Interview met Francisca
Abortus na verkrachting
Het aantal vrouwen dat zwanger raakt als gevolg van een
verkrachting, is naar verhouding klein. Wel is het zo dat vrouwen
die verkracht worden een wat verhoogde kans lopen op zwangerschap.
Ze worden volgens Amerikaans onderzoek namelijk eerder verkracht op
een moment dat ze vruchtbaar zijn. Blijkbaar vangt de man bepaalde
signalen op, die haar op zo’n moment extra aantrekkelijk maken.
Vaak vinden tegenstanders van abortus dat zwangerschap na
verkrachting wel een verzachtende omstandigheid is. Moet je het
kind van je verkrachter dragen? Vroeger werden dergelijke kinderen
meestal afgestaan. Vaak zal de vrouw die het overkomt niet meteen
naar een morning-afterpil grijpen, al ligt dat verstandelijk gezien
natuurlijk wel voor de hand. Het verwerken (of wegstoppen) van het
gebeurde vraagt alle energie. Is de zwangerschap eenmaal een feit,
dan zal het tegenwoordig vaak op abortus uitdraaien. In het gesprek
met Francisca komen de verschillende dilemma’s aan bod waarmee een
verkrachte vrouw te maken krijgt.
Francisca is 36. Ze werd tweemaal in haar leven seksueel misbruikt, de tweede keer leidde dit tot een zwangerschap. Ze besloot het kindje te houden, maar verloor het later toch. Inmiddels heeft ze een spierziekte waardoor ze in een rolstoel zit en woont ze samen met haar hulphond. Een leven vol tegenslagen, waar veel moed en kracht bij nodig waren, maar waar ze wonderwel positief is uitgekomen.
‘Op mijn twaalfde werd ik misbruikt door mijn buurjongen van achttien. Ik heb dat toen thuis verteld, maar dat werd niet serieus genomen. Mijn ouders deden het af als kinderspelletjes. Dat heeft mijn vertrouwen wel geschaad. Toen ik de tweede keer verkracht werd, heb ik het thuis niet verteld, ik was bang dat ze me weer niet serieus zouden nemen. Ik paste in die tijd op bij een tweeling en ik was erachter gekomen dat zij werden misbruikt door hun vader. Ik had hem daarop aangesproken en gezegd:“Je moet eens mensen van mijn leeftijd nemen in plaats van kinderen.” De volgende dag bracht hij me in de auto naar huis en toen zei hij: “Ik wil je wel laten voelen hoe het is.” Hij heeft de auto op slot gedraaid en na een worsteling, waarbij hij me veel pijn deed, heeft hij me verkracht. Je probeert het op allerlei manieren tegen te houden maar als dat niet lukt, dan verdwijn je uit je lichaam. Ik floepte psychisch weg, je laat het over je heen komen. Ik herinner me wel het gevangenzitten, het niet weg kunnen, pijn, maar verder heb ik het niet zo bewust beleefd. Als je dan thuiskomt, is het eerste wat je doet onder de douche stappen. Ik heb de kinderbescherming gebeld en die twee kinderen zijn bij die man weggehaald. Ik heb geen aangifte gedaan. En daarna stop je het weg. Het is niet gebeurd. Gewoon doorgaan. De eerste twee maanden werd ik nog ongesteld, wel minder dan normaal. Je voelt dat er iets niet klopt, maar je schuift het weg. De derde maand werd ik niet ongesteld; stress, spanning, denk je dan. Toen ik vier maanden was, vond ik dat ik toch naar een dokter moest. Naar mijn eigen huisarts durfde ik niet, ik ben toen naar een vertrouwensarts gegaan. Met veel moeite heb ik het verhaal verteld, want zolang je er niet over praat, is het niet gebeurd. Urinetest gedaan, en toen bleek ik inderdaad vier maanden zwanger. Er is een echo gemaakt om te kijken of het kindje kleiner was dan normaal. Maar het was