22

‘Echt wel!’ zeg ik door de telefoon. Ik ben bijna in tranen, zo gefrustreerd en bang ben ik, om nog maar te zwijgen over het feit dat ik totaal uitgeput ben omdat ik de afgelopen nacht nauwelijks heb geslapen. ‘Je bedreigde me!’

‘Niet waar!’ houdt Leo vol. ‘Ik hou van je! Waarom zou ik uitgerekend jóú bedreigen? Ik bedoelde dat ik dit allemaal zo gemakkelijk mogelijk voor je zal maken. Het is lastig om in een sms’je de juiste toon over te brengen, maar als je niet met me wilt praten…’

‘Dit allemaal?’ herhaal ik. ‘Leo, er is helemaal niets. Ik wil geen relatie met jou. Ik ga niet weg bij mijn man. Wat jij doet kan me niets schelen, of je bij Helen blijft of niet, ik wil gewoon dat je me met rust laat!’

‘Niet schreeuwen,’ zegt hij rustig. ‘Alleen maar omdat je gestrest bent, hoef je dat nog niet op mij af te reageren.’

Jézus chrístus! Als het raampje van de auto niet dicht was geweest, had ik die verdomde telefoon zo ver mogelijk weggegooid.

‘Ik weet dat het moeilijk is, je wilt geen mensen kwetsen, maar we kunnen niet ongedaan maken wat er is gebeurd, Molly, of voorbijgaan aan wat we weten dat we voelen.’

Dat is de druppel. Dat uitgerekend híj me vertelt wat ik voel. Er knapt iets in me, alsof iemand een scherpe ijspegel afbreekt. Trillend van woede probeer ik uit alle macht zo kalm en menselijk mogelijk te klinken.

‘Ik zeg dit nog één keer, Leo. Laat me met rúst. Je wilt bedrei-gingen? Als je bij me in de buurt komt, weer contact opneemt, zal ik niet kunnen instaan voor mijn daden.’

Ik hang op, start de auto en rij van de parkeerplaats de weg weer op. Ik kom te laat op mijn eerste afspraak. Ik weet niet eens wat ik daarmee bedoelde, dat ik niet zou instaan voor wat ik ging doen. Wat kan ik doen? Niets! Ik kan hele maal niets doen. Ik ben volslagen machteloos. Want het zou altijd betekenen dat ik iemand moest vertellen wat er in dat hotel is gebeurd… of híj zou iemand kunnen vertellen wat we gedaan hebben. En dat weet hij.

Ik weet absoluut zeker dat het een dreigement van hem was. Dat was het beslist! En ik weet precies hoe het voelt als iemand maar gewoon je leven binnenstapt en je wereld uit elkaar rukt… Ik ben doodsbang dat hij Dan dat ook zal aandoen… de explosie die dat zou veroorzaken.

Als Leo’s stomme portemonnee niet in mijn tas had gezeten, dan was hij gewoon het hotel uitgelopen. We zouden vrede gesloten hebben. We hadden fatsoenlijk uit elkaars leven moeten verdwijnen… en als ik onmiddellijk die ochtend Dan had gebeld, en meteen sorry had gezegd toen Leo kwam opdagen, zou ik misschien meer op mijn hoede en niet zo van streek zijn geweest.

Maar hij kan toch zeker niet blijven doen alsof we een toekomst samen hebben, doen alsof ik op hem wacht om zichzelf tegenover me te bewijzen. Ik was zojuist hoogst bot tegen hem. Zelfs Leo kan dat niet anders interpreteren, toch? Alsjeblieft, God, zorg toch dat hij me met rust laat. Ik wilde niet dat het zo zou eindigen, maar eerlijk gezegd vind ik nu elk einde goed.

‘Ik verveelde me zo erg dat ik de huisbaas over de steiger heb gebeld,’ zegt Dan, als hij me na de lunch het zoveelste kopje thee boven in mijn kantoor komt brengen. ‘Hij zei dat die er nog wel een tijdje kon blijven staan, want die bouwvakkers zijn nu met een andere klus bezig en ze kunnen het dak pas op als het weer beter is. Ik weet niet waarom ze om te beginnen de moeite hebben genomen die dan op te bouwen.’ Hij loopt heen en weer in het kleine kamertje tot hij ten slotte op de stoel in de hoek gaat zitten. ‘Denk je dat ik vandaag naar mijn werk had moeten gaan? Ik voel me wel ietsje beter.’

‘Dat kan morgen toch ook nog wel?’ Ik kijk op mijn horloge. ‘Verdorie, ik kom te laat.’

‘Blijf toch thuis!’ Hij kijkt bedroefd. ‘Zeg je afspraak af. Ik heb zelfs geen behoorlijke dvd meer.’

Ik kom overeind en begin haastig mijn spullen bij elkaar te zoeken. ‘Sorry, ik moet weg… O ja, ik wilde nog vragen of je het erg vindt als ik na mijn werk naar Bec ga? Ze wil me voor mijn verjaardag op een drankje trakteren, omdat ze dit weekend moet werken.’

‘Hier in Brighton?’ Hij snuit zijn neus.

‘Ja, dus het wordt niet laat.’

‘Nou, vooruit. Ik kruip vanavond waarschijnlijk toch vroeg onder de wol.’ Hij stopt het papieren zakdoekje in zijn zak. ‘Uitzieken. Maar jij moet beslist gaan… veel plezier.’

