7

Ik zet de auto in een hogere versnelling en kijk op de klok. De kans is groot dat ik niet op tijd in Windsor ben voor het overleg. Het is chaos op de weg. Alles is kletsnat… met zulk weer vind ik autorijden vreselijk.

Naar mijn gevoel had ik vijf minuten geslapen toen Dan vanochtend het grote licht aan deed. Ik draaide me om en zag dat hij zich had gedoucht en met een handdoek om in de hangkast naar een overhemd zocht voordat hij de kamer weer uit beende.

Daarmee gaf hij aan dat hij nog steeds kwaad was, hoewel hij dat al min of meer had laten blijken door de hele nacht op de slaapbank te slapen. Alleen iemand die niet goed snik was, zou dat uit vrije wil doen. Er zat een bobbel in het midden waardoor je het idee kreeg dat je op de rug van een kameel sliep.

Toen ik twintig minuten later aangekleed en wel beneden kwam, lagen zijn portemonnee, sleutels en telefoon al klaar en stond hij net zijn ontbijtbordje af te spoelen.

‘Zal ik je even op het station afzetten?’ bood ik behulpzaam aan.

‘Nee, dank je.’ Hij griste zijn jasje van een van de keukenkrukken, trok het aan, pakte zijn spullen en liep met grote passen de woonkamer in. Ik liep achter hem aan.

‘Je weet dat ik vandaag weg ben en vanavond niet thuiskom?’ bracht ik hem aarzelend in herinnering.

‘Ja.’ Hij zocht in de kast onder de trap naar zijn jas.

Ik haalde diep adem. ‘Dan, over gisteravond…’

‘Ik heb geen tijd om daar nu met je over te praten,’ zei hij kortaf met zijn rug naar me toe. ‘Ik ben laat, ik ben moe en mijn rug is gebroken. Ik heb vannacht nauwelijks een oog dichtgedaan.’

Hij zou het me niet gemakkelijk maken. Ik zuchtte.

‘Wat is er?’ Hij kwam weer tevoorschijn, keek me uitdagend aan, trok zijn jas aan en liep toen naar de voordeur. ‘Ik heb echt geen tijd. Maar fijn dat je je excuses hebt aangeboden.’ Hij rukte de deur open. ‘O nee, dat heb je niet gedaan, hè?’ Toen vertrok hij met veel kabaal.

Geprikkeld schakel ik opnieuw. Ik bedoel maar, goed, ik zat fout, dat weet ik best. Ik had dat niet moeten zeggen, maar het gaat toch ook niet alleen om hem en om wat hij wil? Heb ik niets in te brengen? We zitten met ons tweeën in deze relatie en de volgende stap moeten we beslist samen zetten, of anders hele maal niet. En wat al die anderen betreft die zich ermee bemoeien… Ik heb nog niet eens de kans gekregen om te bedenken wat ík er zelf van vind! Het is alsof iemand anders het gaspedaal intrapt: alles is volkomen stuurloos en in een stroomversnelling geraakt.

Maar nee, zo moet ik niet denken, want dan word ik weer boos. Het positieve is echter – er is altijd een positieve kant – dat ik het aantal keren dat we echt ruzie hebben gehad op de vingers van een hand kan tellen. En dat is volgens mij vrij goed voor vier jaar, met onder andere een verhuizing en het regelen van een bruiloft. We komen er wel uit, dat weet ik gew…

Op dat moment gaat in mijn tas mijn telefoon. Ik pak het toestel en kijk snel op het schermpje: het is Dan. Ik raak vertederd. ‘Hallo!’ zeg ik snel. ‘Wacht even, dan zet ik hem op handsfree.’ Ik rommel wat. ‘Sorry, hoor…’ begin ik, maar voor ik kan uitleggen dat ik hem al eerder had willen bellen, onderbreekt hij me kortaf.

‘Hoe laat worden de boodschappen vanavond gebracht? Dat was ik nog vergeten te vragen.’ Geen spoortje verontschuldiging in zijn stem, omdat hij vanochtend zo hard de deur dichtsloeg. Hij klinkt nu zelfs nog bozer.

O nee. Ik ben vergeten de boodschappen te bestellen.

Er volgt een lange stilte.

‘Je hebt het niet gedaan, hè?’ vraagt hij wantrouwig. ‘Ik heb het je maandag toch gevraagd?’

‘Ik kan niet alles doen!’ roep ik uit. ‘Ik had toen net migraine gehad!’

‘Dus er is wéér niets te eten. En jij hebt de auto. Ik heb nog aangeboden om het te doen!’

‘Dan… het zijn maar boodschappen! Ik probeer auto te rijden!’

‘Mooi,’ snauwt hij, ‘ik heb trouwens geen zin om met je praten als je zo begint.’ En dan verbreekt hij zomaar de verbinding.

Mijn adem stokt en ik staar woedend naar de telefoon. Het enige geluid komt van de heen en weer zwiepende ruitenwissers. Heeft hij dat echt gedaan? Het is het enige wat me gegarandeerd binnen drie seconden razend maakt en dat weet hij. Kennelijk bedenkt hij zich, want de telefoon gaat bijna onmiddellijk weer over.

Ik neem op met: ‘Hang nooit meer zomaar op!’

‘Mmm, okééé. Ik weet dat het een tijdje geleden is, maar… het klinkt me wel heel vertrouwd in de oren…’ Ik hoor een lachje. ‘Dat is toch niet wat je me al die tijd hebt willen vertellen, hè?’

Ik rijd bijna van de weg als ik besef wie ik aan de lijn heb.

‘Molls? Ben je er nog? Ik ben het, Leo.’