36

 

De staatsgevangenis van Oregon bevindt zich langs de I-5 snelweg in Salem, de hoofdstad van Oregon. Om tien uur de volgende morgen parkeerde Ashley haar auto op het parkeerterrein voor bezoekers. Een door bomen overschaduwd pad liep langs een rij kleine witte huizen, die als kantoren voor het gevangenispersoneel dienst deden. Aan het eind van het pad stond, aan de overkant van een geasfalteerd terrein, de gevangenis zelf, met zijn eigeel geverfde muren, die aan de bovenkant van prikkeldraad waren voorzien en door geschutstorens werden bewaakt.

Ashley meldde zich bij de bezoekersbalie en ging vervolgens in de receptieruimte zitten. Terwijl ze zat te wachten tot de bewaker haar naam afriep, veranderde Ashley bijna van gedachten. Deed ze er wel goed aan hier op bezoek te gaan? Ze was nog steeds doodsbang voor Joshua Maxfield. Delilah had het gesprek geregeld en aangeboden om mee te gaan. Jerry had het ook aangeboden nadat zijn pogingen om haar van haar voornemen te doen afzien op niets waren uitgelopen. Ze had beiden afgewimpeld omdat ze geloofde dat ze meer kans maakte om de gevangene, die in de dodencel op zijn executie wachtte, aan het praten te krijgen als ze alleen ging.

De bewaker zei tegen Ashley dat ze zich naar de metaaldetector moest begeven. Nadat ze door het poortje was gelopen zonder dat er een alarm afging, liep hij met haar een korte, schuin omhoog lopende gang door naar een ruimte die door twee tralieschuifhekken werd afgesloten. In die van kogelvrij glas voorziene ruimte was een aantal leden van het gevangenispersoneel aanwezig. Een van hen drukte op een knop. Er klonk een luide zoemtoon en het traliehek schoof voor Ashley opzij. Ze betrad nu de tussenruimte en duwde haar rijbewijs door een spleet in het glas. Ondertussen schoof het traliehek weer achter haar dicht. Zodra haar identiteit was vastgesteld, drukte de bewaker op een knop en het tweede traliehek schoof open. Ashley stond nu in een smalle gang die naar het inwendige van de gevangenis leidde. Het leek of de muren van de gang op haar afkwamen. Achter haar sloeg het traliehek met een klap weer dicht. Het drong nu pas goed tot Ashley door dat ze nu zelf in de gevangenis achter slot en grendel zat.

Na een korte wandeling hield haar begeleider stil voor een dikke metalen deur, waarin zich op ooghoogte een klein raampje bevond. Ashley ging opzij staan terwijl hij de deur van slot deed en haar in de bezoekersruimte toeliet. Aan de rechterkant was een open zaal waarin door de gevangenen gemaakte zitbanken en lage houten tafels stonden. Tegen de muur aan de overkant stonden een paar automaten met snoep en frisdranken. Vlak bij de ingang zat een bewaker op een verhoogd podium, zodat hij de hele ruimte kon overzien. Haar begeleider maakte duidelijk wie Ashley was en wat ze kwam doen, waarna hij weer terugging naar de receptieruimte.

Ashley keek nerveus de bezoekkamer rond terwijl de bewaker zijn collega bij de dodencellen belde om te vragen of ze Joshua Maxfield naar beneden wilden brengen. Ze was nooit eerder in een gevangenis geweest. Ze had half en half verwacht dat ze er getatoeëerde bodybuilders en ongewassen Hell's Angels-types aan zou treffen die haar met koele blik aankeken en ondertussen aan verkrachting dachten. In plaats daarvan zag ze een ruimte vol onopvallend uitziende mannen, die allemaal gekleed waren in gevangenisjeans en blauwe werkhemden. Ze praatten zachtjes met hun familieleden en vrienden. Op de vloer zat een corpulente man van middelbare leeftijd met een verwaarloosde snor met een meisje te spelen. Ashley schatte dat het kind een jaar of vier moest zijn. Een verlegen uitziende jongeman van tegen de dertig hield de hand vast van een vermoeid uitziende jonge vrouw die op alle dagen liep. Aan de overkant van de bezoekersruimte zat een kleine, magere kleurling te lachen om iets dat een oudere zwarte vrouw zojuist tegen hem had gezegd.

