betrad. Terri was dan ook ongewoon nerveus. Ze deed de deur open en wierp een snelle blik om zich heen. De aanblik van Maxfields kantoor verbaasde haar. Een mok koffie, een half opgegeten donut en een keurig stapeltje manuscriptvellen, dat was het enige dat op zijn bureau lag. Geen familiefoto's, geen literaire tijdschriften of boeken, zelfs geen asbak.

De rest van het kantoor gaf ook de indruk dat de ruimte slechts tijdelijk werd gebruikt. In een hoek stond een lege kapstok en vlak daarnaast een boekenkast met glazen deuren, waar maar een paar boeken in stonden. Er hing niets aan de vier muren, behalve de ingelijste omslagen van Joshua's beide romans, een gunstige bespreking van Toerist in Babyion uit de New York Times en enkele, eveneens ingelijste bekroningen die het boek had gekregen. Op Maxfields bureau, de boekenkast en een paar stoelen na, bestond het enige meubilair in de kamer uit een tafeltje met daarop een koffiepot. Een paar mokken, zakjes poedermelk en suiker, en een openstaande doos met donuts hielden de koffiepot gezelschap.

Maxfield was gekleed in een spijkerbroek, sportschoenen en een strak zittend zwart t-shirt dat zijn stevig gespierde bovenarmen nog beter deed uitkomen. Hij keek haar met een geamuseerde blik aan.

'Als je op zoek bent naar mijn gereedschap en mijn werkkleding: mijn ganzenveer, mijn perkament en mijn kamerjas liggen allemaal in mijn huisje op de campus. Daar schep ik mijn meesterwerken. Als ik hier zou proberen te schrijven, zou me dat niet lukken. Ik word hier veel te vaak gestoord en door van alles afgeleid.'

Terri leek door zijn woorden in verlegenheid gebracht.

'Geeft niet. Jij bent niet de eerste die zo reageert. Ik voel me in een kantoor nooit op mijn gemak. Dan krijg ik het idee dat ik een soort boekhouder ben. Maar ik denk dat je mijn huisje wel leuk zult vinden. Het ligt op het terrein van de school, aan de oever van de rivier. Er hangen geen jachttrofeeën aan de muur zoals bij Papa Hemingway, maar het lijkt veel meer op het beeld dat de mensen altijd van de werkkamer van een schrijver hebben: rommelig. Eigenlijk één grote rotzooi. Misschien heb je zin om eens langs te komen?'

Het klonk alsof hij haar probeerde te versieren, maar Terri liet niets merken van haar verbazing. Als Maxfield al in de gaten had dat ze zich hier niet op haar gemak voelde, dan liet hij dat in ieder geval niet merken. In plaats daarvan wees hij naar de bruine envelop die Terri met beide handen vasthield.

'Is dat je meesterwerk?'

Terri bloosde. 'Ja.'

Maxfield knipte met zijn vingers, ten teken dat ze hem het manuscript moest geven.

'Laat maar eens kijken.'

Terri overhandigde hem de envelop. 'Het is best moeilijk om er afstand van te doen,' zei ze. 'Zeker als je weet dat volslagen vreemden het af gaan kraken.'

'Dat kindje van jou wordt door niemand afgekraakt. Mijn schrijf-groepen bestaan uit beschaafde lieden. En trouwens, je moet kritiek altijd toejuichen, ook al is die nog zo negatief. Een van de regels waar je bij het schrijven steeds aan moet denken, is dat niemand volmaakt is. Iedereen maakt fouten. Daar hebben we redacteuren voor. Een goede redacteur haalt onze fouten eruit voordat een boek gedrukt wordt.' Hij zweeg even. 'En het zijn ook niet allemaal vreemden.'

Terri keek hem verbaasd aan. 'Zit er dan iemand in de groep die ik ken?'

'Ik had het over mezelf. We zijn officieel aan elkaar voorgesteld. Ik hoop dat je me niet meer als een vreemde ziet. Ga zitten. Heb je trek in koffie?'

'Graag,' zei Terri. Ze nam plaats op een van de twee stoelen tegenover Joshua's bureau. Maxfield liep naar de koffiepot en schonk een mok voor Terri in.

'Melk en suiker?' vroeg hij.

'Nee, zwart graag.'

'Kan ik je verleiden met een donut? Ik ben gek op zoetigheid.'

'Nee, dank je.'

