Bezoek aan Beahuis & Bloemenhovekliniek

Dertig jaar geleden werkte ik in Bennebroek. Ik kwam in die periode met grote regelmaat langs de Bloemenhovekliniek in Heemstede, de abortuskliniek die zo vaak in het nieuws kwam in de tijd dat vrije abortus nog niet vanzelfsprekend was. Bij het passeren van de kliniek dacht ik altijd: hier gebeurt HET. In die tijd had ik uitgesproken feministische opvattingen en pro-abortus zijn hoorde daar zeker bij. Toch was ik een beetje gechoqueerd toen een collega-verpleegkundige er ging werken. Meehelpen aan abortushulpverlening vond ik net iets te ver gaan. In het kader van dit boek wilde ik graag eens bij de Bloemenhovekliniek op bezoek, niet alleen vanwege het roemruchte verleden van deze kliniek, maar ook omdat het me interessant leek juist hier eens achter de schermen te kijken. Blijkbaar had mijn nieuwsgierigheid het dertig jaar volgehouden. De oprijlaan voert langs een parkachtige tuin met allerlei bomen en struiken. Op het pad realiseer ik mij dat heel veel vrouwen hier met de nodige verdrietige en ambivalente gevoelens naar binnenlopen, en dat het voor de foetussen in hun buik meestal een enkeltje Bloemenhove zal worden. Het schoolreisjesgevoel gaat meteen al een beetje weg. Ik kom in een grote moderne, ruim opgezette ontvangstruimte, waarin lichtgroene kuipstoeltjes staan en een beeld van een vrouwentorso. Er hangen erg veel posters van Wallasse Ting, overal. De kliniek ziet er heel verzorgd en goed geoutilleerd uit. Een groot rek met allerhande foldermateriaal over abortus en seksualiteitsvragen. In de wc een deuntje muzak. Eigenlijk verschilt de inrichting niet van die van enige andere gezondheidszorginstelling. De medewerkers die ik tegenkom, zijn zonder uitzondering zorgvuldig en behulpzaam. Ik heb een afspraak met dokter Daan Schipper, sedert zesentwintig jaar werkzaam in deze abortuskliniek, waar vijfentwintig parttimers werken, onder wie vier artsen.

‘Wat was de reden dat u in de Bloemenhovekliniek ging werken?’
‘Ik werkte jaren als militair arts, tijdens mijn stageperiode op cardiologie kreeg ik een dreigend hartinfarct. Ik was toen drieëndertig en werd afgekeurd voor het werk bij de marine. Ik heb ook nog een tijd in de psychiatrie gewerkt. Maar tijdens een confrontatie met kansarme Ierse kinderen realiseerde ik mij de nood van kinderen voor wie geen plaats is. Kinderen hebben recht op opvoeding, op acceptatie, op een normale jeugd. De bron moet goed zijn, anders blijft het behelpen. Ik kwam tot de conclusie dat een goede abortushulpverlening veel onnodig leed voorkomt.’

‘Uw motivatie komt dus eigenlijk voort uit een humanitair standpunt?’
‘Ja, zo zou je dat kunnen zeggen. In sommige gevallen is de vrucht bij voorbaat kansloos. Dan is abortus aangewezen. En dat moet op een goede manier gebeuren. Er moet kwalitatief goede zorg worden geboden, maar die mag niet te veel kosten, want buitenlandse vrouwen moeten het hier zelf betalen. Een goede abortushulpverlening draagt bij tot kwaliteit van leven voor de kinderen die wel geboren worden. Mijn primaire overtuiging is dat ik werk voor het kind, al zijn de vrouwen mij ook wel lief, natuurlijk.’

‘Is abortusarts een specialisatie of leer je het in de praktijk?’
‘Nee, de artsen moeten wel een verregaande psychosociale belangstelling hebben, maar wij leiden ze hier op voor de praktijk, er zijn drie fasen waarvoor je specifieke vaardigheden moet leren. Het eerste trimester is tot twaalf weken amenorroe (zwangerschap gerekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie bij een regelmatige cyclus van vier weken), het tweede trimester tot en met zeventien weken en de abortussen tot de uiterste grens, tweeëntwintig weken amenorroe.’

