‘Het leven heeft alleen maar betekenis in de zin van verantwoordelijkheid.’

Reinhold Niebuhr, uit: Faith and History

Ethische vragen

De Belgische arts Myriam Terlinden schreef in 1987 Abortus, ja, neen, misschien? Het maakt een tikkeltje belegen indruk, de stijl heeft misschien de tand des tijds niet helemaal kunnen doorstaan en het is jammer genoeg ook niet erg toegankelijk geschreven. De kaft maakt een ronduit onbenullige indruk: een twijfelende ooievaar, baby-roze, baby-blauw. Maar als je erin begint te lezen, blijk je ineens een uitstekend boek in handen te hebben, waarin alle ethische vragen omtrent abortus haarscherp aan de orde worden gesteld. Het boek is belangrijk genoeg om serieus te lezen als je je een mening wilt vormen over je eigen mening op dit gebied. Al lezend kwam ik er steeds duidelijker achter dat ik misschien wel gewoon tegen abortus ben. Dat zou uiteindelijk ook moeten kunnen. Maar het is zeker geen tendentieus pamflet, waarin maar één kant aan de orde komt. Ik maak graag van haar denkwerk gebruik door hier in een soort uittreksel wat stellingen en argumentaties samen te vatten en/of te citeren.

 

  •   Bij de bevruchting ontstaat een uniek en onvervangbaar menselijk wezen, er komt geen wezenlijke informatie meer bij. Hierna zijn er ontwikkelingsstadia die uitmonden in een eindproduct dat in feite bij het begin al bepaald is, er is sprake van een potentieel kind. Op het moment van de bevruchting is volgens biologische criteria het individu geboren.
  •   Artikel 3 van de Rechten van de mens luidt: ‘Ieder individu heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.’
  •   Artsen zweren de eed van Genève, die de volgende zinnen bevat: ‘Ik zal de volstrekte eerbied voor het leven in acht nemen vanaf het ogenblik van de conceptie. En: ‘Ik zal mijn medische kennis niet aanwenden tegen de wetten van de mensheid.’
  •   De redenering dat er in de natuur voortdurend leven verspild wordt, is geen argument voor abortus. Het is een feit dat er in Afrika veel kinderen als baby sterven en dus nooit volwassen zullen worden. Maar dat betekent nog niet dat hun leven geen leven is, of dat wij ons tot doel moeten stellen het dan maar te beëindigen.
  •   Sommigen stellen dat er wel leven is, maar dat dat geen belang heeft zolang het kind niet kan overleven buiten de baarmoeder. Er zijn echter talloze te vroeg geboren kindjes die ook met allerlei kunst- en vliegwerk in leven worden gehouden. Waarom verdienen zij wel bescherming?
  •   Er is een fundamenteel onderscheid tussen biologisch leven en menselijk leven. Anders zouden we ook geen radijsjes meer mogen eten.
  •   ‘Er bestaat geen precies ogenblik waarvan men kan zeggen dat er geen menselijk leven aanwezig is…. Moet men een realiteit verwerpen omdat men niet in staat is haar te herkennen?’
  •   Wanneer men uitgaat van de hersenfuncties en stelt dat er nog slechts sprake is van dierlijk leven, dan zou dat betekenen dat men zwaar verstandelijk gehandicapten of diepdemente bejaarden ook zou mogen ombrengen.
  •   Wanneer kan men zeggen dat een zwangerschap werkelijk gewenst of ongewenst is en moet deze beslist gewenst zijn? Ook het leven van iemand die wij niet wensen heeft een eigen waarde. Mag je dat leven beëindigen omdat je er geen belangstelling voor voelt? Zou je dan bijvoorbeeld ook een jongen kunnen aborteren, wanneer je liever een meisje wilde?
  •   In hoeverre mag de moeder beschikken over haar eigen lichaam? De vrijheid van het kind eindigt waar die van de moeder begint. ‘Het ei heeft behoefte aan een geschikt onderkomen.’ Mag je over het leven en de dood van iemand beschikken omdat die van jou (je baarmoeder) afhankelijk is?
  •   Zou de ware vrijheid er soms niet in bestaan zich in het moederschap gesteund te voelen door een maatschappij die het ‘kinderen toegelaten’ tot principe heeft gekozen?
  •   ‘Het kind heeft biologisch gezien een moeder en een vader. Waarom zou alleen de moeder het zich mogen toe-eigenen?’
  •   Het abortusvraagstuk is niet uitsluitend een godsdienstige problematiek, het gaat om een morele problematiek van de beschaving als geheel.
  •   Het is praktisch onmogelijk om maatstaven aan te leggen voor de kwaliteit van leven, dit is een heel subjectieve zaak. Het is dus niet objectief vast te stellen wanneer het embryo uitgeschakeld moet worden.
  •   Geeft het feit dat het kind een hinderpaal is op zijn moeders weg tot ontplooiing haar het recht het te doden, of is dit egoïsme? En waarom zou men dan geen lastige pubers of alcoholistische partners mogen ombrengen?
  •   Het feit dat het ‘algemeen voorkomt’ is geen rechtvaardiging, dan zouden we ook de strafbaarheid van winkeldiefstal moeten opheffen.
  •   Als je drugs gebruikt, doe je alleen jezelf iets aan; bij een abortus vernietig je het leven van iemand anders.
  •   Heb je geen verantwoordelijkheid voor seksueel contact, waarvan je weet dat dit tot zwangerschap kan leiden, zelfs wanneer er voorbehoedmiddelen gebruikt worden?
  •   Waar ligt de grens tussen ‘nood’ die tot een abortus leidt en persoonlijke belangen van de moeder? Het is doorgaans niet de nood die tot abortus doet besluiten maar het ‘niet willen’ van de vrouw.
  •   Is men niet dezelfde eerbied aan zijn kinderen (geboren en ongeboren) verschuldigd, die men ook heeft voor zijn oude bloedverwanten?
  •   Is het geen traumatische ervaring voor een vrouw als ze er vroeg of laat achter komt dat ze een levend wezen heeft gedood, omdat ze niet voldoende moed had om het te laten leven, minstens tot aan de geboorte?
  •   Het feit dat je abortus veroordeelt, betekent nog niet dat je vrouwen die een abortus laten uitvoeren veroordeelt.
  •   Er wordt nu vaak een abortus uitgevoerd als er een gehandicapt kind op komst is, met als motief dat sommigen van hen ongelukkig zijn. Er zijn echter ook veel gehandicapten die blij zijn dat ze leven en er zijn ook ‘normale’ kinderen die ongelukkig worden. Is het beter te doden dan een risico te nemen?
  •   ‘Is een kind een voorwerp dat op maat gemaakt wordt? Moet het beantwoorden aan de esthetische normen van het ogenblik?’
  •   Het kan van grote liefde en respect voor het leven getuigen het kind te laten komen en af te staan aan ouders die kinderloos zijn en die het met alle liefde willen opvoeden.
  •   De maatschappij zou voldoende voorlichting en ondersteuning aan (alleenstaande) moeders moeten bieden, zodat een abortus minder vanzelfsprekend wordt.