Toen Maxfield de mok voor Terri neerzette, keek hij haar aan en glimlachte. Het was een warme glimlach, maar er was ook iets waardoor ze zich in zijn nabijheid niet op haar gemak voelde. Tijdens haar huwelijk hadden een heleboel mannen vriendelijk naar haar geglimlacht, maar sinds de dood van Norman was dat niet meer voorgekomen. Terri wist niet goed hoe ze hier op moest reageren. Ze wilde ook vriendelijk tegen Maxfield zijn, maar steeds als ze belangstelling voor mannen toonde, gaf dat haar het gevoel dat ze ontrouw tegenover Norman was. Dat sloeg nergens op, maar zo voelde ze zich nu eenmaal. Ze had echt van Norman gehouden; ze hield nog steeds van hem. Je hield niet op met van iemand te houden alleen maar omdat die persoon was overleden.

'Je dochter... Alice?' vroeg Joshua toen hij weer achter zijn bureau had plaatsgenomen.

'Ashley.'

'Precies. Heeft ze inmiddels besloten om naar de Academy te komen?'

'Ja,' antwoordde Terri. Ze voelde het als een opluchting dat er nu even op een wat veiliger onderwerp werd overgeschakeld. 'Ze is hier trouwens al. Ze werkt als begeleider bij het voetbalkamp.'

'Ik dacht al dat ik haar gezien had.'

'Ze woont in het studentenhuis. Ik mis haar thuis, natuurlijk, maar we bellen elkaar vaak. Ze praat honderduit over de leden van het Olympisch team die ze heeft ontmoet, en over de andere begeleiders en de kinderen die ze zelf begeleidt. Werken met kinderen is erg goed voor haar.'

'Blij dat te horen. Ze lijkt me een heel aardige meid.'

'Dat is ze ook. Maar vlak na de dood van haar vader heeft ze het heel moeilijk gehad.' Terri's stem stokte even. Maxfield keek haar aan met een mengeling van medeleven en verbazing in zijn blik.

'Is dat pas geleden gebeurd?' vroeg hij.

Terri knikte, omdat het haar niet lukte iets te zeggen.

'Gaat het weer?'

'Het spijt me. Ik heb nog steeds...' Ze zweeg en schudde haar hoofd.

'Ik hoop niet dat je denkt dat ik ongevoelig ben voor dat soort dingen, maar ik wist hier helemaal niets van.'

Maxfield rommelde in een lade en haalde een doos tissues te voorschijn.

'Het gaat al over,' stelde Terri hem gerust.

'Ik ben blij dat het werk op het kamp Ashley heeft geholpen om haar verdriet te verwerken,' zei Maxfield. 'Misschien gaat ze mijn lessen creatief schrijven volgen. Dan kan ik haar beter leren kennen.'

 

Ashley had genoten van de lunch met haar moeder. Terri was de hele tijd opgewonden geweest over het feit dat ze deel ging nemen aan Maxfields schrijfgroep. Het deed Ashley goed om te zien dat haar moeder weer gelukkig was. Ze was sinds de moord op Norman erg verdrietig geweest. Ashley besefte dat haar eigen depressiviteit daar ook toe had bijgedragen. Ze vond het naar dat ze haar moeder niet had kunnen helpen. Terri vroeg steeds hoe ze zich voelde, omdat ze bang was dat Ashley opnieuw in een depressie zou raken. Soms vond ze dat vervelend, maar Ashley wist ook dat haar moeder dat vroeg omdat ze om haar gaf.

Na de lunch nam Ashley met een groep meisjes van acht tot tien jaar enkele basisvaardigheden door. Ze hield van het werk met jonge kinderen. Ze waren stuk voor stuk erg leergierig en ze waren ook allemaal erg aardig. Toen de training was afgelopen, ging ze samen met Sally Castle, haar kamergenote en ook een van de nieuwe leerlingen van de Academy, zwemmen. Ze trokken hun badpak aan en liepen naar het buitenbad, dat qua afmetingen voldeed aan de eisen voor de Olympische Spelen.

Sally was een stevig gebouwd meisje met kastanjebruin haar. Ze was altijd vrolijk. Zij en Ashley hadden vroeger samen in hetzelfde team gespeeld, en een paar universiteiten hadden voor beide meisjes belangstelling getoond. Wie weet zouden ze ooit samen in een universiteitsteam spelen!

