37

‘Molly! Wacht!’

Ik kijk achterom en zie dat Leo het pakje sigaretten laat vallen en snel de straat oversteekt. Maar er komt een wit busje de hoek om dat te snel rijdt om nog te kunnen stoppen en dat hem de doorgang verspert. Leo verdwijnt erachter uit het zicht. Ik ben weer bij de deur van de kliniek en druk uit alle macht op de knop van de intercom. ‘Laat me er alsjeblieft in,’ smeek ik, terwijl ik totaal overstuur achteromkijk. Ik zie dat hij een auto ontwijkt en slalommend oversteekt. ‘Ik ben Molly Greene, hij komt eraan! Ik moet naar…’

De deur zoemt, ik duw ertegen, en hoor hem ‘Nee!’ gillen – hij rent naar me toe, maar de deur geeft niet mee, het slot zoemt weer vergeefs en nog eens. Waarom gaat hij niet open? Verdómme… omdat je moet trekken…

Ik besef het te laat. Hij grijpt mijn arm vast, ik gil van schrik en hij sleurt me bij de deur weg.

‘Sst!’ sist hij. ‘Ik zal je niets doen! Hou op!’ Hij kijkt naar de deur en voor het eerst merk ik de beveiligingscamera op. ‘Ze houden ons in de gaten. Doe eens rustig.’

Ik kijk hem angstig aan. Hoe had ik kunnen denken dat het Dan was? Ik heb alleen ‘Great Portland Street’ tegen hem gezegd. Voor zover ik weet, is hij misschien wel helemaal niet in Londen. Hij kan overal zijn.

‘Maak geen scène,’ beveelt Leo, die nog steeds mijn arm vasthoudt en me meetrekt.

‘Hoe wist je dat ik hier was?’

‘Ga nu maar bij die deur vandaan.’ Hij trekt me verder de straat op en ik ruk mijn arm los. ‘Hoe wist je dat?’ Ik staar hem aan, er schieten allerlei gedachten door mijn hoofd.

Hij aarzelt.

Ik probeer na te denken. ‘Dat volgprogramma, dat kwam dus van jou, hè?’

Hij lacht spottend, kijkt weg en krabt geërgerd in zijn nek. ‘Waar heb je het over?’

‘Maar ik heb het van mijn telefoon gehaald.’ Ik negeer zijn laat dunkende toon. ‘Ben je…’ Mijn stem daalt tot een wantrouwig gefluister. ‘Ben je me sindsdien gevolgd? De hele tijd dacht ik dat je…’

Hij fronst zijn wenkbrauwen. ‘Je dacht wat?’ snauwt hij. ‘En wat dan nog als ik een oogje in het zeil heb gehouden? Jij hield me verdomme nou niet bepaald op de hoogte, hè? Ik arriveer die woensdag dat ik terugkwam bij je huis om het allemaal te regelen, omdat je nog steeds aarzelt… en dan kom ik erachter dat je het hem al hebt verteld! Het ene moment bel je huilend op met, en ik citeer, “laat me mijn eigen leven leiden”… het volgende moment sta je huilend bij het raam, komt hij terug en hoor ik jullie ruziën! In de dagen erna doen jullie vervolgens de auto weg, jullie gaan alle twee niet naar jullie werk… Prima – denk ik – ze gaan uit elkaar. Eindelijk. Geef haar wat tijd om het allemaal te regelen… maar je belt nog stééds niet. En nog stééds stapt hij niet echt op. Ik bedoel, hoe zit dat verdomme? Hoe denk je dat ik me door dit alles voel?’ Hij doet een stap naar me toe en instinctief deins ik achteruit. ‘Ik heb je ettelijke keren geprobeerd te bellen, maar je nam nooit op.’

‘De telefoon moest ik inleveren. Ik ben ontslagen,’ zeg ik als verdoofd.

‘Ja, daar ben ik uiteindelijk achter gekomen, dankjewel,’ zegt hij geërgerd. ‘Ik heb twee weken zitten wachten tot jij contact met me opneemt en me vertelt wat we gaan doen. Het is niet zo dat ik niet blij was dat je het hem hebt verteld, maar ik werd er helemaal gek van, Molly. Ik kan me werkelijk niet herinneren dat je zo onvoorspelbaar was, je bent echt ontzettend veranderd. Ik heb verantwoordelijkheden! Ik weet dat het niet mijn eigen kinderen zijn, maar Daisy en Millie zijn mijn stiefkinderen, en Kerst mis is héél belangrijk voor ze. Ik had er geen idee van of ik dan thuis zou zijn, of niet. Ik wist helemaal niets! Op kerstavond moest ik Helen vertellen dat ik moest overwerken, zodat ik kon controleren wat je allemaal deed. Op kerstavond! Ze draaide helemaal door. Weet je wel hoe moeilijk het voor me was om weg te komen?’

