Interview met Julia
Julia, die in werkelijkheid anders heet, is bijna 39. Ze heeft een veelzijdige baan in de sociale sector en een dochter van drie, die in alle opzichten geslaagd is, en zelf maakt ze ook een behoorlijk geslaagde indruk. Ze leeft gescheiden van de vader van haar kind in een gezellig huisje met hond en kat. In haar levensverhaal komen twee abortussen voor.
‘Ik had een abortus op mijn drieëntwintigste en
een op mijn dertigste. De eerste keer slikte ik de pil, keurig op
tijd. Maar ik werd dus niet ongesteld en na een testje bij de
huisarts bleek ik zwanger. Ik was braaf student, had wel een vaste
vriend, maar niet iemand om een kind mee te krijgen. Ik had meteen
iets van “dit moet niet”. Ik wist helemaal niet of ik wel kinderen
wilde, en zeker niet voor mijn vijfendertigste. De beslissing voor
abortus was voor mij heel helder. Maar op de laatste dag ben ik
volledig doorgeslagen. Ik heb met de buurvrouw een fles rode wijn
leeggedronken, ik heb toen ontzettend lopen razen en tieren en mijn
vriendje voor klootzak uitgescholden en me vervolgens helemaal
afgezonderd. Ik was zo kwaad dat mij dit overkwam. Ik ben onder
narcose geholpen. ’s Avonds ben ik nog ergens gaan eten en daarna
gaan swingen. Ik ben in elkaar gezakt op de dansvloer. Maar ik kan
makkelijk een knop omdraaien en weer verder gaan met mijn leven.
Morgen schijnt de zon weer. Ik heb vaker traumatische dingen
meegemaakt, waarna ik de knop bewust heb omgezet, het is een
strategie. Ik heb me ook niet zo verdiept in het leven dat ik
afbrak, daar wilde ik niet bij stilstaan. Ik voelde me ook niet zo
zwanger. Als ik het kind eenmaal had voelen bewegen, had ik het
niet meer gekund. Ik heb het er nadien met heel weinig mensen over
gehad, pas jaren later met mijn moeder. Het was mijn beslissing, en
die heb ik ook niet samen met mijn vriend
genomen. In de periode erna vond ik het het ene moment wel oké en
het volgende niet. Een goede vriendin van mij was in diezelfde tijd
zwanger en dan dacht ik weleens: ik had nu ook een kind kunnen
hebben.
Maar uiteindelijk is het wel een goede beslissing geweest. Ik ben
lang een jonge hond geweest, die zich moest uitleven en absoluut de
rust niet had om een kind op te voeden. De tweede keer heb ik meer
getwijfeld. Ik was toen bijna dertig, mijn relatie was net uit en
ik ben in een dronken bui met iemand naar bed gegaan. Niks
gebruikt. En zwanger geworden. Ik wilde niet alleen een kind
opvoeden, ik was niet stabiel genoeg. En met die jongen had ik geen
relatie, dat zat er ook helemaal niet in. Ik heb het hem niet
verteld. Dat vond ik niet nodig. Ik vond dat hij daar niets mee te
maken had. Maar als ik hem zag, dan kon ik hem wel wurgen. Ik was
kwaad op de hele wereld, vond het gemeen, vond het niet
kloppen.
De behandeling werd onder plaatselijke verdoving gedaan, het ging
heel moeilijk door een verdikking in de baarmoedermond. Daardoor
heb ik veel pijn gehad en ik ben daarna wel een week ziek geweest,
met hoge koorts. De tweede keer heb ik gezien wat er was
weggehaald. Het was een rood propje, niet als een kindje
herkenbaar. Dat gaf ook niet het gevoel dat het een kind was. Na de
abortus ben ik een tijd apathisch en down geweest en heb ik
getwijfeld of het wel de goede beslissing was. Maar het was niet
alleen die abortus natuurlijk, mijn relatie was pas uit, het was
toch al geen stabiele periode. Ik had toen wel iets van “dit wil ik
geen derde keer”.
In de kliniek kreeg ik er ook een duidelijke preek bij: “Omdat het de tweede keer is, hoeven we u niet te vertellen dat het heel dom is.”
Toen ik drieëndertig werd, begon mijn biologische klok te tikken. Ik wilde toen heel graag zwanger worden. Maar eerst mocht ik het niet, omdat ik net een longembolie had gehad, en daarna lukte het aanvankelijk niet. Toen dacht ik wel dit is mijn straf. Maar gelukkig heb ik nu een heel lieve, gezonde, intelligente dochter, daar is helemaal niks mis mee. En ik kreeg haar toen ik net zesendertig was, alsof het allemaal getimed was, zoals ik het wilde. We leven in een maatschappij waarin we die luxe hebben om de dingen op je eigen voorwaarden te doen. Keuzevrijheid. Als vrouw moet je zelf de beslissing kunnen nemen of je kinderen wilt of niet. In sommige gevallen is het veel gezonder om het niet te doen. Het gaat heus niet altijd goed. En als je zelf duidelijk het gevoel hebt dat je het niet moet doen, dan is dat niet voor niets en moet je het niet tóch laten komen. Je zegt niet voor niks nee. Ik heb er verder weinig problemen mee gehad en het speelt ook geen rol meer in mijn dagelijks leven. Dat komt misschien ook omdat ik nu een dochter heb. Als ik daarna niet meer zwanger was geworden, was het misschien heel anders geweest. Ik heb geen schuldgevoelens en geen spijt. Ik heb er naderhand ook geen problemen mee gehad. Ik ben wel in therapie geweest, maar daarin zijn die abortussen nooit naar boven gekomen als iets problematisch. Ik ben niet religieus en ik denk ook niet dat er iets onstoffelijks is overgebleven. Hoewel ik de tweede keer wel afscheid heb genomen en sorry heb gezegd. Mijn idee over abortus is niet veranderd en het heeft geen invloed gehad op mijn zwangerschap. Die was puur gericht op het kind dat ging komen.
Abortus is voor mij geen taboe, ik hoor bij de grote groep vrouwen die zeggen: “Ik heb ook een abortus gehad.” Maar ik wil niet dat het bekend wordt op mijn werk. Ik begeleid allochtonenprojecten en in de islamitische cultuur hoef je daar niet mee aan te komen, dan ben ik de positie waarvoor ik hard gewerkt heb kwijt.’