Interview met Lesley
Lesley Kraaijeveld is tweeëndertig jaar. Ze werkt in de horeca, organiseert muzikale evenementen en ze is drie maanden in gelukkige verwachting. Daar is wel wat aan voorafgegaan: Lesley heeft vier abortussen gehad. Aangezien ze een heel lieve en slimme meid is, achter wie je dat niet meteen zou zoeken (of had ik een vooroordeel?), was ik erg benieuwd naar haar verhaal.
‘Mijn eerste abortus? Toen was ik eenentwintig
jaar. Ik gebruikte geen voorbehoedmiddelen. Gewoon
onvoorzichtigheid. Het zwanger zijn was een veilig en warm gevoel,
terwijl ik wist dat ik een abortus ging nemen. Ik was blij dat ik
zwanger kon worden, want dat wist ik toen nog niet. Ik heb er geen
moment over gedacht om het kind te houden en mijn vriendje van toen
ook niet. We waren veel te jong. En ik wilde nog heel veel doen.
Toen ik opgroeide, wilde ik geen kinderen en in 1971 ook nog
helemaal niet. Ik zag mijzelf niet als een moeder, ik was alleen
met mezelf bezig. Voor mij was vrijheid toen dat ik op ieder moment
mijn koffers kon pakken en weggaan. Ik meldde me bij MR70 in de
Sarphatistraat, helemaal euforisch en zweverig, echt van “hallo,
hier ben ik, ik wil een abortus”. Ik wilde het wel onder narcose,
want ik wilde dat moment niet bewust meemaken. Die abortus deed me
emotioneel niks. In die tijd bestond ik emotioneel niet. Ik
verkocht nepschilderijen, loog tegen mensen, niks had waarde, ik
verdiende heel veel geld en dat gaf ik uit als water. Ik keek niet
verder dan mijn neus lang was. Die tijd is een zwarte bladzijde.
Ook erna heb ik er geen last van gehad, meer van: ik ben lekker wel
zwanger geweest. Op een bepaald moment ben ik naar Spanje verhuisd,
om mezelf weer wat terug te vinden. Ik leerde daar een heel lieve,
mooie jongen kennen, ik was erg verliefd, dat was de eerste liefde
van mijn leven. Maar ik wist dat het tijdelijk
zou zijn en dat ik op een bepaald moment toch weer naar Amsterdam
zou teruggaan. Na een maand of vier, vijf gingen we met pijn in ons
hart uit elkaar. En toen ontdekte ik in Nederland dat ik zwanger
van hem was. Ik geloof niet dat ik het iemand verteld heb. Ik heb
weer een abortus genomen.
Dat werd me ook wel heel makkelijk gemaakt. Ze hebben wel een
gesprek met je, maar meer in de trant van: wat een probleem, die
zwangerschap. Over abortus doen ze helemaal niet beladen, de
normaalste zaak van de wereld. Geen big deal. Dus ik nam maar weer
een abortus. Ik heb het die jongen pas een paar jaar geleden
verteld. Hoe ik weer zwanger kon worden? Ach, ik was jong, ik dronk
vaak veel, dan leef je in een soort roes, van moment tot moment.
Voorbehoedmiddelen gebruikte ik niet of slordig. Bovendien maakte
het idee dat je zwanger kon worden het hele spel ook spannender.
Over die abortus heb ik nauwelijks nagedacht, de situatie niet
serieus genomen. Wel had ik toen ik de kliniek verliet het gevoel
dat er een stukje van me was achtergebleven, zoals je dat ook hebt
wanneer je iemand van wie je houdt, op de trein zet. Voor het eerst
voelde ik dat zwanger zijn meer was dan een idee in je hoofd. En ik
ben daarna veel meer drank en drugs gaan gebruiken, maar ik weet
niet of dat daaraan gerelateerd is. Toen ik de derde keer in
verwachting raakte, wist ik niet van wie het was. Ik gebruikte toen
wel de prikpil, maar heel slordig, soms ging ik een maand te laat
terug om mijn volgende prik te halen, en ik ben blijkbaar heel
vruchtbaar. Misschien wilde ik heel diep vanbinnen wel een kind. Ik
gebruikte toen wel vijf keer per week drugs. Ergens op een wc in
een café deed ik in mijn eentje de predictortest en toen ontdekte
ik dat ik weer zwanger was. Ik voelde me toen zo ontiegelijk
alleen.