Nadat ze een kwartier had gewacht kwam er een bewaker binnen die ze nog niet eerder had gezien. Hij liep naar zijn collega op het podium en zei iets tegen hem. Enkele ogenblikken later nam hij Ashley mee door een gang naar een andere afdeling van de bezoekersruimte, waar het enige meubilair uit metalen klapstoelen bestond, die tegenover ramen van dik glas stonden opgesteld. Achter deze ramen zaten in smalle betonnen ruimtes de gevangenen die als te gevaarlijk werden beschouwd om in de algemene bezoekersruimte te worden toegelaten. Van enkelen was ook bekend dat ze vluchtgevaarlijk waren. De bewaker leidde Ashley naar twee deuren aan de overkant van de ruimte. Hij deed een ervan open. Ashley bevond zich nu in een kleine cel. Het enige meubilair bestond uit een klapstoel tegenover een raam van dik glas. Aan de onderkant van het raam stak een kleine metalen vensterbank uit. Aan de onderkant van het glas bevond zich een smalle spleet waardoor een vel papier naar binnen of naar buiten geschoven kon worden. Boven de spleet zat een al even smal metalen rooster, waardoor de mensen aan weerszijden van het dikke glas met elkaar konden communiceren.

'Maxfield wordt op dit moment naar beneden gebracht. Hij komt daar te zitten,' zei de bewaker, naar een identieke cel aan de andere kant van het glas wijzend. 'Dit is de enige plek waar bezoekers met de gevangenen uit de dodencellen mogen praten. Als u weer wilt vertrekken, meldt u zich dan bij mijn collega, dan zorgt die dat er iemand van de receptie komt om u op te halen.'

De bewaker liet Ashley alleen in de spreekcel achter. Het was er bedompt en ze begon een claustrofobisch gevoel te krijgen. Delilah had haar verteld dat Maxfield haar niet zou kunnen aanraken, maar ze was al zo lang doodsbang voor hem geweest dat ze zichzelf ervan moest overtuigen dat hij niet over bovennatuurlijke krachten beschikte die hem in staat stelden om door het dikke glas en het beton dat hen scheidde heen te breken.

De deur van de andere spreekcel ging met een scherpe metalen klik open en een bewaker duwde Joshua Maxfield de nauwe ruimte binnen. Zijn haar was voor een deel grijs geworden en zijn huid was flets als gevolg van het gebrek aan zonlicht. Ashley herinnerde zich hoe fit hij eruit had gezien op de dag dat ze hem bij de sportzaal waren tegengekomen. Nu zag zijn huid er slap uit. Het enige dat aan hem hetzelfde was gebleven waren zijn ogen, die hij voortdurend op haar gericht hield terwijl de bewaker de boeien aan zijn handen en voeten losmaakte.

'Nee maar, wat een verrassing,' zei Maxfield zodra de bewaker de deur achter zich had dichtgetrokken. Hij maakte echter niet de indruk dat hij blij was met het bezoek.

'Bedankt dat u me wilde ontvangen, meneer Maxfield.'

'Hou het maar op nieuwsgierigheid. Sinds ik veroordeeld ben is er nog niemand op bezoek geweest, behalve mijn advocaat. En ik had nooit kunnen denken dat jij de eerste zou zijn.'

'Wordt u goed behandeld?' vroeg Ashley, die de grootste moeite had om haar angst niet te laten merken. Meteen nadat ze het had gezegd, besefte ze hoe onbenullig haar vraag klonk, maar Maxfield ging er toch serieus op in.

'Een dodencel is minder comfortabel dan een hotelkamer in de Ritz, maar ik ga ervan uit dat ik, gezien de omstandigheden waarin ik verkeer, redelijk goed behandeld word. De bewakers hebben me zelfs pen en papier gegeven, zodat ik hier kan schrijven. Ze gaan er waarschijnlijk van uit dat ik me wat gedweeër gedraag als ik wat om handen heb.'