‘Zijn abortusartsen meestal mannen?’
‘Het waren van oudsher altijd mannen, maar er komen nu steeds meer vrouwen bij. Ik ben hier de enige mannelijke arts.’

‘Tot welke grens vinden er abortussen plaats?’
‘Vanaf vierentwintig tot vijfentwintig weken is er sprake van levensvatbaarheid, hoewel de kinderen die dat overleven vaak wel allerlei gebreken hebben, maar dat is een andere discussie. Er zijn natuurlijk uitschieters naar boven en naar beneden, maar dan moet toch eerst gedacht worden aan onzekerheid in de bepaling van de zwangerschapstermijn. Wij kijken feitelijk naar de schedelmaat. Aanvankelijk hadden we vierenvijftig millimeter als grens, andere klinieken soms zesenvijftig. Maar de kinderen worden groter tegenwoordig en we hebben onze grens niet opgerekt, dus in feite zijn we wat strenger geworden. Dat hebben we gezamenlijk zo besloten. Alleen in heel schrijnende gevallen wordt daarvan afgeweken. Ik heb het sinds ik hier werk slechts twee keer meegemaakt. Ik heb me toen zelf bij de officier van justitie aangegeven, en die heeft mij niet vervolgd. In het ene geval ging het om een vrouw met kanker die niet op tijd was herkend, in het andere geval om een gehandicapt meisje van twaalf dat was verkracht.’

‘Wat gebeurt er met de foetussen?’
‘Die worden verzameld, ingevroren en twee keer per week afgevoerd naar Dordrecht, waar ze samen met medisch afval worden verbrand. Van foetaal materiaal van zestien, zeventien en achttien weken wordt met toestemming van de vrouw weleens een stukje lever of beenmerg gebruikt voor stamcelonderzoek. Dit gebeurt alleen met toestemming van de vrouw. Er worden geen foetussen gebruikt voor commerciële doeleinden. Ieder jaar, in de komkommertijd, verschijnt er in de Duitse roddelpers wel een artikel dat abortusklinieken materiaal leveren aan de cosmetische industrie. Dat is niet waar, maar daar doe je verder niets tegen, dat accepteren we maar.’

‘Worden de foetussen gezien en komt het voor dat ze worden meegenomen?’
‘Je wilt geen zakje weefsel meegeven. Als mensen dat willen, kunnen ze hier niet terecht. Maar het komt wel voor dat vrouwen het willen zien. Vooral bij de abortuspil kan dat een openbaring zijn. De vrucht is dan niet gefragmenteerd. Vrouwen hebben het idee dat ze een poppetje verliezen. Dat is niet zo. Toch heb ik er moeite mee dat vrouwen bij een korte zwangerschap stellen dat het “nog niets” is. Dat klopt niet, en vaak komen ze zichzelf dan later ook emotioneel nog wel tegen. Onderschat het niet, het is nooit niks.’

‘Heeft u ook weleens twijfel aan uw werk gekend?’
‘Natuurlijk, twijfel en discussie zijn alleen maar goed. Er zijn ook overleglijnen naar de mensen van de VBOK (Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind, MH). Je moet je blijven afvragen waar je mee bezig bent. Maar ik vind dat je de abortushulpverlening niet kunt stoppen, alleen al niet vanuit de vraag die er bestaat. Je laat dan een heel grote groep vrouwen in de kou staan.’

‘Gelooft u in een ziel van de foetus die na de abortus overblijft?’
‘Nee, ik geloof dat het lichaam alleen werkt wanneer het als een geheel functioneert. Zo gauw het desintegreert, verandert het in stof.’

‘Heeft u nooit het gevoel dat al die ongeboren kinderen u bij het laatste oordeel staan op te wachten?’
‘Nee, ik geloof niet in God, ik weet niet of hij bestaat, maar als het zo is en ik kom in de hel, dan is dat zo. Ik sta volkomen achter wat ik doe. Maar als er een god is, denk ik ook niet aan een bestraffende god, dan is hij goed, daar ben ik zeker van.’

