Interview met Nora
Nora is 78 en moeder van twee zoons en een ‘aangehuwde’ dochter. Ze was vruchtbaar in een tijd dat abortus illegaal was. Tweemaal onderging zij een ‘doe-het-zelfabortus’. De geschiedenis van haar zwangerschappen vertelt ze op een onderkoelde manier. Zou zij een scherm geplaatst hebben tussen haar emoties en zichzelf? Voelt zij ze werkelijk niet? Ik ben er niet achter gekomen.
‘Ik ben vlak na de oorlog getrouwd. Ik vertrok met mijn man naar Batavia, zoals dat toen nog heette. Dat was geen plek om kindertjes te krijgen. Ik voelde er trouwens in het algemeen niet zoveel voor om kinderen te krijgen. Niet dat ik ertegen was. Ik had er nog nooit aan gedacht. Voorbehoedmiddelen zoals nu had je niet in die tijd, tenminste, ze waren veel minder toegankelijk. Toch zijn we drieëneenhalf jaar met zijn tweetjes gebleven. Eenmaal terug in Holland, in 1950, raakte ik in verwachting. Mijn toenmalige echtgenoot is in die tijd met drinken begonnen. Dat heeft ons in feite de kop gekost. Wij woonden toen heel duur op een paar kamers in een villa. Op een bepaald moment – ik was drie maanden zwanger – was zijn baas bij ons op bezoek. Mijn man was een beetje zatjes en hij zei:“Mijn vrouw krijgt een klein groen krokodilletje.” Zijn chef vond dat helemaal niet leuk, het heeft hem een promotie gekost. Blijkbaar is dat toch wel aangekomen, want de volgende dag had ik een miskraam. Sommige vrouwen gaan daar half dood aan. Ik niet. Dat klinkt keihard, maar zo is het nu eenmaal. Mijn moeder heeft me toen verzorgd en het heft in handen genomen. Het leek alsof zij er meer onder leed dan ik. En waarachtig, een jaartje verder was ik weer zwanger. Toen kwam mijn schoonmoeder bij ons Kerstmis vieren. Ik was niet zo dol op die schoonmoeder, en ja, de volgende dag had ik weer een miskraam. Wat krampjes en floep, dat foetusje. Die termijn van drie maanden was bij mij blijkbaar erg kritiek. Weer kwam moedertje mij vertroetelen en verzorgen. In 1952 is mijn dierbare oudste zoon geboren. Een wolk van een kind. Prachtige baby. Maar mijn man was als vader niet zo geschikt. Hij at in die tijd al niet meer mee aan tafel, hij wilde alleen bitterballen bij de borrel. In 1955 werd mijn tweede zoon geboren, en kort daarna ben ik van Richard gescheiden. Hij heeft me mijn oudste zoon afhandig gemaakt en is met hem in het buitenland gaan wonen. Dat was een afgrijselijke toestand en ik heb me verdronken in vluchtige liefdes. Met één vriend duurde het wat langer. Op hem was ik toch wel erg verkikkerd. Hij was een rakker, een deugniet, maar vaak zijn dat heel leuke mensen. En toen bleek ik zwanger van hem. We vonden het allebei niet opportuun om er weer een kindje bij te hebben. Maar hij wist daar wel een oplossing voor, zei hij. Hij deed iets met een injectiespuit en klaar. Wij begrepen wel dat onze relatie eigenlijk niet ging. Een beetje ontrouw vind ik niet erg. Maar hij was zó erg ontrouw. Toen ben ik na wat omzwervingen bij mijn huidige man terechtgekomen. Ik was eigenlijk niet verliefd. Maar hij was lekker degelijk. En hij wilde me een goede toekomst bieden. Mijn moeder stuurde daar ook wel op aan. Die securiteit, die zekerheid. Toen hadden wij een bedavontuurtje en kwam er toch weer een kindje. We deden het helemaal niet zo vaak en je kunt dat ook wel zo’n beetje uitrekenen, maar blijkbaar had hij erop aangestuurd. Ik wilde dat helemaal niet.