Interview met Eva

Eva de Lange (1982) raakte zwanger op haar vijftiende. Ze besloot het kind te krijgen en het met hulp van haar familie groot te brengen. Haar ouders zijn gescheiden, Eva woont bij haar vader en regelt de zorg voor haar zoontje voornamelijk samen met hem. Inmiddels werkt ze parttime in een warenhuis en begint ze steeds meer plezier in haar leven te krijgen. Een verhaal waar abortus niet in voorkomt.

‘Het verbaasde me niet echt dat ik zwanger werd. Ik had een paar maanden een relatie en ik gebruikte de pil, maar ik raakte toch in verwachting. Dat is een familiekwaal, dat de pil bij ons niet goed werkt. Misschien had ik een zwaardere pil moeten hebben. In het begin kwam ik niet eerlijk voor die zwangerschap uit, ook niet voor mezelf. Ik stopte het weg, deed of er niks aan de hand was. Maar ja, ik werd niet meer ongesteld en ik kreeg langzamerhand een buikje. Toen ik zestien weken heen was, ben ik toch maar naar de huisarts gegaan. Hij verwees me naar de Fiom. Toen heb ik het aan de moeder van een vriendin van me verteld en die heeft het weer aan mijn vader verteld. We hebben toen een gesprek georganiseerd met mijn vriend en zijn moeder erbij over hoe het verder moest. Ik heb zelf helemaal niet aan abortus gedacht. Voor mij was dat geen optie. Niet dat ik tegen abortus ben, die keuze moet iedereen voor zichzelf maken, maar ik vond niet dat ik in een uitzichtloze situatie zat, ik had genoeg mogelijkheden om goed te worden opgevangen. Aan afstand doen moest ik ook niet denken. Het idee dat er ergens een kind van jou rondloopt, verschrikkelijk, en dat zou mijn vader ook beslist niet gewild hebben. In Nederland is adoptie volgens mij ook niet nodig. Waarom zou je je kindje laten adopteren, terwijl je hier zo goed opgevangen kan worden? Ik vond het absoluut geen drama. Ik dacht: het is zo en dat kan je niet meer terugdraaien. Mijn ouders zeiden allebei dat ze achter me zouden blijven staan, welke keuze ik ook maakte. Niemand heeft druk op me uitgeoefend dat ik abortus moest laten plegen. Nou ja, behalve bij het Fiom, eigenlijk, ik vond dat ze me daar wel erg de kant van een abortus op wilden duwen. Ze bedoelden het misschien wel goed en ze willen je natuurlijk ook voorlichten, maar ik vond dat helemaal niet prettig. Ze wilden me ook zo’n pop meegeven waarmee je kan oefenen wat een kind allemaal van je vraagt, maar dat wilde ik helemaal niet. Om zo’n pop geef je niks, om je kind wel. Ik ben toen ook niet meer teruggegaan. En wat wil je ook met zo’n heerlijk kind. Ik wíst het gewoon.
Ik wilde de baby alleen krijgen, van trouwen is geen sprake geweest. De vader was net zo oud als ik. Hij vond het heel erg. Hij heeft me ook laten vallen als een baksteen. Die hele zomervakantie heeft hij me maar één keer opgebeld. En we kwamen elkaar een keer tegen in een winkel. Toen had ik hem vier maanden niet gezien en toen liep ik met een behoorlijk dikke buik en daar schrok hij wel van. Toen realiseerde hij zich dat het echt was. Maar toen Robin geboren was, was hij verkocht. Nu hebben ze af en toe contact, de kleine gaat er weleens logeren. Eigenlijk heeft zijn vader alleen de lusten. Maar het is fijn voor Robin dat hij weet wie zijn vader is. Laatst zijn we samen met hem naar Artis geweest. Zijn vader is een goede vriend van me geworden, een maatje, maar we hebben zeker geen relatie. Ik heb nu wel het gevoel dat ik altijd op hem kan terugvallen en aan zijn moeder heb ik tijdens de zwangerschap veel steun gehad, zij heeft de verantwoordelijkheid helemaal van hem overgenomen.
In mijn omgeving werd door de meeste mensen heel positief gereageerd. Mijn vader had het aan de mentrix op de mavo verteld, maar die deed er niets mee, tot ik er zelf mee kwam. Dus ik zat in de klas en deed helemaal niks. En ik kreeg steeds meer een buikje. Maar op een gegeven moment moet je het natuurlijk toch gaan vertellen. Toen heb ik samen met mijn vriendin en die lerares in een kamertje gezeten en samen zitten janken. Ze zei:“Als jij er klaar voor bent, zeggen we het tegen de klas.” Ik was toen zo’n twintig weken zwanger. Dat is heel goed verlopen. Er is een aantal lesuren aan besteed en er is heel positief over gepraat. Iedereen zei: “Ik steun je helemaal.” Ze hebben geld ingezameld voor een babybadje en kleertjes. En na de geboorte kreeg ik een loopautootje voor Robin en ook weer kleertjes. Ik heb bergen kleding gekregen. Ik heb natuurlijk ook wel negatieve reacties gehad. Klasgenoten die zeiden: “Stomme zwangere trut.” Maar daar sta ik boven. Ik heb me tijdens de zwangerschap geen seconde geschaamd, en toen Robin geboren was, ging ik ook meteen met hem naar buiten. Mensen keken wel, maar dan keek ik keihard terug. Ik heb wel veel vervelende reacties gehad van vrienden van Robins vader. Die zeiden dat het niet van hem was en die bedreigden me dat ze me iets zouden aandoen. Ik voelde me gewoon niet veilig meer op straat. Toen ben ik naar de directeur van hun school gegaan en ik heb gezegd dat ik niet pikte dat ze daarmee doorgingen, dat ik ze dan aan zou klagen.