‘Denkt u dat een foetus pijn kan voelen?’
‘Ja, dat denk ik wel. Het is niet bewezen, maar ik denk dat we daar wel van uit moeten gaan. Ik vind het prettig dat we de vrouwen hier onder narcose behandelen. Maar ook bij een lokale verdoving komt het verdovingsmiddel bij de foetus terecht, zodat die er niks van kan voelen. En bij vergevorderde zwangerschappen trek ik ook eerst de navelstreng naar voren, dan sterft de vrucht ogenblikkelijk af.’

‘Wat vindt u van de film The Silent Cry?’

‘Ikzelf ben niet gauw gechoqueerd, maar ik vind het een gemene film voor vrouwen die pas een abortus hebben ondergaan. En ik betwijfel of er niet mee gemanipuleerd is. Als je een koude buis inbrengt, trekken alle spiertjes in dat gebied samen. Het is maar de vraag of de vrucht doelbewust terugdeinst. Ik heb gevraagd of die buis op lichaamstemperatuur was, maar daar heb ik geen antwoord op gekregen. Maar ook al zouden de beelden wel kloppen, dan blijft het sensatie. Als de abortus pijnloos wordt uitgevoerd, zou een akelig beeld de keuze voor wel of geen abortus niet moeten beïnvloeden. Maar tegenstanders bedienen zich soms van ergerlijke middelen. Zo heeft de EO hier met een verborgen camera gefilmd. Nu, mij mogen ze best filmen, maar mijn patiënten niet, natuurlijk.’

‘Heeft u vaak te maken met vervelende en dreigende acties van buitenaf?’
‘Soms wel, maar het is veel minder geworden dan in de begintijd. En we reageren er altijd heel rustig op. Zelf heb ik me nooit bedreigd gevoeld. In Amerika worden abortusartsen wel met regelmaat met de dood bedreigd, maar – dat moet gezegd – dat zijn ook heel vervelende mensen, die voortdurend over geld praten.’

‘Hoe reageren mensen als u, bijvoorbeeld op een feestje, vertelt dat u abortusarts bent?’
‘Dat geeft heel interessante reacties, alleen om die reden zou je het al vertellen. Sommige mensen haken meteen af, andere denken dat het een heel zwaar beroep is, vaak ontstaan er allerlei discussies en er komen veel verhalen los. Het is opvallend hoeveel vrouwen een abortus hebben meegemaakt!’

‘Hoe staat u tegenover de foetussen, beschouwt u ze als een stukje vlees?’
‘Nee, het blijft een foetus en het is naar dat het moet gebeuren. Maar kinderen moet je een gezonde basis meegeven. Ze hebben er recht op dat ze gewenst zijn. Iedereen streeft naar kwaliteit van leven. Ik heb dat ook op geriatrie meegemaakt. Daar lagen mensen met grote doorligwonden die het uitgilden van de pijn. Daar was ik ook eerder bereid met een hogere dosis pijnstillers het lijden te bekorten dan alles uit de kast te halen om het leven te verlengen.’

‘Hebt u niet het gevoel dat u dan op de stoel van God gaat zitten, al is dat misschien een rare vraag als u niet in God gelooft?’
‘Nee, ik vind dat we mogen ingrijpen om ernstig lijden te voorkomen, zowel ten aanzien van abortus als in het geval van euthanasie. Daarom ben ik ook erg blij dat ik een hartkwaal heb. Ik hoop echt dat ik ineens weg ben, en niet bijvoorbeeld kanker krijg. Als je alleen nog maar een kasplant bent, heb je geen kwaliteit van leven meer. We kunnen tegenwoordig meer invloed uitoefenen, maar dat het leven maakbaarder is geworden, is niet alleen negatief. En bovendien kunnen er ook bij het maakbare mislukkingen tussen zitten. Maar je streeft wel naar omstandigheden waarbij het kind de grootste kans heeft. Als je alleen al kijkt naar alle gevallen van kindermishandeling!’

