Miles Van Meter was al vijfendertig minuten aan het woord toen de deur van Murder for Fun openging en weer werd dichtgetrokken. Claire Rolvag, die Miles begeleidde, keek in de richting waar het geluid vandaan kwam. Ze kon de ingang niet zien omdat er boekenkasten voor stonden, maar ze wist bijna zeker wie er binnen was gekomen. Ze richtte haar aandacht weer op de schrijver, die juist een vraag over zijn schrijfgewoonten beantwoordde.

'Ik werkte nog fulltime als advocaat toen ik De dode slaapster schreef, dus moest ik ieder vrij moment benutten om te schrijven. Soms, als ik mijn wekker op half vijf zette, lukte het me om door de week een paar uur eraan te werken. In de weekends probeerde ik er op zaterdag minstens vier uur aan te besteden en op zondag ook. Dat is bij elkaar acht uur, een volledige werkdag dus. Als je genoeg zelfdiscipline hebt, sta je ervan te kijken hoeveel je iedere week kunt schrijven.'

Een muisachtig dametje met een dikke bril en een t-shirt met het logo van een detective-lezerscongres stak haar hand op. Miles wees naar haar. Ze klonk nerveus toen ze haar vraag stelde. Miles glimlachte haar bemoedigend toe.

'Meneer Van Meter, ik heb zowel de oorspronkelijke editie als de herziene uitgave van De dode slaapster gelezen en ik wilde u zeggen dat uw boek het beste waargebeurde misdaadverhaal is dat ik ooit heb gelezen.'

'Dank u. Ik stel uw waarderende opmerking zeer op prijs. Wilde u ook nog een vraag stellen?'

'Jawel. Uw boek is zo realistisch, vooral wanneer u vanuit het standpunt van Ashley schrijft, en toch heb ik gehoord dat u nooit met haar heeft gesproken. Klopt dat? En als dat zo is, hoe is het u dan gelukt om de hoofdstukken waarin zij aan het woord komt zo echt en overtuigend te maken?'

'Ik kende Ashley natuurlijk al. We hebben voordat ik aan het boek begon een paar keer met elkaar gesproken. Ze heeft een tijdje op het terrein van de Academy gewoond. Maar ik heb vóór haar vertrek naar Europa nooit met haar over de zaak gesproken. Dat zou getuigd hebben van een grote mate van ongevoeligheid. Toen ze bij de Academy woonde, hebben mijn vader en ik alles geprobeerd haar aandacht zoveel mogelijk van het drama af te leiden.

Ik had natuurlijk geen kans om met Ashley te praten toen ik de eerste editie van De dode slaapster schreef, omdat zij zich in die tijd in Europa schuilhield. Ik had echter toegang tot het verslag van de hoorzitting en de politierapporten van de gesprekken die Larry Birch met Ashley heeft gevoerd. Ik heb ook met haar vrienden en vriendinnen, met haar docenten en met Jerry Philips, haar advocaat, gesproken. Mijn vader was ook een belangrijke bron van informatie. In de tijd dat Ashley op de Academy woonde, hebben ze heel wat tijd met elkaar doorgebracht.'

'En nadat ze terugkwam naar Amerika? Heeft u haar voor de nieuwe editie nog kunnen interviewen?'

'Nee. Toen ik besloot om een herziene editie te schrijven had ik haar verklaring tijdens het proces van Maxfield al gehoord. Ik vond het niet nodig om nog eens apart met haar te praten.'

'Dus hoofdstuk één, waarin u beschrijft wat er in het huis van de familie Spencer is gebeurd en het hoofdstuk waarin u de aanslag bij de Academy na Maxfields ontsnapping beschrijft, zijn gebaseerd op uw eigen onderzoek en niet op gesprekken met Ashley?'

'Inderdaad.'

'Daar sta ik van te kijken. Het lijkt allemaal zo écht.'

Miles kreeg een kleur. 'Dank u voor uw compliment. Het is voor een schrijver altijd een genoegen te horen dat hij erin geslaagd is zijn onderwerp voor de lezer tot leven te brengen. Het was natuurlijk gemakkelijk voor me om Ashley neer te zetten omdat ik haar persoonlijk kende. En als je iemand goed kent, kun je er ook vrij zeker van zijn hoe hij of zij onder bepaalde omstandigheden reageert. Ashley is een goede vrouw met heel veel innerlijke kracht.'

Een corpulente heer met een volle baard stak zijn hand op en Miles wees hem aan.

'Meneer Van Meter, heeft u wel eens overwogen om uw diensten aan de FBI aan te bieden om seriemoordenaars te helpen opsporen? Uw fantasie en uw inzichten zouden de FBI goed van pas kunnen komen.'

'Nee, en daar heb ik verschillende goede redenen voor. Ten eerste beschikt de FBI zelf over speciaal hiervoor opgeleide functionarissen. Mijn kwalificaties vallen daarbij volkomen in het niet. Ten tweede, en dat is eigenlijk nog het belangrijkste, is wat mij betreft iedere ontmoeting met een seriemoordenaar één te veel. U kunt zich niet voorstellen hoe emotioneel uitputtend het voor mij is geweest toen Joshua Maxfield eenmaal mijn leven was binnengekomen. Ik heb er totaal geen behoefte aan om mezelf in een positie te plaatsen waarin ik met het leed van andere gezinnen geconfronteerd word. En om eerlijk te zijn weet ik ook niet hoe de politie en de FBI dag in dag uit met de emotionele druk weten om te gaan die bij zoveel gruwelijks komt kijken.'

Een jonge vrouw in een mantelpakje stak haar hand op. 'Zult u blij zijn als Joshua Maxfield terechtgesteld wordt?' vroeg ze.

Miles keek haar peinzend aan. Hij dacht even na voordat hij antwoord gaf.

'Het is voor de maatschappij beter dat iemand als Maxfield eruit verdwijnt. Ik ben er heilig van overtuigd dat rehabilitatie in dit geval niet mogelijk is. Ik geloof ook dat het gevaar bestaat dat hij, als hij ooit zou worden vrijgelaten, nogmaals toeslaat. Maar blij... ik zie in de dood van een menselijk wezen nooit reden tot blijdschap.'

'Dus u beschouwt hem wel als een menselijk wezen?' vroeg de vrouw.

'Daar valt over te redetwisten, maar dat laat ik liever aan de theologen en de filosofen over. Ik ben alleen maar blij dat ik mijn zuster weer terug heb.'

Een paar mensen staken hun hand op. Toen Miles een van hen vroeg om een vraag te stellen, keek Claire Rolvag weer naar de voorkant van de winkel. Aan het eind van de kast waarin romans stonden over klassieke speurders als Sherlock Holmes en Hercule Poirot stonden een vrouw en twee mannen. Terwijl Claire zich weer omdraaide naar de spreker stak ze haar hand in haar jasje en betastte de kolf van haar Glock kaliber 40-pistool.