Interview met Carin

Carin is geboren in 1967. Ze heeft biologie gestudeerd, een opleiding tot stuurman gedaan en negen jaar gevaren. Ze woont nu alleen in een koophuisje en heeft een baan op de wal waarin ze haar betrokkenheid met de zee goed kwijt kan. Kortom, een vrouw die heel zelfstandig is en de keuzen in haar leven graag stevig in de hand houdt. Ook zij kwam voor een ongeplande zwangerschap te staan.
‘Ik was dertig jaar toen ik onbedoeld zwanger raakte. Ik had net een relatie van negen jaar achter de rug. Hij was het eerste vriendje met wie ik seks had en ik wilde wel kinderen met hem. Maar we waren nog bezig ons leven in te richten. We waren schepen aan het opbouwen en allebei veel op zee. We wisten nog niet zo goed hoe we een gezin vorm wilden geven. Ik had een tijd als kindermeisje op een schip gewerkt en vond de zee geen goede omgeving voor een kind om op te groeien. Hij zei: “Als het gebeurt is het niet erg.” Maar hij zei niet duidelijk: “Ik wil kinderen met jou.” Op een bepaald moment raakten we in een crisis en hij is een verhouding met een vriendin van me begonnen. Einde relatie. Dat heeft me veel verdriet gedaan. Ik heb toen mijn puberteit, mijn vrijgezellentijd ingehaald. In een café leerde ik een jongen kennen die ik wel een uitdaging vond. Hij was heel gesloten en ongrijpbaar en ik wilde wel wat meer van hem weten. Hij wilde bij me blijven slapen. We zijn toen met een taxi naar mijn huis gegaan en hebben een heel heftige nacht gehad. Veel lol gehad samen. Geen voorbehoedmiddel gebruikt. Het was een zeer gepassioneerde nacht. Ik had iets van: laat maar gewoon. In die tijd had ik een heel chaotisch, onregelmatig leven. Ik ging weer varen. Toen ik op zee zat, bleek dat ik over tijd was. En ik voelde meteen dat ik zwanger was. Het was een heel vreugdevol gevoel. Wauw! Maar ik vroeg me ook af of dit wel het goede moment was. Ik durfde bijna geen test te doen en toen ik weer terug was in Nederland, bleek dat ik inderdaad zwanger was. Grote blijdschap. Mijn lijf gaf aan: dit is grandioos. Maar verstandelijk zat dat heel anders. Ik had geen vaste baan, ik voelde me niet stabiel genoeg om een kind op te voeden, ik was onrustig. Ik wist niet of ik weer wilde gaan varen. En ik wil een kind van iemand van wie ik werkelijk hou. Deze man had een vriendin en was ook niet het type waarmee ik kinderen groot wilde brengen. En ik ben geen losbol die zomaar zwanger wordt. Ik was een grens overgegaan en nu moest ik bedenken wat ik wilde. Ik wilde wel kinderen, maar de omstandigheden waren er helemaal niet naar. En ik wilde niet op mijn ouders terugvallen. Ik kijk altijd naar de gevolgen op lange termijn. Dit paste niet bij mijn karakter. Misschien ben ik wel een enorme controlfreak. Ik heb die keuze toen heel verstandelijk gemaakt. Ik zag het als een straf voor mijn losbandig gedrag. Bij een kliniek hier in de buurt kon ik op mijn verjaardag geholpen worden. Dat leek mij geen goed plan. Uiteindelijk kon ik in Zwolle eerder terecht voor een overtijdsbehandeling. Ik voelde dat ik het best alleen aankon, daar was ik sterk genoeg voor, maar ik wilde toch een soort vangnet voor mezelf. Toen heb ik het aan mijn moeder verteld. Maar ze wist het al. Ik vroeg: “Hoe kan je dat nou weten?” En toen zei ze: “Kind, je bent mijn dochter.” Dat was een heel emotioneel moment. Mijn moeder heeft me nooit veroordeeld, terwijl het toch haar eerste kleinkind was. Ze stond gewoon achter me. Ze ging met me mee. Het was een kliniek met een klein trapje ervoor. Heel lieve, aardige mensen. Liefdevol. Maar in zekere zin ook weer heel zakelijk. Ze zuigen de boel weg. Geen pijn, wel een naar gevoel. Ik wilde er niet te veel met mijn hoofd bij stilstaan. Ik heb geen moment getwijfeld. Maar ik wilde er niet aan denken dat ik een kind droeg. Ik was zwanger. Dat is toch iets anders. Ik vond dat het mijn keuze was en dat ik er dus ook geen spijt over moest hebben. Gedane zaken nemen geen keer. Na afloop kreeg ik een kopje thee. En toen zijn we naar Amsterdam gegaan. Ik wilde er toch een soort “leuke dag” van maken, om het achter me te laten. Ik ben toen nog bij een vriendin langs geweest om haar tekeningen van een schip te brengen. Dat was wel confronterend, want zij had een miskraam gehad en bleek net weer zwanger. Ik voelde me ook wel schuldig, omdat ik juist een kind weg had laten halen, terwijl zij verdriet had van haar miskraam. In de