“Wat doe je nou?” riep ik nog. Blijkbaar hoef je maar naar me te wijzen of ik ben zwanger. Toen had ik dus mijn eigen twee zoons, en zíjn dochter. Ik wilde daar niet nog een kind van ons tweeën bij. Ik was bang dat dat het lievelingetje zou worden. Zijn favorietje. Hij was stapelgek op kinderen. Dat wilde ik niet. Ik had ook helemaal niet zwanger willen worden, als hij het me gevraagd had, had ik “nee” gezegd. Dus toen heb ik Ruud gevraagd: “Wil je het nog een keertje doen?” En hij kwam met zo’n klysma en een drupje water, diep in de vagina. hij moest alleen oppassen dat er geen lucht in zat. Het was zo gebeurd. Blijkbaar had hij ervaring. We hebben daarna nog seks gehad. Dat was er goed voor, zei hij nog. Die abortus deed geen pijn. Al snel kwam de bloeding. Ik moest daarna wel gecuretteerd worden. Een miskraam, heb ik gezegd. Die foetussen? Ja, ik vrees dat die door de wc gespoeld zijn. En daar heb ik nooit nadelige gevolgen van ondervonden. Maar de tweede keer was ik ook nog geen maand zwanger. Het pleit erg in mijn nadeel, vrees ik, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ik een moord gepleegd heb. Ik voel dat niet zo. Ik ben niet religieus en ik geloof ook niet dat er zoiets als een ziel van die zwangerschappen is overgebleven. Ik heb verder ook niet nagedacht over wat voor kinderen dat zouden worden, omdat ik al moeder was. Ze zouden dan toch een andere vader gehad hebben. Nee, dat heeft geen rol gespeeld. Ik had geen wroeging, geen spijt. Ik heb me weleens schuldig gevoeld tegenover mijn man. Hij had het graag gewild. Hij had dat kind bewust op stapel gezet. Maar ik heb nooit iets verteld en hij heeft nooit iets gevraagd. Daarom denk ik weleens dat hij het misschien begrepen heeft. Want ook daarna heeft hij nooit meer aangedrongen. Ik voel over die abortussen geen verdriet, alleen opluchting. Ik zei weleens tegen mijn moeder:“Wat ben ik toch een verschrikkelijke bonk.” Misschien ben ik wel een vreselijk mens, maar ik voel dat echt niet. Ik ben vooral praktisch en dat ben ik ook in dit geval. Ik heb er nooit over gedacht om het hem alsnog te vertellen. Hij is zelf ook een gesloten man, vertelt weinig over zijn zielenroerselen, dus dat lokt niet erg uit. Je probeert het samen zo gezellig mogelijk te hebben. En we groeien ook hoe langer hoe meer naar elkaar toe. We worden steeds zuiniger op elkaar. Maar dat huwelijk? Ik heb twintig jaar een minnaar gehad en hij drie keer en minnaresje. Eigenlijk een idioot huwelijk, dus. Maar ik ben alleen maar tevreden over mijn gedragingen, ik heb geen problemen met abortus. Wat ik erg vind, is dat er kinderen geboren worden voor wie geen plaats, geen ruimte is. Die aan zo’n droge borst hangen. Die uitgemergelde mensen die toch nog kinderen krijgen. Dat vind ik misdadig. Als iemand niet dolgraag een kind wil, moet-ie het gewoon niet doen. Een kind moet ontzettend welkom zijn. Ik ben stapelgek op mijn kinderen. Maar als ik geen kinderen had gekregen, zou ik beslist niet diepongelukkig zijn geworden. Ik begrijp andere vrouwen niet die dat soort sterke gevoelens hebben. Ik voel alleen maar dankbaarheid dat ik er geestelijk en lichamelijk zo goed uit ben gekomen.’