8
Ik weet niet wat ik moet zeggen. Zijn stem klinkt nog precies hetzelfde. Een tikje afgebeten en geamuseerd.
‘Ik dacht, ik bel maar in plaats van berichtjes heen en weer te sturen.’ Hij praat gemakkelijk, alsof het niet jaren geleden is dat we elkaar voor het laatst hebben gesproken. ‘Ik bedacht dat je waarschijnlijk nog steeds hetzelfde nummer had.’
‘Het verbaast me dat je dat nog weet,’ zeg ik naar waarheid, hoewel het klinkt alsof ik zit te vissen.
Hij schiet in de lach. ‘O, ik ken het uit mijn hoofd.’ Hij dreunt het vloeiend op. ‘Zie je wel?’
Er volgt een stilte. Eigenlijk weet ik niet wat ik moet zeggen.
‘En wie had er zomaar opgehangen?’ vraagt hij. ‘Of mag ik dat niet vragen?’
‘Dat lijkt me wel verstandiger.’
‘Wil je erover praten?’ vraagt hij dan.
Op dat moment roep ik mezelf tot de orde en besef ik wat een bizar gesprek we eigenlijk aan het voeren zijn. Maar het is Leo… die trekt zich meestal niets van de gewone omgangsregels aan.
‘Niet echt, maar bedankt,’ zeg ik luchtig.
‘Prima hoor,’ zegt hij nog steeds opgewekt. ‘Ik vroeg het alleen uit beleefdheid. Eigenlijk kan het me niets schelen. Schikt het trouwens? Het klinkt alsof je onderweg bent.’
‘Ik ben onderweg naar een verkoopoverleg in Windsor.’
‘Dat klinkt leuk…’
‘Maar dat is het niet.’ Ik kan een glimlach niet onderdrukken.
‘Nou, ik weet niet, hoor,’ zegt hij achteloos. ‘Wat zou iemand zich nog meer kunnen wensen dan een zakelijke bespreking in Windsor? Dus je werkt nog steeds bij… uh…’
‘MediComma,’ maak ik zijn zin af. ‘Ik ben bang van wel.’
‘Daar is niets mis mee,’ zegt hij. ‘Een goede baan is tegenwoordig iets om trots op te zijn. Maar mag ik vragen… waarom in Windsor?’
‘Geen idee. Waarschijnlijk hebben ze een goede deal gesloten met een hotel daar.’ Ik geef gas om de auto voor me in te halen, terwijl ik afwezig in mijn spiegels kijk. ‘Hou jij je daar nog steeds mee bezig?’
‘Met rondhangen in hotels?’ antwoordt hij schalks. ‘Nou, bedankt.’
‘Nee!’ corrigeer ik hem snel. ‘Bedrijfsevenementen.’
‘Dat klopt, ja. En in welk luxe logement hebben ze je gedumpt?’
Ik vertel het hem en hij houdt hoorbaar zijn adem in. ‘Dat is niet zo best.’
‘Meen je dat nou?’ vraag ik ontzet, terwijl ik weer op de middelste baan ga rijden. ‘Is het een krot?’
‘Nee, grapje… het is een prima hotel. Het heeft een…’
‘Heb je een momentje, Leo?’ onderbreek ik hem als ik zie dat het verkeer voor me hard afremt en ik me een ogenblik moet concentreren.
‘Oké, sorry,’ zeg ik, terwijl we helemaal stil komen te staan en ik mijn auto in de eerste versnelling zet. Maar het blijft stil. ‘Leo? Hallo? Ben je er nog? Leo?’
‘Ik wacht alleen maar tot je zover bent,’ zegt hij zalvend.
Ik steek mijn tong uit naar de telefoon. Ik was helemaal vergeten dat hij het vreselijk vindt om onderbroken te worden.
Maar misschien is hij nu inderdaad gewoon beleefd, want hij begint weer opgewekt te praten: ‘Vertel eens, heb je nog nieuws? Hoe is het met de lieftallige Bec en Joss? Gaat het goed met ze?’