Mijn zwangerschap verliep perfect. Behalve dan dat ik negen maanden misselijk was. Voor de rest ging het prima, ik zou het zo overdoen. De bevalling was ook een eitje. Wel pijn, maar dat vergeet je. Ik ben in het ziekenhuis bevallen omdat mijn bekken smal is. Ik had ’s middags nog allemaal zwarte Pieten geschminkt. Zelf zwarte Piet zijn ging niet, met zo’n hoogzwangere buik. Lag ik daar helemaal zwart van de schmink in dat ziekenhuis.
Het contact met Robin was gelijk goed. Alleen, je kan niks, ik was helemaal kapot. Ik had veel hechtingen, dus lopen kon ik ook bijna niet. En borstvoeding geven, lukte niet, niet omdat ik jong was, hoor, maar het was gewoon te zwaar. Ik weet nog dat ik meteen na de bevalling een goeie vriendin heb opgebeld, die was helemaal dolenthousiast. En ik belde Robins vader, maar die was er niet en toen vertelde ik het aan zijn broer en die zei:“Ik zal het doorgeven, doei.” Ik realiseerde me later pas dat dat eigenlijk een heel raar telefoontje was. Maar inmiddels heb ik met hem ook een goed contact.
En toen naar huis met Robin. Hij werd ’s nachts wakker en ik zou zijn luier verschonen, maar dat lukte me helemaal niet. Ik had wel op een knuffel geoefend, maar die beweegt niet en die is niet zo teer. Ik was helemaal in paniek, toen heb ik vreselijk gejankt. Maar mijn vader heeft het voorgedaan en daarna is het verder allemaal heel goed gegaan. En dat hielprikje vond ik vreselijk. Ik liet hem door de kraamverzorgster vasthouden, omdat ik het zelf zo erg vond. Daar kan ik nu wel om lachen, maar toen vond ik het verschrikkelijk.
Ik heb veel steun van familie gehad, maar uiteindelijk doe je het toch ook alleen. Mijn vader heeft dertig procent gedaan en ik zeventig procent. En hij heeft me financieel geholpen natuurlijk. Ik heb ook hulp gehad van de Stichting Steady in Rotterdam. Die is opgericht door een vrouw die zelf tienermoeder is geweest en zij heeft bemiddeld bij de gemeente, zodat ik de financiële ondersteuning kreeg waar ik recht op had. Daar heb ik veel aan gehad. Uiteindelijk is het allemaal heel snel gegaan. Robin is nu vier en zit op school. Dan sta ik daar te wachten tussen al die moeders van dertig. Die kijken wel een beetje van “jij kan er niks van”, maar dan zien ze dat ik er wel elke dag op tijd sta en dat Robin goed in de kleren zit en zo. Mensen hebben zo vaak een ideaalbeeld van hoe het zou moeten zijn en als iets daar dan buiten valt, wijzen ze het af. Maar het kan ook anders. Ik ben altijd heel open geweest en dan accepteren anderen het ook makkelijker, en ik heb Robin ook altijd overal mee naartoe genomen.
Ik heb natuurlijk ook geluk gehad met Robin, het is een leuk, goed, lief en slim kind. Dat zit in de genen. Een heerlijk kind. Daar kan je er wel tien van hebben. Mensen denken vaak dat ik een stuk van mijn jeugd heb gemist. Maar zo voel ik dat niet. Je weet niet beter. Je went aan elke situatie. Natuurlijk vind ik het weleens jammer als ik niet mee uit kan gaan, maar ik word lekker fris wakker en dan geniet ik van zo’n klein hummeltje dat in het bos speelt met een blaadje dat hij heeft opgeraapt. Dat hebben anderen weer niet. Ik hou een boekje voor hem bij met allerlei dingetjes die hij doet en zegt. Dat krijgt hij als hij achttien wordt, dat is erg leuk om te doen. Wat ik wel mis, is dat ik weinig mensen om me heen heb met wie ik die ervaringen kan delen. Maar ik ga nu wel met oudere vrouwen om die ook kinderen hebben, sinds Robin naar school gaat. Natuurlijk heb ik ook wel een moeilijke tijd gehad, waarin ik wat depressief was. Ik had gewoon veel te veel dingen. Ik deed toen een opleiding naast mijn werk, en Robin en de huishouding en een vriend en het uitgaansleven. Dat was gewoon veel te veel. Je kunt maar drie, hooguit vier dingen hebben waar je elke dag mee bezig bent. Toen heb ik met die vriend gebroken en ik ben met die opleiding gestopt, dat kan later ook nog wel. En ik ben een jaar helemaal niet meer uitgegaan. Toen heb ik mezelf weer wat teruggevonden. En nu doe ik allemaal leuke dingen met Robin. Want die voelt het wel als je niet gelukkig bent, al heeft hij er verder niet onder geleden. Je kan pas iemand gelukkig maken als je zelf gelukkig bent. Dat is wel een nadeel van jong zijn, dat je zelf nog alles aan het ontdekken bent. Dat was wel een voortdurend gevecht.

Als ik nu weer zwanger werd, zou ik het laten weghalen. Want anders zou Robin er de dupe van worden én het nieuwe kind. Dat zou ik er nu niet bij kunnen hebben. Ik ben aan het nadenken over wat ik zelf doen wil. Mijn werk bevalt me heel goed en ik zou wel een huisje voor mezelf willen. Een man weet ik niet, mijn vorige vriend heeft me ook erg teleurgesteld. En alleen zijn bevalt me goed. Maar je weet nooit hoe je daar over een paar jaar over denkt. Het lijkt wel alsof ik een heel leven achter me heb, maar mijn leven ligt nog voor me.’