Ik staar hem met open mond aan. Ik ben totaal verbijsterd en kan mijn oren niet geloven… Trouwens, had hij niet gezegd dat een van zijn dochters Amanda heette?

‘Ik kom bij je huis en dan staat verdomme je voordeur wagenwijd open. Ik was doodsbang, dacht dat hij je iets had aangedaan! Ter controle loop ik het huis door en dan kom je met hem terug alsof alles tussen jullie koek en ei is en zijn jullie weer een blij gezinnetje! Weet je wel wat dat met mij deed? Om jullie twee zo samen te horen?’

Hij lijkt steeds bozer te worden en ik besef intuïtief dat ik me muisstil moet houden.

‘Dan ga ik weer helemaal terug naar huis,’ hij gebaart woest, ‘ben met Kerstmis bij de kinderen… de dag na de kerst rij ik weer helemaal naar je huis, en dan is alles weer anders! Je wordt door Joss en Bec naar je moeder gebracht, hij is nergens te bekennen… Dan bel ik bij je ouders aan, en je vader zegt dat het je op dit moment “niet goed uitkomt”…’ Hij snuift onge lovig. ‘O, echt helemaal geweldig, meneer Baxter, maak je verdómme maar niet druk om míj!… Weet je waar ik vervolgens mijn toevlucht tot nam?’ zegt hij uitdagend, en bang schud ik mijn hoofd.

‘Ik ben verdomme vijfendertig jaar, Molly, en ik ben in de tuin van je ouders geklommen om te proberen bij je slaapkamerraam te komen, zodat ik er wat steentjes tegenaan kon gooien om je aandacht te trekken. Hoor je wel hoe belachelijk dat klinkt? Maar het mooiste is nog dat je vader met een stel woest blaffende honden naar buiten kwam stormen! Ik moest rennen om ervoor te zorgen hij de politie niet ging bellen! Ik weet dat ik van je hou, maar jezus christus, mens!’ schreeuwt hij.

Mijn handen vliegen naar mijn mond.

‘Precies. Begin je het door te krijgen?’ vraagt hij. Hij vat mijn reactie totaal verkeerd op. ‘De afgelopen maand heb ik praktisch hier in Brighton in mijn auto gewoond… allemaal voor jou.’

‘Dus dat was jij?’ Terwijl ik hem aankijk, schieten de tranen in mijn ogen. ‘Dat was jij bij het huis van mijn ouders. Klootzak!’ gil ik. Ik vlieg hem aan en laat een regen van vuisten op hem neerkomen.

Verrast moet hij haastig zijn best doen om mijn armen vast te pakken en hij grijpt me bij mijn polsen.

‘Mijn vader had een aneurysma. Hij is dóód!’ huil ik.

Leo verbleekt. ‘Dat is niet grappig.’

Mijn benen begeven het en bijna trek ik hem mee in mijn val, zodat hij een van mijn polsen los moet laten. ‘Sta op,’ gebiedt hij fluisterend. ‘De mensen kijken. Ga staan!’

‘Weet je wel wat je hebt gedaan?’ Ik trek mijn andere arm los. ‘Rot op!’

Hij slikt bezorgd. ‘Is hij echt dood? Dat spijt me.’

‘Het spíjt je?’ Ik kan nog slechts fluisteren.

‘Maar een aneurysma is er toch gewoon? Dat kan door van alles scheuren.’ Hij haalt geagiteerd zijn vingers door zijn haar. ‘Ik wilde er alleen maar zeker van zijn dat het goed met je ging. Ik probeerde voor je te zorgen.’ Hij doet een stapje naar links, en zet meteen weer een stapje naar rechts. ‘Daar ging het allemaal om. Je hebt iemand nodig die voor je zorgt. We zijn voor elkaar bestemd, Molly. Dat moet je nu toch zeker ook wel inzien?’ Hij bijt bezorgd op zijn lip.

We zijn voor elkaar bestemd? Maar wie was Amanda dan en waarom snuffelde hij rond op die datingsite? Ik besef dat ik gewoon de pechvogel was, dat hij gewoon mijn nummertje had getrokken en dat ik de meest veelbelovende kandidaat was… ik had de deur wagenwijd opengezet en hij was naar binnen geslenterd en had me langzaam maar zeker in zijn netten verstrikt.