van normale grootte en ze wilden het liever niet aborteren. Ik ben nooit tegen abortus geweest, als een kind om welke reden dan ook niet gewenst is, moeten mensen die keuze hebben. Maar ik denk dat abortus mij wel was blijven achtervolgen. Ik vond ook dat ik te ver heen was om het weg te laten halen. Ze hadden de bevalling dan opgewekt, maar om het te laten komen, terwijl het niet levensvatbaar was, dat vond ik gewoon moord. Bovendien was het ook voor vijftig procent van mij. De vertrouwensarts heeft me gestimuleerd om na te denken over afstand. Als ik het zou houden, zou ik het ook aan mijn ouders moeten vertellen. Ik droeg in die tijd een wijde trui, ik was toch al wat gezet, dus dat viel niemand op. Ik heb de afweging gemaakt of ik het kind weg zou geven. Maar ik voelde wel dat ik daar ook mijn leven lang last van zou houden. Ik zag minder complicaties als ik het hield. Het was een hele verstandelijke keuze. De vader was wel een klootzak, maar het kind was ook voor de helft van mij. En ik kende de vader tenminste. Tot die tijd had ik eigenlijk geen gevoelens over die zwangerschap, maar toen ik besloot het kind te houden, kon ik ook wat meer voelen dat ik in verwachting was. Ik zou onvoorwaardelijk van mijn zoontje hebben gehouden. Dat kind kan niks aan die verkrachting doen en ík heb besloten om hem toch te laten komen. Dan besluit je om het kind alles te geven wat je in je hebt. Hij zou niet de dupe mogen worden van mijn verkrachting.
Ik ben toen nog korte tijd zwanger geweest. Met vijf maanden kreeg ik ’s morgens pijn in mijn buik. Het leek op last van mijn blindedarm. Mijn collega’s dachten dat ook. Ik ben toen naar het ziekenhuis gebracht, ik begon te bloeden en toen vertelde ik daar dat ik zwanger was geworden door verkrachting, maar dat niemand het wist. Ik heb een spuitje gekregen en in minder dan een kwartier is het kindje geboren. Ik was in een soort roes. Ik heb het kindje niet gezien. Toen deden ze dat nog niet. Met wat ik nu weet, had ik het heel anders gewild. Want ik heb geen afscheid kunnen nemen. Ze hebben me wel verteld dat het een jongetje was. Maar ik heb geen tastbaar aandenken aan hem. Jaren later heb ik geprobeerd te achterhalen wat er met hem gebeurd was. Vroeg geboren kinderen werden in die tijd vrijgegeven voor de wetenschap en daarna massaal gecremeerd. Soms denk ik weleens: zou hij toch nog geademd hebben, is hij toen aan allerlei slangetjes gelegd, zodat hij toch nog leeft? ’s Ochtends was ik bevallen en ’s avonds werd ik weer naar huis gestuurd. Er was niemand. Niemand wist het. Dat was wel een heel eenzame tijd. Je gaat je steeds meer terugtrekken. Nog één controle bij de vertrouwensarts. En that’s it.
Ik ben toen in een behoorlijke depressie geraakt en doorgegaan met leven. Ik heb het diep weggestopt, verder was het niet meer aan de orde. Zo’n jaar of zes geleden ontmoette ik iemand die een tweeling verloren had. Toen we daarover spraken, begon ik te huilen en begon de hele film te rollen. Het zette mijn hele leven op zijn kop. Ik ben inmiddels bij “Lieve Engeltjes” terechtgekomen, een mailgroep voor ouders die een kind verloren hebben. Ik ben daar wel een uitzondering, als verkrachte vrouw, maar ik deel ervaringen met vrouwen die net als ik hun dode kindje niet hebben gezien. Ik heb foto’s bekeken van zo’n kindje van vijf maanden. Je probeert je een beeld te vormen van hoe hij eruitgezien heeft.