De auto voor me trekt opeens snel op, zodat er een groot gat ontstaat, terwijl het verkeer nog steeds langzaam rijdt – iemand heeft duidelijk haast. Ik trek ook op, terwijl de telefoonontvangst slechter begint te worden. Als ik naar de handset kijk, zie ik dat het handsfreekabeltje los begint te raken.
‘Hoewel Joss er een hekel aan heeft om zo genoemd te worden, vooral door mij,’ zegt Leo droog. ‘Wat natuurlijk volkomen terecht is.’
Ik stop het kabeltje er weer in. ‘Nou, ter verdediging, ze…’ Ik kijk op. ‘Shít!’
De BMW voor me staat nu helemaal stil, terwijl ik eropaf rijd. Ik trap op de rem, maar de weg is zo nat dat ik gewoon doorglijd. De kofferbak van de BMW komt zo snel dichterbij dat ik enkele seconden later de verrassend harde klap niet kan voorkomen. Mijn hoofd klapt achterover tegen de hoofdsteun. ‘O verdomme!’ hijg ik, terwijl ik mijn waarschuwingslichten probeer te vinden.
‘Molly?’ zegt Leo scherp. ‘Wat gebeurt er? Ben je…?’
De waarschuwingslichten van de BMW gaan aan en ik zie het rechterportier opengaan…
‘Ik ben net tegen een auto gebotst,’ zeg ik geschrokken en ik verbreek de verbinding als een zeer boos kijkende jonge vrouw naar me toe komt lopen.
Ze slingert me een paar vervelende opmerkingen naar het hoofd en wordt zelfs nog beledigender als we eenmaal op de vluchtstrook staan en andere automobilisten afremmen om vrolijk het schouwspel op te nemen. Ze doet veel onaardiger dan nodig is. Ik weet dat ze het gelijk aan haar kant heeft en probeer uit te leggen dat ik degene ben met de verkreukelde bumper en de beschadigde richtingaanwijzer, maar ze wil er niets van horen. Het komt ten slotte zover dat ik terug begin te schreeuwen, waarop ze me minachtend aankijkt en neerbuigend zegt: ‘Oké, je hebt op dit moment duidelijk veel last van je hormonen. Neem mijn gegevens maar op en regel de zaak.’
Ik krijg zelfs de kans niet om een vernietigende opmerking te bedenken, want ze gooit haar haar naar achteren en draait zich met een ruk om. Dan springt ze weer in haar volkomen onbeschadigde auto en scheurt weg.
Ik stap ook weer in en blijf een minuut ongelovig zitten. Dan gaat opnieuw de telefoon. Een onbekend nummer. Ik neem automatisch op. ‘Met Molly Greene. Waarmee kan ik u van dienst zijn?’ Ik vind zelf ook dat mijn stem vreemd klinkt.
‘Molly? Met mij. Wat is er verdomme gebeurd? Je bent toch niet gewond?’ Ik kan de verwarring en bezorgdheid in Leo’s stem horen.
‘Ik mankeer niets,’ fluister ik. ‘Het was gewoon een stom botsinkje.’ Maar mijn stem trilt aan het einde van de zin.
‘Zo klinkt het niet,’ zegt hij weifelend.
Of het nu door de botsing komt, door mijn ruzie met Dan, door dit onwerkelijke gesprek met Leo, door de schok, of door de frustratie om dat schreeuwende, stompzinnige mens – wat de oorzaak ook is, ik barst in tranen uit.
‘Molly?’ klinkt het ongelovig, ‘húíl je?’
‘Het spijt me…’ Ik voel me ontzettend stom. ‘Leo, ik moet verder.’ Ik hang snel op.
Wat een intens waardeloze – en ongelooflijk surrealistische – ochtend begint dit te worden. Ik staar naar de telefoon. Hij denkt vast dat ik volslagen gek ben geworden. Ik stuur hem totaal onverwachts een bericht en als hij belt, hang ik zomaar op. Ik huiver even beschaamd en druk dan vlug een sneltoets in, zodat ik verder niet hoef na te denken. Een mannenstem neemt op met een zakelijk ‘hallo’.