‘Je bent gek,’ zeg ik langzaam. ‘Je hebt hulp nodig, Leo. Dit is obsessief, het is…’

‘Nee, nietwaar,’ zegt hij, onmiddellijk weer geïrriteerd. Hij blijft bewegingloos staan en kijkt me aan. ‘Als je niet vindt dat wij voor elkaar zijn bestemd, waarom nam je dan zo onverwachts contact met me op?’

‘Dat deed ik zomaar! Het is een van die stomme dingen die een mens doet!’

Hij wordt rood van woede. ‘Niets gebeurt zomaar. Elke actie geeft een reactie. Alles gebeurt om een reden.’ Ik weet niet of hij dat echt gelooft, of dat hij zichzelf dat alleen maar probeert wijs te maken.

‘Het spijt me.’ Ik besef dat ik hem alleen maar bozer maak. ‘Ik had dat nooit moeten doen. Het spijt me als ik een verkeerde indruk heb gewekt, maar ik wil geen relatie met je, Leo! Ik ben alles kwijt, maar ik wil je nog steeds niet, begrijp dat dan!’

Hij lijkt me niet te horen. ‘Over acties gesproken, ik neem aan dat je het hebt laten doen?’ Hij knikt naar de kliniek achter zich. ‘Heb je het laten weghalen?’

Mijn adem stokt.

‘Ik heb het adres gegoogeld,’ zegt hij, ‘toen ik je naar binnen zag gaan. Ik weet waarvoor je hier kwam. Heb je het laten weghalen? Ze wilden het me niet vertellen… maar wel verstandig. Dat zou, op z’n zachtst gezegd, een onnodige complicatie zijn geweest. Je kunt niet veel lol maken met een kind op sleeptouw, zoals je heel terecht in dat hotel tegen me zei. Vooral als dat kind,’ concludeert hij bijtend, ‘van iemand anders is.’

En door die woorden meen ik opeens een uitweg te zien. In een fractie van een seconde komt het bij me op en ik grijp die kans aan.

‘Waarom denk je dat het niet van jou is?’ zeg ik vlug, en ik doe een stap achteruit. ‘En waarom denk je dat ik het heb “laten weghalen”?’ Een kind is wel het laatste wat hij wil. Dat weet ik zeker.

‘O?’ zegt hij op gevaarlijke toon. ‘Het is dus van mij?’

‘Dat klopt, ja,’ zeg ik vastberaden. ‘En weet je wat, Leo? Zoals ik al zei, ik heb niets meer te verliezen, en toch wil ik je niet.’ Ik zwijg een moment en probeer snel na te denken… ‘Als je niet zweert dat je me nooit meer onder ogen zult komen, als je niet onmiddellijk vertrekt, dan zal ik je vinden. Ik vertel Helen van de baby, zodat jij ook alles kwijtraakt. Dan heb jij ook niets meer.’

Terwijl hij me zwijgend aankijkt, spant een spier zich woedend in zijn kaak. Probeert hij te bepalen of ik het meen of niet? Nou, het is me ernst.

‘Van wat jij me in het hotel hebt verteld, meen ik me te herinneren dat het Helen lukt om het volle pond uit haar exen te halen… en dat doet ze goed.’

‘Dus het kind is zeker weten van mij?’ zegt hij met fonkelende ogen. Hij lijkt niet gehoord te hebben wat ik zojuist allemaal zei. ‘Ben je daar echt héél zeker van?’ Zijn stem wordt luider. Dat brengt me heel even van de wijs. ‘Ja, natuurlijk!’ zeg ik dapperder dan ik me voel.

‘Nou, dat – is – dan – héél – interessant.’ Hij doet alsof hij diep over een lastig probleem nadenkt, terwijl het duidelijk is dat hij zijn woede maar nauwelijks kan onderdrukken. ‘Ik vraag me af hoe dat kon gebeuren, aangezien het vijf jaar geleden is dat we voor het laatst seks hebben gehad.’

De wereld staat stil.

Ik zie zijn borst op en neer gaan, zo zwaar hijgt hij. Zijn gezicht is rood geworden, maar hij kijkt heel triomfantelijk. Ik zie dat hij denkt dat hij veel slimmer is dan de rest van de wereld. In al zijn arrogantie kan hij zich alleen nog maar afvragen waar ik het lef vandaan haal om te proberen hem te overtroeven.