‘Ziet u hier ook veel allochtone vrouwen?’
‘Ja, buitenlandse vrouwen en allochtone vrouwen. Vooral door het verbod op voorbehoedmiddelen. Ik maakte laatst weer een geval mee van een jong islamitisch meisje dat haar anticonceptiepillenstrip bij een vriendin in bewaring gaf, ze had steeds maar een paar pilletjes bij zich in haar portemonnee. Ze was als de dood om betrapt te worden. Binnen de islamitische cultuur kunnen mensen heel hard en bestraffend zijn als het over seks gaat. Ik heb hier een vrouw gehad die zwanger was geworden door een buitenechtelijk contact. Zij is later omgebracht door haar volwassen zoons toen die erachter kwamen. Dat zijn verschrikkelijke dingen. En we zien hier veel kansarme mensen, die er ook economisch slecht aan toe zijn. Geld speelt niet altijd de enige rol, soms ook wel, maar financiële overwegingen spelen zeker mee bij een abortus.’

‘Welke rol speelt de economie?’
‘Het is niet zo dat er als het economisch slechter gaat er meer abortussen plaatsvinden, integendeel. Kinderen zijn dan een oudedagsvoorziening en mensen worden behoudender. Maar als de economie op een hoger peil komt, hebben mensen blijkbaar het gevoel dat ze meer keuzen hebben en dan zie je ook een toename van het aantal abortussen.’

‘Uit welke andere Europese landen komen er vrouwen?’
‘Uit Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg en België.’

‘Wat is de leeftijd van de vrouwen die hier komen?’
‘Gemiddeld zijn vrouwen die een abortus ondergaan zo’n vierentwintig tot zesentwintig jaar, hier in de kliniek ligt die leeftijd iets hoger: zesentwintig tot achtentwintig jaar. En het jongste wat ik heb meegemaakt, was een meisje van twaalf. Dat was nog zo’n kind. Je begrijpt niet dat die al seksueel actief zijn.’

‘Hoe groot is de kans op complicaties?’
‘Dat is een kans van 0,03 procent. Dat is dus heel weinig, want wij tellen ook de gevallen mee, waarin er wat meer bloedverlies is dan normaal, of wanneer er nog eens gecuretteerd moet worden omdat er wat weefsel is achtergebleven. Bij al die honderdduizenden abortussen die sinds de jaren zeventig zijn gedaan, heb ik in Nederland twee sterfgevallen meegemaakt, waarvan één door een verkeerde dosering van het plaatselijk narcosemiddel.’

‘Hoe komt het dat vrouwen vaak meerdere abortussen hebben?’
‘Een derde van de vrouwen heeft al eens eerder een abortus gehad. Vaak zijn dat vrouwen die heel snel zwanger raken, ook met voorbehoedmiddelen. Die krijgen hun kinderen jaar op jaar, zonder langere tussenpozen. Maar het komt natuurlijk ook voor dat er geen of onjuist gebruik van een voorbehoedmiddel wordt gemaakt. Ik heb hier een Turkse gehad die voor haar eenenveertigste abortus kwam. Voor sommige vrouwen is het heel vervelend om de anticonceptiepil te gebruiken. Het kan bijvoorbeeld heel moeilijk zijn om dagelijks de pil in te nemen als je daar een heel negatief gevoel bij hebt, bijvoorbeeld omdat je hem slecht verdraagt. Dan wordt hij gauw eens vergeten, en nog eens. Het merendeel van de vrouwen gebruikt wel anticonceptie. Natuurlijk zijn er altijd vrouwen die heel rommelig en nonchalant zijn, maar de meerderheid gaat er heel gewetensvol mee om. En er wordt ook goed over de beslissing nagedacht. Dat vrouwen die een abortus ondergaan maar wat aanrommelen, is een vooroordeel. Vaak is het al heel duidelijk bij het eerste contact dat vrouwen er langdurig over gedacht hebben, of er is al een heel voortraject van hulpverlening geweest. Als de hulpverleners in het voortraject geen verklaring hebben willen afgeven, dan laten wij die vrouwen een verklaring tekenen dat ze die vijf dagen bedenktijd hebben genomen.’