Hij glimlachte, maar zijn gezicht stond strak. 'Het zal je misschien interesseren dat ik aan een roman werk over een onschuldig iemand die volkomen ten onrechte tot een gevangenisstraf wordt veroordeeld. Ik heb mijn vorige redacteur in New York een paar hoofdstukken gestuurd om hem een idee te geven waar het boek over gaat. Hij is erg geïnteresseerd, maar ze willen geen contract ondertekenen zolang de kans bestaat dat ik geëxecuteerd word. De uitgever is bang dat ik het boek voor die tijd niet afkrijg. Maar genoeg over mij gepraat. Waarom ben je hier'

'Ik wilde u een paar vragen stellen. Als u die naar waarheid beantwoordt, kan ik misschien iets doen om u te helpen.'

'Helpen? Waarmee?'

'Om hier uit te komen.'

Maxfield hield zijn hoofd scheef en keek Ashley met hernieuwde belangstelling aan. 'Waarom wil uitgerekend jij me helpen?' vroeg hij.

'Ik... ik heb een paar twijfels over de juistheid van het vonnis.'

'Daar is het nu een beetje laat voor, denk je niet?' Maxfield liet een verbitterde lach horen. 'Dankzij jou en Casey zit ik nu in de dodencel.'

'En dankzij nog iemand die u niet heeft genoemd, maar die daar ook voor een deel schuld aan heeft.'

'En wie mag dat dan wel niet zijn?'

'Dat bent u zelf, meneer Maxfield. U heeft gelogen over het belangrijkste deel van het bewijsmateriaal. Als u de waarheid had verteld zou alles heel anders zijn afgelopen.'

'Waar heb je het over?' vroeg hij op voorzichtige toon.

'U heeft gelogen over wat er in het botenhuis is gebeurd. Dat is één.

Ik weet niet waarom u dat deed, maar het is wel zo. En u heeft: ook gelogen toen het over uw roman ging.'

Maxfield verschoot van kleur en schoof ongemakkelijk heen en weer in zijn stoel. 'Mijn roman?' herhaalde hij.

Ashley vermande zich en keek Maxfield recht in de ogen. 'U heeft die roman niet zelf geschreven. U heeft plagiaat gepleegd door de roman van de echte seriemoordenaar te kopiëren.'

'Wie heeft je dat verteld?' vroeg Maxfield geërgerd.

'Niemand. Daar ben ik zelf achtergekomen. Er was iets dat me voortdurend dwars zat. U bent slim. Dat zegt iedereen. Dat moet ook wel als u zo'n goede schrijver bent. Mijn moeder had het altijd over uw boeken. Daarom had ze zich ook opgegeven voor uw cursus. En ik kon maar niet begrijpen hoe iemand die zo slim is als u zoiets doms zou doen als een fragment waarin de moordenaar een stuk taart eet voorlezen aan een van de weinige mensen ter wereld die wisten dat dat in werkelijkheid ook zo was gegaan. Maar toen ik eenmaal de mogelijkheid overwoog dat u dat fragment niet zelf had geschreven, begon me iets te dagen. U wist niet eens dat degene die mijn vader heeft vermoord een stuk cake had gegeten.'

Ashley wachtte even om te zien hoe Maxfield hierop zou reageren, maar hij vertrok geen spier van zijn gezicht en reageerde niet.

'Meneer Maxfield, ik heb de twee kladversies gelezen, en uw andere boeken ook. De versie waar uw naam op staat, heeft u zelf geschreven. De stijl ervan komt overeen met die van Toerist in Babylon en De Wensput. De andere versie is geschreven door de man die mijn vader en Tanya Jones heeft vermoord. Die eerste versie is zo anders dat die haast wel het werk van een andere schrijver moet zijn.'

Maxfield zei nog steeds niets, maar belette het haar ook niet verder te praten.

'Ik was in de rechtszaal toen Delilah Wallace het bandje afspeelde van het verhoor dat rechercheur Birch u in de gevangenis in Omaha heeft afgenomen. U reageerde geschokt toen hij tegen u zei dat het fragment dat u aan mijn moeder had voorgelezen dingen bevatte die vrijwel overeenkwamen met wat zich bij mij thuis heeft afgespeeld. Dat was nieuw voor u. U had Birch op dat moment kunnen vertellen dat u dat boek niet zelf had geschreven, maar, hoe bizar het ook klinkt, het lijkt erop dat u liever sterft dan dat u toegeeft dat u niet meer in staat bent om te schrijven.'