periode erna heb ik steun gezocht bij mijn omgeving. Ik heb het bijvoorbeeld aan collega’s verteld. En veel met mijn moeder gepraat. Zij vond het wel een geruststelling dat ze wist dat ik zwanger kon worden. Twee jaar later werd mijn moeder erg ziek en we wisten dat ze dood zou gaan. Ik voelde me toen een slecht kind en vroeg me af of ik door die abortus misschien ook gedeeltelijk schuld had gehad aan haar ziekte. Ik had toen wel meteen zwanger willen worden, om haar dat nog mee te laten maken. Maar gelukkig bleek een zusje van mij toen in verwachting en ze heeft nog tot een maand na de geboorte van haar kleinzoon geleefd. Ik heb het mijn zusjes pas veel later verteld. Dat wilde ik toen niet, ik was bang dat ze het zouden veroordelen. Met mijn vader wilde ik er ook niet over praten. Het is meer een vrouwenzaak. Ik heb het er ook niet met de verwekker over gehad. Ik vond het een keuze van mijzelf. Ik wilde niet van alles overhoophalen. Stel dat hij de relatie met zijn vriendin had beëindigd. Dat soort dingen wilde ik er helemaal niet bij hebben. Ik wil een keuze maken vanuit een goed gevoel, omdat ik bewust die keuze maak. En vanuit mijn katholieke opvoeding had ik ook wel iets van: kinderen doe je samen en met deze man had ik dat helemaal niet gewild, oud worden en samen kinderen krijgen. Ik heb me er geen moment schuldig over gevoeld dat ik het hem niet heb verteld. Als ik hem later nog eens zag, dacht ik er wel altijd aan, en dan vroeg ik me af of ik het hem nog ooit zou vertellen. Maar nu denk ik van niet. Dat geeft maar onrust. Wat is de zin ervan? Het was mijn fout, mijn verantwoordelijkheid. Een man kan zich wel een beetje proberen in te leven, maar hij kan nooit voelen wat een abortus is. Ik vind het dan ook helemaal de beslissing van de vrouw. De vrouw kan wel de keuze maken of ze de man belangrijk genoeg vindt om hem daarin mee te laten beslissen. Een man heeft geen keuze.

Aan de periode erna heb ik geen duidelijke herinneringen. Ik had het afgesloten. Maar het kwam wel weer terug toen mijn zusje zwanger werd. Met de geboorte van mijn eerste neefje heb ik het heel moeilijk gehad. Nu kan ik daar beter mee omgaan. Maar ik vond het altijd moeilijk om baby’tjes te zien. Ik dacht soms wel: hoe oud zou het nu zijn? Op slechte dagen komt het ook wel terug. En in januari. Die periode waarin het gebeurd is, blijft toch een soort litteken in het jaar. Toen mijn beste vriendin zwanger werd, had ik het er ook moeilijk mee. En als ik ongesteld word. Dan heb ik toch het gevoel: weer een kans voorbij. Maar ik wil het bewust niet te veel laten terugkomen. Dat gevoel wil ik niet toelaten. Daar schiet je niks mee op. Ik heb ook geen schuldgevoel, ik denk niet: nu heb ik iets gedaan wat God niet goedvindt. Maar het werkt door. Zo’n beslissing die je neemt en de gevolgen ervan, dat blijft doorspelen. Het is een markeerpunt in je leven. Als ik alles geweten had, met de kennis die ik nu heb, had ik het niet gedaan. Ja, soms voel ik me wel even schuldig, bijvoorbeeld tegenover die vriendin met een miskraam. Als je zelf die keuze maakt, word je snel veroordeeld. Je moet het leven behouden. Daar is alles op gericht, op het in stand houden van het leven. De techniek stelt ons in staat om dergelijke dingen te doen. Om een zwangerschap die is ontstaan door onoplettendheid, in een jolige bui, nog ongedaan te laten maken. Misschien dat mensen, nu de mogelijkheid van abortus er is, daardoor onvoorzichtiger worden. Maar dat vrouwen er echt lichtzinnig mee omgaan, geloof ik toch ook niet. Ik vind het nog steeds goed dat die keuze voor abortus er is. Maar het moet geen gewoonte worden. Ik geloof niet dat er in zo’n pril stadium al sprake is van een ziel. Misschien komt dat door mijn nuchtere achtergrond als bioloog. Het is na drie weken een klompje cellen. Alles is in de baarmoeder nog in ontwikkeling. Het psychische gebeurt pas in deze wereld. Maar helemaal vergeef je het jezelf nooit. Je houdt toch het gevoel: hoe zou het geweest zijn als. Je kunt het in een laatje stoppen, maar dat laatje blijft er altijd, ook al zou je het kastje op de bodem van de oceaan gooien. Het is een deel van jou. Maar je mag jezelf er niet om veroordelen. Ik heb het gevoel dat ik het verwerkt heb. Maar het blijft een krasje op je ziel. Een krasje dat je voornamelijk jezelf hebt toegebracht. Maar soms worden mensen interessanter door een litteken.’