‘Bent u tevreden met de wetgeving op dat gebied?’
‘Nee, ik vind dat die voorgeschreven vijf dagen bedenktijd weinig toevoegen. Het moet niet een soort strafmaatregel zijn. Vrouwen melden zich telefonisch of per e-mail aan, dan is er een notitie: ‘Mevrouw X is ongewenst zwanger, gaarne uw hulp’ en vervolgens komt ze vijf dagen later voor een gesprek. Ik stel me ten doel om er tijdens de intake achter te komen of een vrouw vrijwillig komt, of ze achter haar besluit staat, of er nog twijfel is; als ik merk dat er een afweging is gemaakt, dan ga ik niet nog eens vragen of ze wel aan adoptie heeft gedacht. Dan krabt ze me de ogen uit. Natuurlijk heeft ze daaraan gedacht.’

‘Zijn er veel vrouwen die zich aanmelden, maar dan toch besluiten het kind te houden?’
‘Jazeker, dat komt veel voor. Soms hebben vrouwen het gesprek hier nodig om te bedenken dat ze helemaal geen abortus willen. Vrouwen worden ook niet opgevoed om besluiten te nemen. Veel vrouwen kunnen het helemaal niet. En dan moet je ze toch meegeven dat het hún besluit moet zijn, juist bij zo’n moeilijke beslissing. Veel vrouwen hebben helemaal nooit mogen beslissen, ze kunnen het echt niet.’

‘Wordt er ook weleens een abortus geweigerd?’
‘O ja, als ik er zelf geen goed gevoel over heb. Er kwam hier een echtpaar, waarvan de man reuma had, en er waren geldzorgen, maar de vrouw wilde die abortus helemaal niet. Dan doe ik het ook niet. Soms heb je ook het gevoel dat vrouwen alleen aandacht voor hun probleem willen, maar geen abortus, dan zijn ze heel manipulerend bezig. In dergelijke gevallen stuur ik ze ook weg.’

‘Kunt u iets zeggen over het aantal vrouwen dat verwerkingsproblemen krijgt?’
‘Evert Ketting heeft daar onderzoek naar gedaan. Het bleek dat twaalf procent van de vrouwen twee weken na de abortus een gesprek wilde. Maar twee procent kwam bij de hulpverlening terecht. En dan was een of twee gesprekken voldoende. Maar de tegenstanders noemen heel andere getallen. Die zeggen dat vijfentwintig procent in de psychiatrie terechtkomt.’

‘Kan het aantal abortussen naar beneden?’
‘Ja, dat kan naar beneden, maar uitbannen kan je het niet. Mensen laten nou eenmaal niet alleen hun verstand werken. En er bestaat geen anticonceptie die honderd procent zekerheid biedt. Je doet de natuur altijd geweld aan als je de vruchtbaarheid probeert te beheersen. Je kunt het niet helemaal beheersen. We blijven mensen.’

