Interview met Kader

Kader is 39 jaar. Ze is een Turkse vrouw met een man en vier kinderen. Ze werkt in een levensmiddelenwinkel. Onder de hoofddoek een ernstig zorgelijk gezicht. Ze is dik gekleed tegen de kou van de open winkeldeur, ze heeft paarse werkhanden. Het kost haar moeite toe te stemmen in dit interview: als haar man erachter kwam, zouden ze weer ruzie krijgen. Want ook Kader, een islamitische vrouw, heeft een abortus ondergaan…, en zonder de toestemming van haar man.

Kader was tien jaar toen ze met haar ouders naar Nederland kwam. ‘Ik ben er trots op dat ik uit Turkije kom.’ Haar vader is hier gekomen als gastarbeider en heeft later zijn gezin laten overkomen. Omdat haar familie daarop aandrong, trouwde ze met een neef. ‘Nou ja, later wilde ik het ook wel.’ Maar ze zag hem eigenlijk meer als broer. Bij hem is ze weggelopen, toen ze verliefd werd op haar huidige man en later is ze door die nieuwe relatie ook van haar eerste man gescheiden. Dat heeft nogal wat problemen in de familie gegeven. Kader heeft een tijdlang geen contact met haar ouders gehad.‘Ik heb twee fouten gemaakt. Ik ben weggelopen bij mijn man en ik ben gescheiden.’Pas toen ze zwanger was van haar eerste kind is het contact met haar familie hersteld. Kader kreeg na elkaar twee dochters.‘Ik vond twee genoeg. Ik wou geen kinderen meer. We hadden problemen. Ik kon de twee meisjes al moeilijk verzorgen.’

De moeilijkheden waren ontstaan toen Kader erachter kwam dat haar man een andere vrouw had.‘Hij was vaak ’s nachts weg, hij was nooit meer thuis. Ik vroeg: is er iets? Heb je iemand? Maar hij zei van niet. Toen ben ik ’s avonds achter in de auto gaan liggen om te kijken waar hij naartoe ging. En toen bleek dat hij naar die vrouw ging. We waren met haar bevriend. Ze wist dat hij twee kinderen had. We hebben toen heel erge ruzie gekregen. Ik heb gehuild en hard geschreeuwd.’

Dit is een paar maanden zo doorgegaan, haar man wilde zijn vriendin niet opgeven.‘Ik was mezelf niet meer. Ik heb een paar keer geprobeerd om me op te hangen. Ik heb hem geslagen en wilde hem met een mes steken.“Om jou heb ik mijn ouders verlaten,” zei ik, “en nu doe je me dit aan.” Ik gooide met stoelen. Zo konden we niet leven. Ik heb toen bijna vijf maanden in een opvangcentrum gezeten. Ik wilde hem niet meer zien, ik kon hem niet meer vertrouwen. Ik was al bezig met de scheiding, ik had een woning gekregen en ik zou verhuizen. Maar uiteindelijk ben ik toch teruggegaan. De meisjes vroegen telkens naar papa en hij wilde niet zonder mij en de kinderen. In die tijd ben ik opnieuw in verwachting geraakt. Ik was de pil vergeten. Ik merkte het al heel gauw. Ik voel het meteen als ik in verwachting ben. Ik wilde dat kind beslist niet. Ik was mezelf niet. Ik kon in die toestand absoluut geen baby grootbrengen.’ Kader meldt zich bij het plaatselijke ziekenhuis. Daar wil men haar niet helpen zonder de handtekening van haar man. Maar Kader heeft haar man niet verteld dat ze in verwachting is. En ze weet zeker dat ze een abortus wil. Het ziekenhuis probeert haar naar elders te verwijzen. Maar Kader ziet geen kans daar naartoe te reizen, ze heeft twee kleine kinderen. ‘Ik zei: “U moet me helpen. U bent ook een dokter. Anders doe ik het zelf en dan is het jullie schuld als ik mezelf vermoord.”’

Uiteindelijk wordt ze toch behandeld. Kader zegt tegen haar man dat ze ziek is, want ze moet een nacht in het ziekenhuis blijven. Ze wordt onder narcose geholpen.‘Vóór die tijd heb ik helemaal niet getwijfeld. Maar toen ik uit de narcose kwam, heb ik erg gehuild. Ik miste iets van mezelf. Ik dacht: wat heb ik gedaan? Wat stom van mij.’Wanneer haar man haar komt ophalen, hoort hij, tegen de wil van Kader in, van de dokter dat er een abortus heeft plaatsgevonden. Hij is razend. In de auto krijgen ze verschrikkelijke ruzie. ‘Je had het me moeten vertellen, je bent een moordenaar. Je hebt je kind doodgemaakt.’ In de jaren erna blijft hun relatie moeizaam. Kader kan niet vergeten wat haar man haar heeft aangedaan. Het blijft pijn doen. ‘Ik voelde niks meer voor hem. En hij zag mij als een moordenaar. Ik ben toch bij hem gebleven, ook omdat ik mijn familie geen tweede scheiding aan wilde doen. In onze cultuur zijn de familiebanden heel sterk. Ik had al een keer een slechte naam gekregen. Ik voelde me schuldig. Ik wilde niet dat ze door mij weer een slechte naam kregen.’

Eigenlijk komt het nooit meer goed, het wordt nooit meer zoals vroeger. Maar langzamerhand komt er wel weer wat rust. Beiden werken heel hard. Kader houdt heel veel van haar kinderen. ‘Het begon weer een beetje goed te worden en toen wilde hij er graag een jongen bij.’ Ze raakt zwanger en de vierde komt er al snel achteraan. Dat is eigenlijk niet de bedoeling.‘Maar we waren zeker blij. Vooral toen het allebei jongens waren. Ik wou het niet. Maar ik ben wel erg trots op ze. Mijn jongste is nu vier. Dat is zo’n mooi, lief jongetje. Als ik hem zie, voel ik me schuldig. Dat andere kindje had ook zo kunnen zijn.’
Kader heeft het zelf niet aan haar familie verteld. Dat heeft haar man gedaan. Of zijn familie het ook weet, zou ze niet kunnen zeggen. Maar de invloed van haar schoonfamilie is wel groot. Ze zijn nu al bezig met plannen om haar oudste dochter uit te huwelijken. ‘Dat wil ik niet. Ze moet zelf kiezen. Ik hoop dat ze een goede toekomst krijgt. En geen slechte dingen doet zoals ik. Abortus mag niet vanuit mijn geloof. Een kind is iets wat God jou geeft. En dat wil je niet hebben. Dat is heel verkeerd. Je mag je ook niet laten steriliseren.’ Maar uiteindelijk heeft ze dat, na het vierde kind, toch gedaan. Het is nu allemaal een jaar of acht geleden. Maar het blijft haar bezighouden. ‘Ik voel mij schuldig. Als ik alleen thuis ben, moet ik er vaak aan denken. En dan klopt mijn hart zó. Ik denk soms dat ik er aan dood zal gaan. Maar dat wil ik niet. Ik wil leven voor mijn kinderen. Ik leef alleen nog voor mijn kinderen. Ik loop in oude kleren, terwijl ik prachtige kleding heb, mijn schoenen zijn kapot. Het interesseert me allemaal niet meer. Ik vergeet alles. Mijn hoofd is vol. Want ik kan mijn verdriet niet vergeten. En hem niet vergeven. Als het bij mij een keer kapotgaat, komt het nooit meer goed. En ik vertrouw niemand meer. Zelfs mezelf soms niet.’