Abortus in de literatuur

Hoewel er talloze vrouwen een abortus hebben ondergaan, komt abortus als thema in de literatuur eigenlijk opvallend weinig voor. Maar ze zijn er wel, de abortussen. Voor mensen die over abortus willen lezen, bespreek ik een aantal boeken en geef ik een lijstje met titels. Wanneer je toch eenmaal tot je nek in de abortusverwerking zit, kun je je er natuurlijk helemaal in onderdompelen. Valt het hoofdstuk over literatuur buiten het kader van dit boek? Ik heb daar wel even over getwijfeld, maar ik vind eigenlijk van niet. Het stelt me namelijk in staat om treffende stukjes tekst te verzamelen, waarin allerlei uiteenlopende schrijvers hun licht op het onderwerp laten schijnen en daarmee een bepaalde mening, een bepaald gevoel, een bepaalde sfeer tot uitdrukking brengen. Daarmee prikkelen ze de lezer tot reflectie. En dat wilden we toch? Daarom zou ik zeggen, ook als je niet van literatuur houdt en absoluut niet van plan bent deze boeken te gaan lezen: lees dan de door mij verzamelde citaten maar. Ze voegen echt iets toe aan dit boek.

Villa des Roses, Willem Elschot
Niemand zal Willem Elschot speciaal vanwege zijn schrijven over abortus lezen. Je leest hem om zijn prachtig taalgebruik, zijn fijnzinnige observaties van menselijk gedrag, zijn subtiele humor. Maar als je hem dan tóch leest, kun je in Villa des Roses als een van de verhaallijnen de ongelukkige liefde van Louise aantreffen. Louise raakt ondanks het feit dat ze ‘zó goed opgepast’ heeft, toch in verwachting. Van vroeg tot laat bekijkt ze zichzelf in de spiegel om te zien of er al wat te ontdekken valt. Inmiddels heeft ze het gevoel dat iedereen haar zwellende buikje op zal merken en over haar zal praten. Louise neemt haar toevlucht tot een drankje van de apotheker, maar zonder het gewenste resultaat: ‘Het drankje had niet meer uitwerking dan het bidden en nu zat er niets anders op dan naar een juffrouw te gaan.’ Maar dat ook het bezoeken van een juffrouw niet altijd meteen de juiste uitwerking heeft, mag blijken uit het feit dat ze uiteindelijk toch naar Madame Charles terug moet voor een zeepsopbehandeling. Deze dame roemt haar werkwijze in vergelijking tot andere – chirurgische – technieken. Bij de zeepsopmethode moest de vrouw soms wel vijf of zes keer terugkomen. En dat vonden veel van haar collega’s te veel gevraagd voor die vijfentwintig frank. Helaas vergaat het Louise niet veel anders. Ook zij is genoodzaakt om meerdere keren terug te gaan naar haar adresje: ‘Nog viermaal moest zij naar Madame Charles toe en telkens vond Louise haar iets minder vriendelijk wanneer zij vroeg: “Nou nóg niks?” Het speet haar nu dat zij het volle bedrag vooraf betaald had, in plaats van bijvoorbeeld de helft. God zij dank, na het vijfde bezoek kon zij eindelijk te bed gaan liggen.’ Het product van haar vrijage wikkelt ze in een krant. Wanneer haar minnaar op bezoek komt, valt zijn oog erop. Met tegenzin vertelt Louise hem wat erin zit. Daar weet Richard wel raad mee. Hij neemt het pakje mee en werpt het ergens over een schutting. ‘Het was een eenvoudige begrafenis,’ schrijft Elschot. Dit prachtige verhaal, waarin ook andere personen uit het pension worden beschreven, eindigt met een verbitterde Louise.