Ik kan me niet meer herinneren dat ik het met iemand besproken heb,
en als dat wel zo is, heeft het geen indruk gemaakt. Ik was
inmiddels vijfentwintig en kreeg dit keer het bewuste gesprek met
de directrice van MR70. Die bekeek mijn dossier en ze heeft me
flink aangepakt.“Meisje, waar ben jij mee bezig? Wat raar dat zo’n
intelligent meisje niet voor zichzelf zorgt.” Dat raakte me behoorlijk, ik heb heel erg gehuild. Maar ik had
het nodig. Die vrouw maakte me echt duidelijk: je moet effe wakker
worden, jij! En ook vond ze dat ik maar eens na moest denken of ik
niet wél een kind wilde, als ik telkens maar in verwachting
raakte.
Het was niet leuk, maar het was wel heel goed. Daarna ben ik er
heel anders mee omgegaan. Ik heb een jaar trouw de prikpil
gebruikt. Ik was zo geschrokken van die laatste keer. Ik ging toen
veel bewuster met mezelf en anderen om. Maar na een jaar was ik
toch een maand te laat met de prikpil. En toen was het van M., een
jongen van wie ik nog steeds erg veel hou. Ik nam die zwangerschap
veel serieuzer. Ik was veranderd, bovendien was het van iemand waar
ik veel van hield. Ik wilde het kind wel, maar M. wilde het niet.
Hij wilde zijn vrijheid niet kwijt. Want als dat kind er zou komen,
dan zou hij er wel verantwoordelijkheid voor nemen. Ik vond dat ik
hem niet mocht dwingen zijn vrijheid op te geven.
Ik heb er natuurlijk wel over gedacht om het kind zonder hem te
laten komen, maar in dat geval zou hij zich toch betrokken voelen
en hij had uiteindelijk gezegd dat hij het niet wilde. Ik had heel
erg het gevoel dat je zoiets samen moest beslissen. En ik was bang
dat ik het hem kwalijk zou nemen als hij dan later weg zou gaan.
Dus toch weer naar de abortuskliniek. M. ging met me mee. Toen we
daar zaten te wachten zei hij:“Wat doen we hier eigenlijk? Het gaat
wél over ons kind.”Wij weg. En ik was dolblij. Maar toen kwamen we
thuis en toen zei hij na een uur: “Nee, laat het toch maar
weghalen.” Ik ging door een hel. Dus toch weer naar de kliniek.
Toen ik bijkwam uit de narcose zat er een verpleegster naast mijn
bed, die zei dat ik de hele narcose had gehuild. Toen ik buiten
kwam, stond M. daar met een vriend ergens om te lachen. En ik
voelde me zo ellendig. Misselijk, en ik had veel pijn, ik heb in de
auto overgegeven. Het was allemaal heel traumatisch. Toen heb ik
echt besloten dat het de laatste keer was geweest. Maar ik heb
altijd goed kunnen liegen in mijn hoofd. Ik zei tegen mezelf: het
is nog niks, een stukje vlees, ook al wist ik
dat dat onzin was. Daar hield ik mezelf aan vast om het goed te
praten. Nu zie ik dat heel anders. Zo’n zwangerschap is een klein
wondertje. Ik vind dat jonge mensen veel beter voorgelicht moeten
worden, sommige jongeren gebruiken abortus als voorbehoedmiddel. Ik
vind dat dat niet kan, al klinkt het vast hypocriet uit mijn
mond.
Na een jaar ging het helemaal niet goed met mij, ik was erg
depressief, sloot me helemaal op. Toen zei een goeie
vriendin:“Realiseer je je wel dat het precies een jaar geleden is
dat je je laatste abortus had?”Toen heb ik de hele avond gehuild.
Ik had het gevoel dat mijn kindje zich geofferd had om mij
verantwoordelijkheidsgevoel te leren. We hebben toen een ritueel
gehouden en ik heb haar toen ook bedankt, ik voelde dat het een
meisje was. Ik heb wat dingetjes begraven die met M. en mij te
maken hadden, met mijn verlangen om een kind van hem te krijgen. En
we hebben een fles champagne gekocht van het merk Mum en die hebben
we samen leeggedronken. Dat ritueel heeft me erg goedgedaan. Een
ritueel is zo belangrijk, omdat je iets afsluit.