(Met bijzonder veel dank aan Myriam Terlinden. Het boek is via de Nederlandse bibliotheken opvraagbaar!)

Wanneer ik haar redeneringen lees, krijg ik steeds meer het gevoel dat onze manier van omgaan met het leven een soort morele verwording is, een opgaan in ongebreideld egoïsme, waarbij we het respect voor het leven en de verantwoordelijkheid voor onze eigen daden steeds meer uit het oog verliezen. Terlinden hamert er eigenlijk voortdurend op dat de foetus al iemand is, een wezen dat menselijke waardigheid verdient en net zoveel recht op leven heeft als een vroeg geboren kindje, een seniele grootvader, of iemand die een verkeersongeluk heeft gehad met rampzalige afloop. Zij stelt dat wij allemaal kunnen weten dat seksuele gemeenschap vroeg of laat in een zwangerschap kan uitmonden; zelfs bij het gebruik van voorbehoedmiddelen blijft die kans statistisch (dus ook gewoon in de dagelijkse praktijk!) aanwezig. Zij vindt dat we niet mogen weglopen voor onze verantwoordelijkheden. Ze doet dit overigens wel zonder vrouwen te veroordelen. Onder het lezen realiseerde ik me wel steeds dat de moeder die om allerlei redenen het kind niet wil (meestal is het een samenloop van omstandigheden, waarbij maatschappelijke en psychologische redenen de boventoon voeren; er vinden maar weinig abortussen puur om economische redenen plaats), wel degene is die het kind onvoorwaardelijke liefde zou moeten kunnen geven. Want wat doe je een kind aan wanneer het zich niet welkom zal voelen? Myriam Terlinden pleit voor adoptie wanneer het kind werkelijk ongewenst is, omdat zij stelt dat het risico dat een kindje uiteindelijk toch niet gelukkig wordt of de moeder er ongelukkig van wordt, nooit de reden mag zijn om dan maar alle kinderen die ongewenst zijn te aborteren. Een groot aantal van hen komt namelijk prima op hun pootjes terecht. En die kinderen kunnen onvruchtbare paren buitengewoon gelukkig maken. Zij stelt dat zeer veel vrouwen emotionele problemen overhouden aan een abortus en dat een kleinere groep onvruchtbaar wordt dan wel problemen ondervindt bij een volgende zwangerschap. Zo roept zij ook op om bijzonder voorzichtig te zijn met het oordelen en beslissen over het leven van mogelijk gehandicapte kinderen. Want in veel gevallen zullen zij het leven verkiezen boven een niet-geleefd-hebben. En zijn we dan niet weer geneigd om dat wat ons te veel moeite kost, wat een last is, maar uit te bannen? Wij leven in een cultuur waarbinnen zwangerschappen steeds meer maakbaar worden. We bepalen niet alleen wanneer we een kind krijgen, maar ook of het een kind ‘met een vlekje’ mag zijn, en als we zo doorgaan, bemoeien we ons ook nog met het geslacht en de kleur van de ogen. Het risico is dat we daarmee steeds meer vervreemden van het magische moment van de creatie van een nieuw leven, dat spontaan ontstaat wanneer daar gunstige condities voor zijn en dat ons uitnodigt om de loop der dingen te accepteren en er maar het beste van te maken. Wanneer je dit boek leest voor je een abortus laat doen, ben je natuurlijk in een bevoorrechte positie. Je kunt nog terug. Als post-abortusvrouw vond ik het af en toe wel slikken, maar ik denk dat het helemaal niet slecht is om je bewust te zijn van de feiten en daar consequenties aan te verbinden.