Toen de meisjes pas in het studentenhuis woonden, hadden Sally's ouders Ashley uitgenodigd om te komen eten. Ze woonden in een groot huis in de West Hills. Toen ze later weer terug in het studentenhuis waren, had Ashley Sally haar excuses aangeboden omdat ze tijdens het diner bijna niets had gezegd. Ze zei tegen Sally dat het erg pijnlijk voor haar was om bij een gelukkig gezin op bezoek te gaan. Het gelach en de gezelligheid deden haar denken aan hoe het vroeger, toen haar vader nog leefde, bij haarzelf thuis ging. Sally had alle begrip getoond en sinds die tijd waren de meisjes dikke vriendinnen.

De ene helft van het zwembad bestond uit wedstrijdbanen, waar de zwemmers baantjes konden trekken. De andere helft was voor recre-atiezwemmen. Ashley en Sally doken in het recreatiegedeelte en zwommen rustig rond om een beetje af te koelen. Het was die middag erg heet en het water was heerlijk. Toen er een paar jongens uit het voetbalkamp bij kwamen, ging het er in het gedeelte waar de meisjes zwommen wat ruwer aan toe. Ashley en Sally vonden dat niet prettig en zwommen in de richting van het gedeelte met de wedstrijdbanen. Op dat moment zag Ashley een man aan de rand van het bad op zijn hurken zitten. Ze zag ook dat Casey Van Meter in de middelste baan met regelmatige slagen zijn kant uitzwom. De man had een zongebruind gezicht en droeg zijn lange zwarte haar in een paardenstaart. Zijn zwarte zijden overhemd en strakke spijkerbroek vielen uit de toon tussen de goedkope t-shirts, wijde korte broeken en badpakken die verder iedereen aanhad.

'O, o,' zei Sally.

'Wat is er?'

'Zie je die kerel daar bij de rand van het bad?'

Ashley knikte.

'Dat is Randy Coleman, de man van decaan Van Meter.'

'Meen je dat nou?'

'Nu komt het mooie,' ging Sally op gedempte toon verder. 'Ik heb gehoord dat ze hem vorig jaar in Las Vegas op een onderwijsconferentie heeft leren kennen. Naar verluidt begon het met een korte, hevige affaire en zijn ze daar in zo'n Elvistempeltje getrouwd.'

'Decaan Van Meter! Daar kijk ik van op. Ze lijkt me juist zo'n verfijnd type. En die kerel ziet er zo... zo louche uit.'

'Ze heeft hem zowat een maand later weer gedumpt, maar hij is haar achterna gekomen naar Portland. Wij zijn lid van dezelfde club als de Van Meters, zodat mijn moeder alle roddels altijd als eerste hoort. Ze zegt dat Coleman wil dat de decaan weer bij hem terugkomt, omdat Henry Van Meter een ernstige beroerte heeft gehad, waarvan hij nog steeds niet hersteld is. Als hij doodgaat, erven de decaan en haar broer een fortuin, en daar wil Coleman ook zijn deel van hebben. En moet je horen: ze zeggen ook dat Coleman een beroepsgokker is die banden heeft met de maffia.'

Casey had de rand van het zwembad bereikt en had zich al half omgedraaid om aan de volgende baan te beginnen toen Coleman haar op de schouder tikte. Ze keek op.

'Wat doe jij hier?' hoorde Ashley Casey vragen. Ze klonk geïrriteerd omdat haar fitnesstraining onderbroken werd.

'We moeten praten,' zei Coleman.

Zijn stem kwam haar ergens vaag bekend voor, maar Ashley wist zeker dat ze hem nooit eerder had gezien.

'Als ze je die papieren gestuurd hebben, weet je dat er niets meer te bespreken valt,' zei Casey op koele toon.

'Ja, die heb ik gekregen, maar het slaat allemaal nergens op. We horen toch bij elkaar, schat.'

Casey keek snel om zich heen. Er stonden een paar leerlingen te kijken.

'Ik ga dit hier niet met je bespreken, Randy. Ik wil trouwens helemaal niets meer met je bespreken. Als je vragen hebt, vraag dan maar of jouw advocaat contact opneemt met de mijne.'

Casey draaide zich om en maakte aanstalten om bij Coleman vandaan te zwemmen. Toen ze haar arm omhoog stak, pakte Coleman haar pols beet. Van Meter keek haar echtgenoot woedend aan.

'Laat me onmiddellijk los.'

'Ik zei dat we moeten praten.'