Nu ben ik drie maanden zwanger. Nee, die zwangerschap was ook niet gepland. Ik kwam een vriend tegen die ik een tijd niet gezien had en ik zei zo met een soort grapje:“Hallo, wij gaan samen kinderen maken.” En hij zei:“Wie weet.” Die avond is het inderdaad gebeurd. Ik heb de conceptie gevoeld. We waren gewoon twee zielen die wat warmte nodig hadden, verder niks. Maar het was wel heel magisch. Ik had toen net een spiraaltje laten verwijderen, waar ik hevige bloedingen en pijn van had, en ik wilde ook even geen hormonen, dus ik gebruikte condooms als ik een avontuurtje had. Maar die avond zijn we samen dronken geworden. En dat was net tijdens mijn ovulatie. Ik dacht: ach, we zijn zulke goeie vrienden, daar komen we samen wel uit. Maar hij schrok zich dood. En hij wilde het niet. En ik wilde het eigenlijk niet weg laten halen. Dat werd echt een strijd: hij vocht voor zijn ding, ik voor het mijne. We hebben samen een gesprek bij de Fiom gehad. Maar voor hem was het helemaal geen optie om het te houden. En ik dacht toen nog: als één partij het niet wil, dan kan het niet doorgaan. Maar mensen in mijn omgeving zeiden allemaal:“Je moet aan jezelf denken.”We gingen zwijgend terug met de metro en toen ik uitstapte, zei ik:“Maar het is ook míjn kind.” Hij wilde er verder niks mee te maken hebben, maar ik denk dat hij nog wel bijdraait, het is een heel lieve jongen. Maar hij heeft een vriendin en hij wil het haar niet vertellen. Het is toch ook raar dat zijn ouders nu grootouders worden en het niet eens weten. Ik kreeg nog een heel fijn telefoontje van mijn eigen ouders. Mijn moeder zei:“Wat je ook doet, we staan achter je.” En mijn vader zei:“Hou nou eens op met moeilijk doen en ga er gewoon van genieten.” Een vijfde abortus had ik niet aangekund. Het is nu voor het eerst dat ik voor mezelf opkom en niet doe wat een ander van me verwacht. Het is zo makkelijk om weer in de slachtofferrol te vervallen. Terwijl je je veel beter voelt als je dat niet doet. En ik word heel erg door mijn omgeving gesteund. Het grappige is dat M. erg is gaan vaderen, terwijl hij de vader helemaal niet is. Hij zei zelfs: “Dan laat je het toch weghalen en dan neem je er eentje van mij.” Maar zo werkt het natuurlijk niet.
Die zwangerschap heeft mijn gedachten over
abortus niet veranderd. Maar ik merk wel dat ik erg bang ben dat
het nu fout zal lopen, toch een gevoel dat je gestraft zal worden.
Die angst heb ik nog steeds. Ik ben blij dat er binnenkort een
uitgebreide echo wordt gemaakt. Soms voel ik me schuldig, omdat ik
te makkelijk met het leven van anderen ben omgegaan, ook met dat
van de ongeborenen. Ik probeer er niet te veel aandacht aan te
geven, daar heb ik geen behoefte aan, het is een hoofdstuk dat ik
heb afgesloten. Je loopt er niet mee te koop. En nu schaam ik me
ook wel voor die vier abortussen. Ik speelde voor God. Wie ben ik
om dat te doen? Dat is verschrikkelijk. Dat ik dat zonder blikken
of blozen heb kunnen doen. Zo’n mens wil ik niet zijn. Maar ik
probeer het niet te veel te dramatiseren en het ook te relativeren,
door alle factoren mee te laten wegen. Je moet
ook van buitenaf naar jezelf kijken. Er zijn nu eenmaal momenten
dat je niet sterk in je schoenen staat, dat je vlucht. Dat weet ik
nu, maar dat wist ik toen niet. Het zal altijd pijn blijven doen.
Ik heb ook wel vreselijke nachtmerries gehad. Dat ik zwanger was,
en dat het ’s nachts heel koud was, heel vies weer, en toen keek ik
naar mijn buik en die was helemaal zwart, verrot. En ook een keer
dat ik in een kamertje lag en toen was het ook heel koud, het was
winter en het sneeuwde, zelfs binnen sneeuwde het. Ik werd wakker
uit een soort black-out en toen hoorde ik een geluidje uit de kamer
ernaast en daar lag een baby’tje, in de kou, helemaal alleen. En ik
voelde me zo schuldig.
Maar het heeft niet zoveel zin om je op die schuldgevoelens te
focussen. De dingen zijn zoals ze zijn. Je kunt er niets aan
veranderen. We hebben maar een deel in onze eigen hand, de rest is
de natuur. Mensen maken er een zooitje van. Misschien hebben we de
abortus niet gekregen, maar hebben wij ons die macht toegeëigend.
Je speelt toch voor God als je besluit dat een leven niet door mag
gaan. Maar misschien gaat het wel helemaal niet om die beslissing,
maar om hoe je in het leven staat, of je er iets van leert. En ik
heb er absoluut van geleerd. Ik geloof wel dat er een andere wereld
is, en dat de zielen van mijn ongeboren kinderen daar zijn, dat zou
ook best kunnen. Maar ik leef niet in die dimensie. Het kindje dat
nu gaat komen, heeft misschien wel iets van alle vier.’