‘Maar in het hotel…’ Het voelt alsof ik in een gigadraaikolk wordt gezogen. Ik zag de verpakking, we praatten erover aan de telefoon…

O, mijn god… kan ik me er daarom niets meer van her inneren? Omdat er in feite niets is gebeurd?

‘Je hebt het verzonnen,’ fluister ik. ‘Je hebt het allemaal uit je duim gezogen…’

‘Een beetje vent vrijt toch niet met een vrouw die bewusteloos is?’ spuugt hij terug, mijn vraag ontwijkend.

Een beetje vent? Ik denk aan mijn bezoek aan de dokter, aan de morning-afterpil, de soa-poli, de altijd aanwezige angst, de tranen, Dan die Pearce tegen de grond sloeg op het bedrijfsfeestje, mijn ontslag, Dans gezicht op het parkeerterrein toen hij ‘wie is het?’ schreeuw de, en aan mijn vader! Dat had allemaal niet hoeven gebeuren. Niets van dat alles.

‘Je chanteerde me met iets wat niet is gebeurd?’ Ik kan het niet bevatten. ‘Waarom?’

Hij haalt slechts zijn schouders op. ‘Je ging zo over de rooie, deed alsof we elkaar nooit meer zouden zien. Ik moest tijd rekken. Dat is geen chantage.’

Hij is echt stapelgek. En opeens slaat de twijfel toe. Misschien was hij het wel die ervoor heeft gezorgd dat ik bewusteloos raakte in het hotel. ‘Heb je me iets gegeven? Iets waardoor ik het bewustzijn verloor?’

Hij schiet in de lach, kijkt me uitdrukkingsloos aan en haalt zijn schouders op, in de trant van misschien wel, misschien niet, maar hij neemt niet de moeite te antwoorden.

‘Je had het allemaal uitgedacht. Je liet me geloven dat we gevreeën hadden… dat is emotionele chantage!’ Ik kan de woorden maar nauwelijks uitspreken. ‘Heb je enig idee hoe ernstig dat is? Ik zou naar de politie moeten gaan!’

‘De politie!’ zegt hij spottend. ‘Waar heb je het over? Voor de laatste keer, het was geen chantage!’

‘Ik heb je sms’jes nog,’ lieg ik snel. ‘Allemaal. De dokter naar wie ik de volgende dag ging? Het staat allemaal genoteerd. Ik heb bewijs in overvloed.’

‘Het zou jouw woord tegen het mijne zijn.’ Maar hij klinkt iets minder zelfverzekerd nu.

‘En dan ben je me ook nog gevolgd. Ergens zul je op camera staan. Zoals je zo te zien op dit moment door die camera wordt opgenomen.’ Ik wijs omhoog. De camera staat nu op ons gericht en houdt ons nauwlettend in de gaten. Dan stel ik hem de vraag: ‘Hoe kon je me dit aandoen?’ Ik ben verbijsterd. Ik ken deze man helemaal niet meer.

Terwijl hij aarzelt, klinkt er verderop in de straat gepiep van banden. We kijken allebei in de richting van waar het geluid vandaan komt. De deur van een zwarte taxi vliegt open en Dan, die zo te zien recht van zijn werk komt, springt eruit. Hij steekt iets door het raampje van de chauffeur en kijkt dan koortsachtig om zich heen. Hij ziet me en schreeuwt ‘Molly!’ Hij is naar me toe gekomen, louter en alleen omdat ik hem belde en hem nodig had.

‘Shit!’ hoor ik Leo mompelen, waarop ik me omdraai en naar hem kijk. Hij staart naar Dan die naar ons toe komt rennen. Vervolgens kijkt hij mij aan. Zijn uitdrukking wordt plotseling nietszeggend, zijn gezicht helemaal blanco. Hij doet een stap in mijn richting en ik zie dat hij zijn hand in zijn zak steekt, maar dan schrikken we allebei als plotseling een luide sirene klinkt. Er komt een politieauto de straat in, die met gierende motor op ons afkomt. Dan stopt de auto plotseling, de deuren gaan open, twee mannen in uniform springen eruit en rennen regelrecht naar Leo. Het gebeurt allemaal in een flits. ‘Meneer, ik moet u vragen wie u bent,’ zegt een van hen. ‘Mag ik uw legitimatie zien?’

Dan duikt naast me op en neemt me in zijn armen. Hij tilt me daarbij bijna helemaal van de grond. ‘Godzijdank! Je mankeert niets!’ Hij lijkt ziek van opluchting. ‘Ik dacht dat je gewond was… ik moest gewoon naar je toe. O, godzijdank.’ Hij klemt me weer stevig vast. ‘Ik heb je nog nooit zo horen huilen… het was afschuwelijk. Wat is er aan de hand?’ vraagt hij dan bezorgd. ‘Wie is die man,’ hij knikt naar Leo, ‘en wat doet de politie hier?’