‘Hallo, met mij.’ Ik haal diep adem; dit is echt een van de aller ergste woensdagen ooit. ‘Ik heb net een ongelukje gehad…’
‘Molly moet een slokje extra hebben na de dag die ze achter de rug heeft.’ Pearce schenkt nog wat wijn bij. ‘Het belangrijkste is dat je niets hebt.’
‘Kun je dat ook tegen Dan zeggen?’ vraag ik. ‘Ik kreeg van hem op mijn donder omdat ik niet goed opgelet had.’
Pearce haalt zijn schouders op. ‘Waarschijnlijk was hij alleen maar bezorgd om je. Proost allemaal.’
We heffen allemaal het glas.
‘Even voor de zekerheid,’ zegt Kirk aarzelend. Hij is onze nieuwste aanwinst, die nog helemaal onder aan de ladder staat. Hij heeft zijn benen te ver uit elkaar en strijkt de broekspijpen van zijn Topman-pak glad. ‘Officieel zit de werkdag er toch op? Wat we verder ook uitspoken, dat heeft geen invloed op onze baan om het zo maar eens te zeggen, hè?’
Pearce leunt achterover in zijn stoel en grijnst ondeugend. ‘Dat klopt. Je mag je rustig bezatten en misdragen, Kirk, dat doet iedereen. Sandra heeft al twee mensen stiekem naar boven zien gaan, die dat niet horen te doen.’
Een veelbetekenend lachje speelt om de mooie, glanzende lippen van mijn collega als ze haar glas oppakt. ‘Ik neem aan dat dit je eerste verkoopoverleg is, Kirk?’ zegt ze en ze neemt onschuldig een slokje. ‘Hier geldt dat alles wat buiten het werk om gebeurt privé blijft, als je snapt wat ik bedoel.’
Wij zien allemaal hoe Kirk onder haar Medusa-achtige blik wankelt. ‘Ja,’ mompelt hij. Hij trekt zijn das los, pakt zijn bier en vraagt zich duidelijk af hoe hij haar tussen de lakens krijgt. ‘Natuurlijk.’
Sandra lacht gemeen en knippert naar hem met haar lange wimpers. Ze weet precies welke uitwerking dat op hem zal hebben. Het is alsof je onder water een snoek ziet, terwijl daarboven een hulpeloos jong eendje zwemt. Ik wil hem net gaan redden als mijn telefoon trilt. Een sms’je van Dan.
Ik zucht. Daarom kreeg ik dus op mijn donder. Ik sms terug.
Sandra besluit om Kirk nog wat te plagen en draait zich voor een maximaal schokeffect helemaal naar hem om. ‘Dus dit is de eerste keer dat je…’ ze slaat haar benen opnieuw over elkaar alsof ze Sharon Stone in eigen persoon is ‘… buiten mag spelen?’ De drie mannen schuiven heen en weer op hun stoel. Kirk knikt. Zijn haar lijkt op een jong egeltje met gel in de stekeltjes.
‘Leuk,’ mompelt ze op zwoele toon, maar dan richt ze zich tot zijn zichtbare teleurstelling tot Andy. ‘Hoe ziet je kamer eruit, Andy? Gezellig?’
Andy neemt een te grote slok whisky. ‘Heel gezellig, ja,’ zegt hij en hij verpest dan zijn onverstoorbaarheid door hevig te gaan hoesten. ‘Als je zin hebt, mag je gerust even langskomen om lekker op mijn bed te wippen.’
Pearce snuift geamuseerd in zijn glas. Ze zijn nog erger dan een stel loopse honden.
Kirk lijkt zich ineens te herinneren dat ik er ook nog ben. ‘Jij bent toch getrouwd?’ zegt hij terwijl hij me toeknikt.