'Dat is belachelijk.'

'O ja? Alles wat u heeft ondernomen voordat u Toerist schreef, is op een mislukking uitgedraaid. U had uw hele persoon verbonden met het succes van dat boek. In plaats van een kluns was u opeens de gevierde, gerespecteerde, rijke en wereldberoemde schrijver. Maar toen flopte De Wensput en toen u nog een roman probeerde te schrijven lukte dat niet. U wilde niet inzien dat er aan uw kortstondige roem een einde was gekomen. U zag de roman die de seriemoordenaar had geschreven als een manier om weer aan de top te komen. Van wie is die eerste versie, meneer Maxfield?'

'Denk je dat ik niet meer kan schrijven? Beschuldig je me van... van plagiaat?'

'Ik weet dat u plagiaat heeft gepleegd, maar u was te trots om dat toe te geven. Iedereen dacht dat u een begaafde, geniale schrijver was, maar volgens mij was Toerist in Babylon een eenmalig succes en zou u liever doodgaan dan toegeven dat u een idee voor een boek van iemand anders gepikt had omdat u zelf niets kon bedenken.'

Maxfield sloeg zijn ogen neer. Hij maakte een volkomen verslagen indruk.

'De recensies, die eerste recensies. Ze schreven dat ik de nieuwe Hemingway was, de nieuwe Salinger, de stem van mijn generatie. Dat zei iedereen. Het geld stroomde binnen, alles gebeurde zo snel.' Maxfields gezicht betrok. 'En het hield ook even snel weer op. Toen De Wensput flopte, zei mijn redacteur dat dat door mijn eigen arrogantie kwam; dat ik dacht "dat doe ik wel even" toen ik eraan begon. Hij zei dat ik voor mijn volgende boek rustig de tijd moest nemen en dat ik dan binnen de kortste keren weer aan de top zou staan. Maar er was geen volgend boek. Het lukte me niet om ook maar één idee te bedenken. Iedere keer dat ik het probeerde, liep het op niets uit. Toen raakte het geld op en dreigden ze met een proces. Nadat ik bij Eton College moest vertrekken lukte het me niet om een behoorlijke baan te vinden. Iedereen wist dat ik een drankprobleem had en dat ik met mijn CV had geknoeid. Ze wisten ook wat er met die studente was voorgevallen. Ik moest verdomme een baan op een middelbare school aannemen. Mijn enige kans om weer beroemd te worden was een nieuw boek schrijven.'

'Wie heeft u die roman van de seriemoordenaar gestuurd?'

'Dat weet ik niet. Ik beoordeelde manuscripten tegen betaling. Zelfs met mijn salaris van de Academy lukte het me nauwelijks rond te komen. Ik kreeg dit manuscript van een anonieme afzender, met contant geld erbij. Er stond alleen een postbusnummer bij waar ik het naar terug moest sturen. Ik zag meteen dat het een veelbelovend boek was. De stijl was onbeholpen, maar het was duidelijk met overtuigingskracht geschreven. Nu weet ik hoe dat kwam. Het was allemaal echt gebeurd: de gruwelijkheden, de reacties van de slachtoffers en van de moordenaar waren dingen die de schrijver zelf van nabij had meegemaakt.'

'De auteur zou uw boek vroeg of laat ook gelezen hebben. Was u niet bang dat hij het zou herkennen?'

'Dat kon me niet schelen. Ik zat volkomen in de put. En ik ging ervan uit dat ik een eventueel proces moeiteloos zou hebben gewonnen. Ik was van plan om zijn manuscript te vernietigen zodra ik mijn boek had voltooid en ik weer een beroemd schrijver zou zijn. Ik dacht dat ik met een onbelangrijk iemand te maken had.'

'Waarom heeft u na uw arrestatie tegen niemand gezegd dat u niet de auteur van dat boek was?'