Na het voorgaande gesprek word ik meegenomen door Thea Schipper, hoofdverpleegkundige. Ze zal me een rondleiding geven. Op de benedenverdieping vinden de gesprekken en vooronderzoeken plaats. Er wordt altijd een echo gemaakt. En daarvan gaat een foto in het dossier; als de vrouw dat wil, kan ze een afdruk meekrijgen. Het komt een enkele keer voor dat de vrouw helemaal niet zwanger is, blijkbaar heeft ze dan de test niet goed uitgevoerd. Want als de vrucht via natuurlijke weg was afgedreven, had ze moeten vloeien. (Ik kan me zo voorstellen dat dergelijke vrouwen dansend de kliniek verlaten, MH.) Maar het omgekeerde komt ook voor. Vaak is de zwangerschap niet gediagnosticeerd en blijkt de vrouw al in een ver stadium te zijn wanneer definitief duidelijk wordt dat ze toch écht zwanger is. Dan is er gezegd: ‘U bent in de overgang,’ of:‘U hebt een myoom (een vleesboom, MH).’ ‘We hebben hier een vrouw van tweeënvijftig gehad, die in de overgang was, maar toch nog in verwachting was geraakt. Ze had niet eens regelmatig seksueel contact. En er komen hier veel jonge meisjes, die vaak ook laat in de zwangerschap hulp vragen. Na de echo is er een gesprek. We weten dan precies hoever de vrouw is en voor welke behandeling ze in aanmerking komt. En dan gaat het erom: wat gaan we doen? Bij twijfel zeggen we: “Doe het niet.” Vaak gaan vrouwen terug naar huis om erover na te denken. En dan komt het voor dat ze het kind toch houden. Soms gaan ze daar heel ver in, dan beslissen ze op de behandeltafel dat ze niet willen. Maar blijkbaar hebben ze dat nodig gehad om tot hun besluit te komen: “Echt, ik heb er alles aan gedaan om het weg te laten maken, maar ik kan het niet.”’ De onderzoekskamers waar de echo gemaakt wordt, zien er verzorgd en zakelijk uit. Maar wel is er in de ene kamer een fraaie gele onderzoeksstoel, waar mevrouw Schipper mij met enige trots op wijst. (Toegegeven, het is een mooi ding. Maar als ik thuis ben, vraag ik mij af: waarom eigenlijk zo’n flitsende stoel? Moet het allemaal toch een beetje minder erg lijken, is abortus ook iets dat aan trends onderhevig is, en is daar een designstoel bij nodig? Is het om de vrouwen een beetje op te vrolijken? Ik vind het bij nader inzien eigenlijk misplaatst.)
We komen weer bij de balie, waarop een mooi boeket witte bloemen staat. Zouden die altijd wit zijn, of zouden ze daar ook vrolijke boeketten neerzetten? Bij de receptioniste hangt het planbord, met daarop de namen van vrouwen die zich morgen zullen laten aborteren. Ik realiseer mij dat in de baarmoeders van die vrouwen nu nog sneltreinhartjes kloppen, die dat morgen niet meer zullen doen. Ben ik sentimenteel? Ja, vast een beetje. Maar het is natuurlijk wel waar. Aan iedere abortus zit een zeer concreet geval van doding van een vrucht vast. In de Bloemenhovekliniek, waar zo’n drieduizend abortussen per jaar plaatsvinden, gaat dat in veel gevallen om foetussen die al aardig op weg waren om een baby te worden, en die dan alsnog uit elkaar geplukt worden. We nemen de lift naar boven. Er wordt gevraagd naar mijn beweegredenen om dit boek te schrijven. Ik vertel mijn verhaal. Als de verpleegkundige hoort dat ik na mijn abortus, toen ik dat wilde, niet meer zwanger ben geworden, zegt zij: ‘Dat is zuur.’ Ik vind het treffend samengevat.
Boven zijn de kamers waar de vrouwen na de behandeling kunnen bijkomen. Per behandeldag kunnen er tweeëntwintig vrouwen terecht. Bij een korte zwangerschap gaat de vrouw al na een paar uurtjes naar huis. Deze vrouwen worden ‘de ambulanten’ genoemd. Bij de langere zwangerschappen, zeker vanaf achttien weken, blijven de vrouwen een nacht in de kliniek. Niet in de laatste plaats omdat ze vaak ook nog een heel eind moeten reizen voor ze weer in hun land van herkomst zijn. Zalen met smalle bedjes, witte dekens. Het ziet er oprecht ziekenhuisachtig uit. Ook staan er gemakkelijke ligstoelen. (Ik kan me voorstellen hoe het hier moet zijn op dagen dat alles in vol bedrijf is: vrouwen die liggen te slapen, vrouwen die zachtjes voor zich uit liggen te huilen, vrouwen die elkaar hun hele situatie liggen te vertellen, inclusief alle huwelijksproblemen, alle twijfels, alle financiële ellende. En sommigen die zich overal voor afsluiten. Misschien een boekje liggen te lezen. En doen of ze hier niet zijn. En de vrouwen die niet kúnnen communiceren, omdat ze eenvoudigweg de taal niet spreken. Die liggen uit te kijken naar het bezoek van hun man, die nu ergens in een hotel in de stad verblijft. De wat mobielere vrouwen zullen in een badjas rondlopen, en zich met een pijnlijk gezicht op de ligstoel laten zakken en graag een gesprek willen beginnen met de verpleegkundige, die juist met een bakje braaksel voorbijkomt.) Mevrouw Schipper vertelt even later dat voor veel vrouwen het lotgenotencontact erg belangrijk is. Er worden vaak adressen en telefoonnummers uitgewisseld. ’s Morgens aan het ontbijt vinden er al hele gesprekken plaats. ‘Dat vind ik ook erg pleiten voor een kliniek boven een ziekenhuis. Je komt niet te liggen naast iemand die juist alle moeite doet om haar zwangerschap in stand te houden, het personeel is hier gemotiveerd, ze kijken je niet afkeurend aan, en je bent onder vrouwen die hetzelfde meemaken.’
We komen in de behandelkamer. Het ziet er als een operatiekamer uit met alle apparatuur en dat is het natuurlijk ook. Ik krijg de kast te zien waarin alle gesteriliseerde materialen liggen. De behandelstoelen. Hier gebeurt het dus. Moet ik aan mijn eigen abortus denken? Ook even, natuurlijk. Maar ik heb vooral een beeld van al die vrouwen die hier hun kind laten doden. Ik zie de plaatjes voor me uit het boek met groeistadia. De artsen en verpleegkundigen lijken ineens leden van een doodseskader. Wat is het eigenlijk vreselijk verschrikkelijk wat hier gebeurt. ‘Wat wordt het stil, is dit emotioneel?’ vraagt mevrouw Schipper. Ja, ik vind het heel erg emotioneel. Ik vraag nog: ‘En de foetussen?’ maar blijkbaar hoort ze me niet, of ze vindt het beter om me niet te horen. Ik besluit niet aan te dringen. Als ik nu de bewaarplek van dit ‘medisch afval’ zou zien, zou ik waarschijnlijk in tranen uitbarsten of kotsend het pand verlaten. Ik ben hier uiteindelijk niet om mezelf te straffen: ‘Kijk nou maar eens met eigen ogen wat je gedaan hebt.’ Of is het alleen maar ongezonde belangstelling, dat ik toch alles zou willen zien? Zoals ik ook bij een rondleiding in een crematorium gekeken heb naar een lichaam dat daar lag te branden. Moet je echt alles zien? Nee, ik geloof dat zoiets ook een beetje sensatiezucht is en mijn bezoek is zo al emotioneel genoeg. We komen gelukkig weer op neutraler terrein.