‘Ik denk het wel.’ Ik kijk mistroostig naar mijn zwijgende telefoon.
‘Juist,’ zegt Kirk ongeïnteresseerd. Een stuk losser geworden door de alcohol richt hij zich nu tot de anderen. ‘Dus wij zullen vanavond met ons vieren de tent op stelten moeten zetten?’
‘De tent op stelten zetten?’ Pearce schiet in de lach, terwijl hij de danszaal van het hotel rondkijkt. ‘Als jij het zegt, vriend. Ik neem aan dat je het leuk vindt om artsenbezoeker te zijn? Maar hoor je er wel in alle opzichten bij?’
Hij begint Kirk pesterig te ondervragen, terwijl Andy nog wat te drinken haalt. Ik nip van mijn wodka, met zorg uitgekozen omdat ik al genoeg wijn heb gedronken en bij de volgende slok alcohol krimpt mijn maag meteen ineen. We hebben de hele dag maar weinig te eten gehad.
‘De volgende vraag, Kirk.’ Pearce kijkt geamuseerd; hij is goed op dreef. ‘De baas belt en je weet dat je op je flikker zult krijgen, want je hebt je maandelijkse omzet niet gehaald. Erger nog, je hebt je laatste afspraak afgezegd, omdat je geen zin had om helemaal naar Chatham te rijden, dus je zit al met een kopje thee en je benen op tafel naar Countdown te kijken. Wat doe je? A. Je negeert de telefoon en laat hem naar je voicemail doorschakelen, terwijl jij naar buiten rent en in de auto stapt. Je start en belt direct terug met de mededeling dat je halverwege de volgende afspraak zit, maar slecht bereik hebt, of B. Je neemt op en zegt dat je thuis met papierwerk bezig bent, omdat de arts jóú heeft afgezegd.’
Kirk denkt na. Hij zegt ietwat onduidelijk ‘B’, en neemt nog een fikse slok rum-cola.
Mijn telefoon gaat weer. Dan misschien?
Maar nee. Ik heb twee sms’jes, eentje van Abi om me aan de babyshower van Rose te herinneren op zaterdag de eenentwintigste in Londen, en de ander is van Joss, die zich meldt. Ik sms Joss dat ik werkoverleg heb en haar morgenavond als ik terugben wel zal bellen.
‘… en ons antwoordenoverzicht zegt… o jee! Het juiste antwoord is A. Artsen nemen nooit de moeite om een afspraak af te zeggen, omdat ze ons maar gepeupel vinden, dus hij weet dat je liegt. Doe in geval van twijfel altijd alsof je onderweg bent; dat lijkt proactief en je kunt hem wegdrukken als je geen antwoord meer weet op de vragen over je lage omzet. Slecht bereik, weet je wel. Laten we het nog een keer proberen,’ vervolgt Pearce. ‘Je hebt een zware nacht gehad en je voelt je belabberd. Ongeveer zoals je je morgen zult voelen.’ Hij kijkt naar Kirk, die net zijn glas leegdrinkt. ‘Je stinkt naar drank en je kunt geen behoorlijke zin formuleren, maar je kunt je niet weer een dag ziek melden. Wat doe je? A. Je neemt een kop sterke koffie, gaat naar je ochtend-afspraken in de verschillende ziekenhuizen, maar zegt de middagafspraken af. B. Je zegt alle afspraken af, maar gaat wel naar de ziekenhuizen en slaapt in de auto op het parkeerterrein…’
Kirk kijkt totaal verbijsterd, maar wij grijnzen allemaal.
‘…of C. Elke keer als de telefoon gaat, neem je met een schorre stem op en zeg je dat je thuis met griep in bed ligt.’
‘C?’ raadt Kirk. ‘Want een dokter zou weten dat ik een kater heb en me rapporteren?’
‘Het is B,’ onderbreekt Andy hem. ‘Zo heb je de parkeerbonnetjes die bewijzen dat je bij de ziekenhuizen was – die krijg je als onkosten vergoed – maar je hoeft niet naar de afspraak zelf te gaan.’