'Dat heb ik één keer geprobeerd. Vlak voordat ik moest getuigen heb ik mijn advocaat verteld dat ik het idee voor het boek van iemand anders had gepikt. Hij zei dat niemand me zou geloven, en dat was ook zo. Het manuscript lag naast mijn pc, en het stond met vol aantekeningen in mijn eigen handschrift. En op mijn eigen manuscript stond mijn naam op iedere pagina.'

'Wat is er in het botenhuis gebeurd?' vroeg Ashley op kalme toon.

Maxfield staarde nog steeds naar de vloer. Hij zei niets.

'Waarom zegt u niets? Het maakt nu toch niets meer uit,' zei Ashley. 'U bent al ter dood veroordeeld. Erger kan het nooit worden.'

'Dat is zo. Daar heb je volkomen gelijk in.'

Hij streek met zijn hand langs zijn gezicht. 'Ik heb je moeder niet vermoord. Terri was al dood toen ik het botenhuis binnenkwam.'

'Ga door.'

'Ik was vlak bij het botenhuis toen ik de eerste schreeuw hoorde. Ik verstijfde. Het was een vreselijke kreet. Ik was helemaal verlamd.'

Ashley wist precies wat hij bedoelde.

'Toen ze weer schreeuwde, liep ik naar het botenhuis toe.'

'Heeft u Randy Coleman weg zien rennen?'

Maxfield schudde zijn hoofd. 'Dat heb ik zelf verzonnen.'

Ashley reageerde geschokt. 'Als de politie u had geloofd, zou Coleman wegens moord zijn vervolgd.'

Maxfields gelaatstrekken verhardden zich. 'Hij verdiende niet beter. Hij heeft geprobeerd om jou op het parkeerterrein van Sunny Rest te vermoorden. Daarover heb ik wel de waarheid gesproken. En hij heeft Terri doodgestoken toen hij zijn vrouw probeerde te vermoorden.'

'Maar u heeft hem niet bij het botenhuis gezien?'

'Nee. Hij had zich vermoedelijk ergens verstopt. Waarschijnlijk is hij gevlucht toen ik jou achterna rende.'

'Wat is er echt gebeurd?'

'Toen ik binnenkwam stond Casey over Terri heengebogen. Het mes lag naast haar op de grond. Ze greep het en sprong overeind. Toen gilde ze "Moordenaar!" en rende op me af. Ze leek doodsbang. Ze dacht dat ik Terri vermoord had. Ze probeerde mij neer te steken. Het gebeurde allemaal zo snel dat ik niet nadacht bij wat ik deed. Ik sloeg haar met mijn vuist in het gezicht. Ze viel achterover en kwam met haar hoofd tegen die eiken balk terecht. Dat was een heel akelig geluid, net of haar schedel barstte. Toen ik dat hoorde, wist ik meteen dat ze ernstig gewond was. Ik wilde kijken of ik haar kon helpen toen het tot me doordrong dat de moordenaar van Terri zich misschien nog in het botenhuis bevond. Tussen de tweede schreeuw en het moment dat ik binnenkwam waren hooguit een paar minuten verstreken en ik had niemand door de voordeur naar buiten zien komen. Toen ik haar raakte, liet Casey het mes uit haar handen vallen. Ik raapte het op om mezelf te beschermen. Een paar tellen later zag ik jou voor het raam staan. Ik wilde je vertellen dat ik onschuldig was, maar jij rende weg voordat ik bij je in de buurt kon komen.' Hij wendde zijn blik af. 'Toen het tot me doordrong dat jij tegen de politie zou zeggen dat ik Terri had vermoord en Casey had mishandeld raakte ik in paniek en sloeg op de vlucht.'

'Waarom heeft u daar later met niemand over gesproken?'

'Wie zou me geloofd hebben nadat jij de politie had verteld wat je gezien had en ik gevlucht was?'

Er verscheen een vastberaden glimlach op Ashleys gezicht. 'Ik, meneer Maxfield. Ik geloof u, en ik zal er voor zorgen dat anderen u ook geloven. Nu weet ik wie mijn ouders heeft vermoord.'