Ik vraag hoe het is om hier te werken, heeft ze nog weleens twijfels? ‘In het begin wel, nu niet meer. Ik ben een voorstander van vrije keuze voor vrouwen. Natuurlijk blijft abortus een noodmaatregel, maar het is wel erg belangrijk, het is goed werk. Een ongepland kind kan natuurlijk wel gewenst worden. Maar als een kind echt ongewenst is? Dat is vreselijk. Ieder kind heeft recht op een goede basis, het recht om gewenst op de wereld te komen. Natuurlijk gaat het over leven en dood. Maar je moet er ook niet te dramatisch over doen. Je moet oppassen voor vals sentiment. Vrouwen hebben hun eigen redenen waarom ze abortus willen. Alle redenen zijn voor mij goed genoeg. Vaak presenteren ze zich ook anders dan de situatie feitelijk is. Dan zegt een vrouw: “We hebben net een huis gekocht, we kunnen er nu geen vierde kind bij hebben.” Maar als je dan verder vraagt, blijken er nog allerlei andere motieven mee te spelen. Een abortus is ook niet alleen maar negatief. Vaak zeggen vrouwen later dat ze er veel van geleerd hebben, of het heeft hun een andere kijk op hun relatie gegeven, zodat ze misschien besluiten om daar een punt achter te zetten. Maar natuurlijk is er ook verdriet. Laatst was hier een vrouw die na twintig jaar nog even binnen wilde komen, gewoon om hier even te zijn. En in de tuin vinden we beertjes met “brief aan mijn ongeboren kind”.’ Aangeslagen verlaat ik de kliniek.