Ik had wel kinderen gewild. Ik heb ook nog een tijdje een relatie gehad. Maar ik wist niet meer wat goed was en wat niet, of hij me misbruikte of echt van me hield. Later ben ik nog met KI bezig geweest, maar toen was ik al ziek aan het worden. Ik heb een erfelijke spierziekte. Toen hebben ze me afgeraden om zwanger te worden. Als ik later nog kinderen had gekregen, was het er ook allemaal wel geweest, die verkrachting en die miskraam, maar dan had het meer op de achtergrond gestaan.
Nadat ik het kindje verloren had, voelde ik me erg opgelucht. Ik hoefde niets aan mijn ouders te vertellen, ik hoefde er niet mee naar buiten te komen, ik kon me lekker verstoppen. En mijn ouders hadden anders vast druk op me uitgeoefend om het te laten weghalen. Ik denk dat het kindje gevoeld heeft dat het uiteindelijk niet zo welkom was als het leek. Later dacht ik weleens: wat heeft me bezield om hem te willen houden? Het kon echt niet. Dan had ik met mijn opleiding moeten stoppen. En wat had ik hem later moeten vertellen? Stel dat hij zijn vader had willen leren kennen? Maar toen had ik een zwangerschap nog wel aan gekund, later niet meer. Ik ben er niet verbitterd door geworden, ik had het wel moeilijk toen mijn zusje een dochter kreeg, maar ik kan wel van de kinderen van anderen genieten. Ik heb nu een speciale band met mijn nichtje. Ik heb weleens gedacht: zou zijn zieltje bij haar terechtgekomen zijn? Ik geloof van alles, maar niet in een god. Ik geloof wel dat er iets is, de boeddhaleer, daar voel ik me heel prettig bij, reïncarnatie. Ik denk dat zijn zieltje misschien weer bij andere mensen geboren is. Dat hoop ik eigenlijk wel, dat hem nog een leven in een fijn gezin geboden wordt.
Wat voor rol het nu nog in mijn leven speelt? Ik heb erg veel moeite gehad met aanraking, vooral als het niet om “technisch aanraken”, maar om knuffelen gaat. Ik kan ook geen hulp van mannen verdragen. Het kost me veel moeite om mensen te vertrouwen, ook al zijn ze nog zo aardig. Mijn zelfbeeld is negatief. Ik voel me niks waard, lelijk, ik schaam me, alsof mensen die verkrachting aan me kunnen zien. Ik voel me daar ook zelf schuldig aan. Mensen zeggen: “Als je achttien bent, heb je zelf ook verantwoordelijkheid. Je had harder moeten vechten.” Zelf heb ik het gevoel dat hij voor vijfentwintig procent schuld had en ik voor vijfenzeventig. Als ik niet had gezegd:“Pak eens een ouder iemand,” dan was er misschien niks gebeurd. Ik begrijp wel dat ik hem daarmee bijna vrijpleit en dat dat niet klopt, maar zo voel ik het wel. Als mensen positieve dingen over me zeggen, word ik altijd verdrietig. Als ze niet aardig tegen me doen, kan ik dat beter snappen. Die boosheid naar hem voel ik niet, die heb ik overkapt door hem op mezelf te richten.
Mijn zoontje heb ik later Jaimy genoemd, in het begin durf je dat niet. Zo wilde ik mijn kind altijd noemen, of het nou een jongen of een meisje zou zijn geweest. Ik heb een beeldje van een jongetje en daar brand ik kaarsjes voor. Soms denk ik weleens: waarom moet ik álles hebben en niet van alles een klein beetje. Ik heb bijvoorbeeld ook alle klachten die bij deze ziekte horen, niet een paar. Waarom kan ik niet gewoon normaal leven? Maar ik heb wel veel geleerd van wat ik heb meegemaakt en daardoor heb ik mensen leren kennen die me veel gegeven hebben, zoals mijn haptotherapeute. Het heeft wel diepte in mijn leven gebracht, anders had ik vast alleen maar gewerkt en gewerkt. Ik heb wel geprobeerd alles uit het leven te halen wat eruit te halen valt.’