Brief aan een nooit geboren kind, Oriana Fallaci

Gaat het boekje eigenlijk over abortus? Misschien wel niet. De vrouw laat geen abortus plegen, ze krijgt uiteindelijk een miskraam, maar waarschijnlijk hebben haar instelling en haar gedrag daar wel toe bijgedragen. Ze heeft niet voortdurend voor het kind gekozen, maar ook voor haar eigen belangen. De vrucht heeft besloten zichzelf te doden. Alle betrokkenen geven hun oordeel over de vraag of de vrouw schuldig is aan moord. Het verhaal gaat er eigenlijk over dat het moederschap helemaal niet zo’n vanzelfsprekende zaak is. Dat moederschap een keuze is, dat het nog maar de vraag is of het leven het altijd waard is om geleefd te worden, en of het de plicht van de moeder is om na een pleziertje te moeten fungeren als broedmachine. En daarmee komen talloze meningen aan de orde, die meewegen wanneer het gaat om de keuze voor een zwangerschap of niet. Dus gaat het boekje tóch over abortus. De zwangere hoofdpersoon voelt zich boos en bang. Ze heeft het gevoel dat ze dienst doet als een container, waar iets in gestopt wordt om het daar te bewaren. ‘… prent u zich dit goed in uw hoofd, dokter: het moederschap is geen morele plicht. Het is evenmin een biologisch feit. Het is een bewuste keuze.’ Wiens recht is belangrijker? Dat van de foetus, die nog maar in een ontwikkelingsstadium verkeert, of dat van de moeder, die midden in het leven staat, ambities heeft, en die helemaal geen behoefte heeft aan dat kind. Waarom is het haar opdracht om die cellen die zich in haar lichaam aan het delen zijn te huisvesten? Omdat ze de liefde met een man bedreven heeft? ‘Maar wat is dat leven waarvoor jij, die bestaat zonder nog gevormd te zijn, meer telt dan ik die al gevormd ben? Wat is dit respect voor jou dat mij respect ontneemt?’ En wat is de rol van de vader? Is het kind van de God, van de vrouw, van de man? Ze concludeert dat het kind alleen aan zichzelf toebehoort. Fallaci stelt de vraag of leven werkelijk zoiets heiligs is. En welk leven dan wel en welk niet? Want stel je voor dat elk kippenei een kip werd, dan zou de wereld een kippenhok worden. En is het ook bij de konijnen niet zo dat ze soms de zwakkelingen opeten, om de rest van het nest te kunnen voeden? Ook vraagt ze zich af op welk moment we over een menselijk leven spreken: vanaf het moment van de conceptie, wanneer het hartje gaat kloppen, wanneer de foetus er menselijk uit begint te zien? Of is er nog geen sprake van leven, maar van ‘een motor in aanbouw’? Of zijn alle bouwstenen van menselijk celmateriaal beschermwaardig? Maar zou het dan ook erger zijn om een zwaarlijvige man om te brengen dan eentje die vijftig kilo lichter is? Terugvallen op een geloof in een persoonlijke god is een wijze van kijken die Oriana Fallaci uitsluit. Ze vindt dat te gemakzuchtig, te veel een oplossing voor mensen die het hebben opgegeven om vragen te durven blijven stellen. Waar een vraagteken een uitroepteken wordt, is sprake van een zwaktebod. Ze haalt ook andere meningen aan, bijvoorbeeld die van de fysicus dr. H.B. Munson:‘Zelfs de foetus, verklaart deze, is bijna levenloze materie, bijna een plant die met een lepel ontworteld kan worden. Hoogstens kan men hem beschouwen als een “coherent systeem van niet gerealiseerde mogelijkheden”. Ze vraagt zich af of het kind wel blij moet zijn met een leven in onvrijheid, ongelijkheid, (oorlogs)geweld en slavernij aan de duizend bazen die het zal hebben. Zo zal het kind schoentjes moeten dragen, terwijl het dat helemaal niet wil, en het zal krijsen en brullen. In alle opzichten zal het kind getemd en onderworpen worden, totdat het zich heeft aangepast aan het algemeen geldende systeem.’ Ik vind dit een herkenbare passage, omdat ik uit overlevering weet dat ook ik enorm tegen mijn schoentjes ageerde. Er is een foto van mij waarop ik, blootsvoets natuurlijk, van mijn verjaardagstaart sta te snoepen. Is de vrouw uiteindelijk schuldig? Voor alle meningen is wel iets te zeggen, de waarheid heeft meer dan één gezicht. Maar hoe dan ook, het kind is verloren gegaan en zal nooit meer in deze specifieke vorm kunnen terugkeren. Maar is het erg als juist dit ene kind er niet zal komen? Uiteindelijk is niemand onmisbaar. Zelfs zonder grote denkers en kunstenaars zou de wereld het gered hebben. Niemand zal er echt schade van ondervinden, als dit leven zal eindigen. Alleen jijzelf zal lijden onder ‘dit drama, dat misschien niet eens een drama is’. De uiteindelijke conclusie is dat de dood van moeder of kind niet echt belangrijk is. Het leven zelf sterft immers niet. In 113 pagina’s stelt Oriana Fallaci een hoop zinvolle vragen. Het is een filosofisch werkje geworden, waarin ze ook een aantal sprookjes vertelt, die tamelijk treurig over het aardse bestaan verhalen, en waaruit blijkt dat zij vindt dat het leven een strijd is tussen het Niets van voor de geboorte en het Niets van na de dood. Een strijd die we niet allemáál hoeven te leveren in haar optiek.