Ashley werd even afgeleid doordat ze rechts van haar iets zag bewegen. Joshua Maxfield wandelde in de richting van het zwembad.

'Hé, Randy, laat haar los.' De stem van Maxfield had niets bedreigends. Hij klonk eerder vriendelijk.

'Rot op, Maxfield. Dit is iets tussen mij en mijn vrouw.'

'Laat me los,' zei de decaan op boze toon.

Coleman keek Casey Van Meter aan en zei: 'Luister, kreng...' Maar hij kreeg niet de kans om zijn zin af te maken, want zij gaf hem met haar vrije hand een harde klap in zijn gezicht. Coleman haalde uit om Casey terug te slaan, maar voor het zover was, was Maxfield al boven op hem gesprongen. Daarna gebeurde alles heel snel en even later lag Coleman op de grond en hield Maxfield zijn arm in een vreemde hoek op zijn rug gedraaid.

'Hier schiet niemand iets mee op,' zei Maxfield. Hij was nog steeds doodkalm en had de situatie volledig in de hand. Hij ging staan en dwong Randy om hetzelfde te doen.

'Ik krijg je nog wel, klootzak,' hijgde Coleman. Het was duidelijk dat hij pijn had.

'Kalm aan, Randy. Ik ben wel de laatste die je moet bedreigen. Ik heb bij de Rangers geleerd hoe je iemand uit moet schakelen. Als je mij nerveus maakt, word je zelf nog veel nerveuzer, telkens als je het portier van je auto openmaakt of de deur van je appartement opendoet. Wil je dat soms? Volgens mij niet. Probeer dus maar om een beetje tot bedaren te komen en maak dan dat je wegkomt. Je hebt nu alleen nog maar een beetje pijn aan je pols en een gekwetst ego. Maak het alsjeblieft niet erger.'

Het leek of Coleman niet wist wat hij moest doen. Maxfield hees Randy aan zijn arm omhoog tot hij gedwongen was om op zijn tenen te gaan staan.

'Wat vind je zelf, ouwe reus?' vroeg Maxfield. 'Ik heb niets tegen je, maar er zijn kinderen in de buurt. Het is niet goed voor ze als ze dit

zien.'

Coleman vertrok zijn gezicht van de pijn en knikte.

'Dan laat ik je nu los. Oké? En denk erom, geen gemene trucjes uithalen. Beloof je dat?'

'Laat me verdomme los,' hijgde Coleman. Maxfield verslapte zijn greep. Randy keek Casey woedend aan.

'Je bent nog niet van me af,' zei hij dreigend voordat hij er met grote passen vandoor ging.

'Dank je, Joshua,' zei Casey toen ze haar belager naar het parkeerterrein zag lopen.

'No problemo. Echtelijke ruzies kunnen voor sommige mensen een reden zijn om gekke dingen te doen.'

Casey keek Joshua aandachtig aan. Ze leek nu niet boos meer, alleen maar nieuwsgierig.

'Weet jij echt hoe je een auto op moet blazen?'

Joshua gooide zijn hoofd achterover en schoot in de lach. 'Natuurlijk niet. Ik ben romanschrijver, weet je wel. Ik verdien de kost met leugens vertellen.'

Ineens kregen Maxfield en de decaan in de gaten dat de tieners hen aan stonden te gapen. Maxfield stak zijn handen omhoog.

'Alles onder controle. Gaan jullie maar verder met jullie trainingsprogramma.' Hij wendde zich tot Casey. 'Kom mee.'

'Zag je dat?' zei Sally Castle vol ontzag. 'Ik wist niet dat meneer Maxfield al die Jackie Chan-kunstjes kende. Gaaf, zeg!'

Plotseling zag Sally dat haar vriendin een asgrauwe kleur had gekregen. 'Gaat het wel goed met je?' vroeg ze.

'Ja hoor,' antwoordde Ashley, maar dat was een leugen. Het geweld deed haar denken aan de aanslag in haar ouderlijk huis. En er was nog iets anders, maar ze wist niet precies wat. Was het de stem van Coleman? Toen ze hem voor het eerst had horen praten, meende ze dat ze zijn stem eerder had gehoord, maar nu was ze daar niet meer zo zeker van. Maar Coleman was ongeveer even lang als de moordenaar van haar vader. Nee, dat was belachelijk. Er waren een heleboel mannen die even lang waren als de moordenaar. Meneer Maxfield was ook even lang, en dat bracht haar toch ook niet van streek?