Kirk kijkt diep teleurgesteld. Mijn telefoon trilt weer. ‘Iemand is populair,’ merkt Pearce op en Sandra’s ogen vernauwen zich. Dit keer is het Dan wel.
Dan, ik heb gezegd dat het me speet! Ik haal diep adem en denk aan wat mijn moeder altijd zei over kwaad worden en mezelf verdedigen en waarom dat niet werkte.
Zo, dat is beter. Rustig en volwassen.
Hij sms’t onmiddellijk terug.
Pardon? Ik deed juist aardig! Hopelijk een beter humeur als je thuiskomt? Meent hij dat nou? Ik heb vandaag een auto-ongeluk gehad! Weliswaar nauwelijks de moeite waard, maar toch! Ik pak mijn glas en neem beledigd een flinke slok.
‘Helemaal correct, meneer!’ Pearce houdt triomfantelijk zijn hand omhoog voor Kirk. Ik heb een vraag gemist, maar Sandra reageert onmiddellijk. Het lukt haar op een of andere manier om van een high five iets seksueels te maken. Ze heeft duidelijk een keuze gemaakt. ‘Zullen we nog iets te drinken halen?’ mompelt ze, terwijl ze hem verleidelijk aankijkt. ‘Nog iemand iets?’ Ze staat op en wiebelt naar de bar, terwijl ze heel goed weet dat niet alleen de mannen aan ons tafeltje naar haar kijken. Bijna alle mannen in de zaal volgen haar opgewonden met open mond.
‘Sjonge,’ hijgt Kirk bijna.
‘Waarom ga je niet vragen of je haar mag trakteren,’ zegt Pearce sluw.
Kirk staart naar Sandra’s bekoorlijke achterwerk in het strakke kokerrokje. ‘Verdomme. Weet je wat? Dat doe ik. Bedankt, kerel.’ Hij staat op, pakt zijn portemonnee, haalt diep adem en loopt onvast achter haar aan.
‘Ik weet dat dat gemeen was,’ gniffelt Pearce, ‘aangezien de drankjes gratis zijn. Maar het is leuk om hem met zijn bankpas te zien zwaaien alsof het een creditcard is. Jij nog een?’ Hij staat op.
‘Ja,’ zeg ik vastberaden. Hopelijk een beter humeur als je thuiskomt? Ongehoord gewoon. ‘Graag. Ik ben zo terug.’ Ik ga staan. ‘Even naar de wc.’
‘Ik denk dat ik Sandra maar ga redden,’ zegt Andy terloops.
‘O ja? Zo komen de roddels in de wereld.’ Pearce trekt een wenkbrauw op.
‘Ik hoop het, makker,’ zegt Andy. Hij strompelt weg, terwijl ik me tussen de tafel en de stoelen begin door te wringen.
‘Hé Moll?’
Ik kijk op, Pearce is weer ernstig. Zijn eerdere vrolijkheid is helemaal verdwenen. ‘Is alles in orde met je?’
Ik knik, en forceer een brede glimlach. ‘Ja, prima. Kun je een oogje op mijn tas houden?’
Voordat hij iets kan zeggen, loop ik al wankelend naar de lounge, met het gevoel dat hij me bezorgd nakijkt. Hij is zo lief… hij wordt vast een hartenbreker als hij volwassen is. Ik snap wel waarom zoveel van mijn vrouwelijke collega’s al voor hem zijn gevallen… Hopelijk een beter humeur als je thuiskomt … Ik kan niet geloven dat Dan echt het lef heeft gehad om dat te sms’en. Ik kijk naar mijn voeten, zet geconcentreerd de ene voet voor de andere, maar dat betekent jammer genoeg dat ik er na de hoek in slaag hard tegen iemand op te botsen.
‘O, neem me niet kwalijk!’ zeg ik automatisch.
‘Helemaal niet. Ik heb je overal gezocht.’
Ik kijk op, en als ik zie wie het is, snak ik naar adem.