‘Ben ik verplicht mijn naam te geven?’ vraagt Leo, die van Dan naar mij kijkt. Ik denk dat hij stilzwijgend mijn reeds vervallen aanbod probeert te accepteren. Ik kan gewoon niet geloven wat hij heeft gedaan, het dringt maar nauwelijks tot me door, de gruwelijkheid van dit alles.

De agent fronst zijn wenkbrauwen. ‘Kunt u alstublieft vertellen wat u hier doet?’

‘Ik…’ Leo ademt krampachtig uit. ‘Ik zag dat deze vrouw,’ hij gebaart naar mij, ‘moeilijkheden had op straat. Ik ging naar haar toe om te vragen of alles wel goed met haar ging en toen viel ze flauw.’ Hij kijkt me aan en wacht. Ik ben te verdoofd om iets te zeggen.

‘Oké,’ zegt de agent, en hij kijkt naar de beveiligingscamera van de kliniek. Volgens mij gaat hij me zo vragen of dat allemaal klopt, maar dan richt hij zich weer tot Leo. ‘Meneer, wilt u alstublieft uw zakken leegmaken?’

Leo zegt niets, maar hij kijkt me strak aan – hij knippert niet één keer – terwijl hij zijn portemonnee pakt, zijn telefoon en een vreemd uitziend stukje plastic.

Dan trekt me weer beschermend tegen zich aan, hoewel ik niet begrijp waarom. Ik kan zijn hart voelen bonzen.

Is er echt niets gebeurd? Durf ik dat wel te geloven? Leo heeft me misschien wel gedrogeerd. Zal ik ooit weten wat er werkelijk in die hotelkamer is gebeurd?

De andere agent is al naar voren gekomen en hij pakt Leo het stukje plastic af, waarop ik de eerste hoor zeggen: ‘Meneer, ik arresteer u voor verboden wapenbezit. U bent niet verplicht te antwoorden, maar het kan uw verdediging schaden als u tijdens het verhoor iets verzwijgt, waarop u zich later in de rechtszaal mogelijk beroept. Alles wat u zegt kan tegen u gebruikt worden. Begrijpt u dat?’

Leo zegt niets. Ze lopen nu met hem naar de politieauto.

‘Dan?’ Ik snap er helemaal niets van en ik begrijp echt niet wat hier allemaal gebeurt. ‘Het was maar een stukje plastic.’

‘Molly, het was een stiletto. Je drukt op een knop en dan springt het lemmet eruit.’

Vol afschuw draai ik me razendsnel om en ik zie dat het portier achter Leo wordt dichtgeslagen.

Had hij een mes bij zich? Hij wist dat ik zwanger was en toch had hij een mes bij zich?

Mijn ex… die bijna mijn man was geworden?

Dan is duidelijk geschrokken. ‘Verdomme!’ Hij houdt me nog altijd vast en ik denk niet dat hij me nog los gaat laten. ‘Hij kwam gewoon op je af?’

Ik slik en word licht in mijn hoofd. ‘Dan… ik moet je het een en ander vertellen…’

Even kijkt hij bijna net zo paniekerig als ik me voel, maar dan lijkt hij zich te vermannen. ‘Is het goed of slecht nieuws?’ vraagt hij dapper.

Ik weet niet precies wat ik daarop moet antwoorden. ‘Er zit heel goed nieuws bij en… ook minder goed nieuws,’ wat een enorm understatement is. Ik ben zwanger. En ik raakte zwanger, denk ik, omdat ik me schuldig voelde over iets wat ik nooit heb gedaan, maar ik weet nu dat ik het om alle goede redenen heel graag wil… Leo is in feite de oorzaak dat ik nu zwanger ben. Ik had geen affaire… mijn vader… ‘Ik weet niet zeker waar ik moet beginnen,’ mijn stem begint te trillen, ‘er is zoveel te vertellen.’ En terwijl ik hem aankijk, voel ik me ongelooflijk bang worden, ik kan er niets aan doen. Ik wil hem nooit meer kwijtraken. Zal hij me geloven? Wil hij me – ons – nog steeds?

Maar hij pakt mijn hand en houdt die heel stevig vast. ‘Nou, ik ga nergens heen. Waarom beginnen we niet gewoon bij het begin?’