De Metsiers, Hugo Claus

In dit boek laat Claus verschillende figuren aan het woord die allemaal nauw betrokken zijn of deel uitmaken van de Metsiers, een familie die in het dorp verre van goed bekendstaat. Verwrongen relaties, geweld, incest, een ongewenste zwangerschap. Hoe meer je over de hoofdpersonen aan de weet komt, hoe grimmiger en ontoegankelijker hun hoeve lijkt te worden. Deze mensen vormen een front tegen een hun vijandige wereld, maar ook binnen de gelederen is het verre van veilig. Wanneer er buitenstaanders binnenkomen, kan het ook bijna niet anders dan escaleren. Het boek ademt een vreemde sfeer, het Vlaamse landleven in zijn gruwelijkste verschijningsvorm, maar toch ook weer beschreven met een vleugje poëzie. Gaat dit boek over abortus? Het is niet het enige thema, maar het speelt wel een rol. Het meisje Ana bezoekt Madame Sassen om van haar ongewenste zwangerschap af te komen, en wordt daar al verwacht.‘Al wat hij mij gezegd heeft is, dat hij met je gevrijd had en niet goed had opgepast. Ik heb hem gezegd: “Zend dat meisje maar naar mij, ik zal wel voor haar zorgen.”’ Ana smokkelt een beetje met de zwangerschapsduur. Ze krijgt een drankje mee, en moet na enkele dagen terugkomen. ‘… maar het zal gauw gedaan zijn. Eens dat je klaar bent, ben je het alweer vergeten.’ Uiteindelijk zal Ana opnieuw teruggaan naar mevrouw Sassen om het ‘af te laten lopen’. Een regelrechte aanwinst op het gebied van abortusboeken is Godin van de jacht van Heleen van Royen, de vrouw die de Godin der Wrake van politicus Rob Oudkerk is geworden. Het is een krachtig, eigentijds boek, met een flinke dosis seks en humor erin, dat met erg veel vaart geschreven is. Moeder van een tweeling, tamelijk gelukkig getrouwd, houdt er met medeweten van haar man ook een aantal minnaars op na. Als ze zwanger wordt en niet met zekerheid weet van wie, en ze bovendien de zegeningen van het moederschap in twijfel trekt, komt abortus in beeld. Tot het eind blijft het onzeker of ze nu wel of niet tot abortus zal overgaan. Daardoor vond ik het ook nog eens bijzonder spannend. Of is dat mijn preoccupatie met het onderwerp? Ik zat er als een kleutertje voor de poppenkast bij: ‘Doe het niet, doe het niet.’ Het bijzondere is dat dit laconieke, nergens sentimentele boek, mij door de herkenbaarheid af en toe behoorlijk raakte. Ik heb het achter elkaar uitgelezen, en kon vervolgens niet in slaap komen. Maar de thematiek is zeker niet alleen abortus, al neemt het onderwerp wel een zeer grote plaats in. Het is in eerste instantie een boek waarin een sterke, zelfbewuste vrouw, die bijzonder veel plezier beleeft aan seks, haar recht op dat plezier opeist. Daarnaast laat het de verwikkeling zien die dat voor een werkende moeder met een druk gezin met zich meebrengt. Grappig is ook hoe de moderne communicatiemiddelen worden gebruikt, het contact leggen via chatten en een webcam, de sms’-jes die heen en weer vliegen. De zwangerschap wordt al op de eerste pagina duidelijk en door de ik-figuur met een ‘shit’ ontvangen. Al snel legt ze contact met een abortuskliniek om ‘voor zuigcurettage te gaan’. Een moderne, zelfbewuste vrouw is baas over haar eigen leven, uiteindelijk. Een van haar motieven om deze zwangerschap niet te willen, is het onduidelijke vaderschap, want ze wil niet dat haar man het kind van een ander op zal moeten voeden, zonder dat hij dat weet. Ze kan zich nauwelijks voorstellen dat niet iedere man stáát op een vaderschapstest. Wanneer ze het met een vriend heeft over de ongewenste zwangerschap, reageert hij ontdaan op haar mededeling dat ze de baby niet wil. ‘Het is nog geen baby, Kofi, het is een bevruchte eicel die zich vier keer heeft gedeeld. Laat het zes keer zijn. Een klompje cellen is het. Kleiner dan een mug. Het is drie keer niks.’ Haar vriend kan niet geloven dat zo’n liefhebbende vrouw, die zelf ook nog moeder is, haar eigen kind niet zou willen. Maar het gaat niet alleen om het vaderschap. Ze wil ook niet opgezadeld worden met de last van nóg een kind. Een last die jaren duurt en die – zo leert de ervaring – toch voor het allergrootste deel op de vrouw neerkomt, alle feministische strijd ten spijt. Natuurlijk is er twijfel, en zijn er andere meningen, zoals die van haar vriendin die niets anders zou willen zijn dan moeder. Maar de hoofdpersoon vindt het geen goed idee om een kind te laten komen, alleen maar omdat je je schuldig zou voelen als je het zou laten weghalen. Ook dat zou egoïsme zijn. ‘Alleen om je zelfbeeld intact te houden, alleen omdat je geen abortus op je cv wilde, zou je een kind grootbrengen en daarmee een aantal levensjaren opofferen. Ik vond het geen goede reden.’ Nu en dan blijkt haar instinct haar toch in de weg te zitten, maar de moederlijke gevoelens die ze koestert, ontkent ze tot elke prijs.‘Ik zal ze ontkennen tot je er niet meer bent.’ Ondertussen wordt ze natuurlijk steeds meer zwanger en is die ongeplande ontmoeting tussen een zaadcel en een eicel bezig uit te groeien tot een zoon of dochter die net zo veel van haar zal verlangen, nee eisen, als de tweeling. ‘Jij bent boos op jezelf omdat je liefde voor het leven sterker is dan de liefde voor het kind dat je draagt. Je voelt je verantwoordelijk voor het beginnende leven, dat is je ingeprent. Toch ga je het beëindigen. Dat maakt je in de war.’ Ik zal niets over het eind vertellen. Vooral zelf lezen, al is het alleen maar vanwege de aardige dialogen en de seksuele ontmoetingen.

Nog meer literatuur waarin abortus zijdelings of uitgebreid voorkomt:

Een eigen gezicht, Benoîte Groult

Gesluierde Eva, Nawal El Saadawie

En dan is er koffie, Hannes Meinkema

Mijn rol in de film, John Irving

De regels van het ciderhuis, John Irving

Lijken op liefde, Astrid Roemer

Bij de rivier, Edna O’ Brien

De kroongetuige, Maarten ’t Hart

Balzac en het Chinese naaistertje, Dai Sijie

Stille baby’s, Christine Geerink-Vercammen

De dodenklas, Patrick McCabe

Kaplan, Leon de Winter

Moeilijke voeten, A.F.Th.

Het donkere licht, Antoon Coolen

Mij overkomt dat niet, Gunnel Beckman (jeugdboek)