Na mijn laatste afspraak stap ik weer in de auto en ik doe mijn gordel om. Het is iets te vroeg om de BlackBerry uit te zetten. Ik kan beter nog een halfuurtje wachten, maar hopelijk is het na vanochtend een onnodige voorzorgsmaatregel. Ik weet dat Joss heeft gezegd dat ik Leo moest negeren, maar soms kun je beter opstaan en vechtend uit je hoek komen. Misschien was het maar goed dat ik hem heb gebeld en het tot een uitbarsting heb laten komen. Oké, dus hij bleef zeggen dat ik hem verkeerd had begrepen, maar hoor eens, in mijn oren klonk het toch echt als een bedreiging.

Maar goddank weet Bec tenminste helemaal niets af van de affaire Leo, wat geweldig is want dat betekent dat ze niet het gevoel heeft dat ze er vanavond iets over moet vragen en ik verpest geen leuke avond door er met haar over te praten. Het zal een opluchting zijn om aan iets anders te denken. Ik kijk op mijn horloge… ik haal haar straks op van zwangerschapsgym en de les is pas over een halfuur afgelopen. Ik heb nog ruim de tijd om daar te komen. Het zal voor mij gewoon een gezellige avond worden. Zeker weten…

Het wijkgebouw ruikt enigszins muf als ik daar arriveer en mezelf binnenlaat. Onzeker kijk ik links en rechts de donkere gang af, dan zie ik rechts helemaal aan het einde licht onder een deur door schijnen. Daar moet het zijn.

Ik besluit snel nog even naar de wc te gaan, terwijl zij de les afronden, en ik ga op zoek. Een deur links komt uit in een opslagruimte met enkele yogamatten en een cd-speler. Via een andere deur even verderop kom ik in een keukentje met op het aanrecht vieze theelepeltjes, een pot koffie en een stel bekers, allemaal met een scherfje uit de rand, onder een kastje waar iemand met plakband een briefje op heeft geplakt met de tekst: LAAT DEZE KEUKEN ALSJEBLIEFT PRECIES ZO ACHTER ALS JE HEM ZELF GRAAG ZOU AANTREFFEN!

Mijn hakken klikken op het versleten zeil als ik aarzelend verder de gang in loop en een derde deur probeer. Ik trek aan het lichtkoordje – waarop de tl-verlichting luidruchtig aangaat – en schel licht stroomt het vertrek in. Ik schrik van mijn eigen spiegel beeld in enkele spiegels aan de overkant. Als ik op de geur moet afgaan, is dit het mannentoilet, maar er is niemand en de wc-hokjes om de hoek zijn verrassend schoon.

Ik trek juist door als ik de deur naar de gang open hoor gaan. Er is iemand binnengekomen. O nee, ik hoop niet dat het zoiets als een voetbalteam is dat met z’n allen binnenkomt. Dat zou gênant zijn. Ik wacht even of ik stemmen hoor, zodat ik weet hoeveel mensen het zijn, maar ik hoor niets – het blijft in feite griezelig stil, en het is onverklaarbaar, maar het haar in mijn nek gaat overeind staan. Ik kan het niet verklaren, maar het voelt niet goed… en ik wil hier geen seconde langer blijven. Ik gooi mezelf tegen de wc-deur en val half achteruit de kleedruimte binnen. Die is leeg, maar seconden later krijg ik bijna een hartaanval als een hoogzwangere vrouw met een mobieltje tegen haar oor komt binnenstormen en nadrukkelijk zegt: ‘Nee, je begrijpt het niet. Ik moet echt héél nodig naar de wc, ik bel je terug, goed?’ Ze beëindigt het gesprek en houdt met haar andere hand de deur voor me open. ‘Mensen blijven maar bellen om te vragen of het er al is!’ zegt ze ongevraagd, terwijl ze glimlachend naar haar buik kijkt.

Ik slaag erin vol medeleven te glimlachen, bedank haar en dan sta ik weer in de donkere, lege gang. Ergens in het gebouw slaat een deur, alsof iemand er zojuist doorheen is gegaan. Op hetzelfde moment, of misschien iets eerder, dat weet ik niet zeker, gaat er helemaal aan het einde van de gang een deur open en Bec verschijnt samen met een andere zwangere vrouw.

‘Glazen gaan in het kastje boven het aanrecht,’ zegt Bec, terwijl ze het licht aandoet. Dan ziet ze mij. ‘Molly!’ zegt ze. ‘Wat sluip jij hier in het donker rond? We zitten hier.’ Ze wenkt me enthousiast. ‘Nee, kom binnen, het mag, we zijn bijna klaar. Dit is mijn lift van vandaag,’ straalt ze, terwijl ik binnenkom. De groep zwaait en glimlacht naar me, hoewel niet enthousiast. Sommigen zien eruit alsof ze ter plekke kunnen instorten.

‘Nou, Kelly, je wilde net iets gaan vertellen over je ervaring dat je reukvermogen is toegenomen, iets wat veel vrouwen tijdens de zwangerschap ondervinden.’ Bec richt zich zelfverzekerd tot de groep, terwijl ik rustig op een stoel ga zitten. De zenuwen, het tintelende gevoel van angst, verdwijnen nu ik niet meer alleen ben. Volgens mij verliest niet alleen Leo zijn greep op de realiteit. Hetzelfde kan ook van mij gezegd worden.

‘Nou ja, ik hoop niet dat je het erg vindt dat ik ze dit vertel.’ De vrouw draait zich om en kijkt haar man aan, die er nogal ongerust uitziet, waarschijnlijk omdat hij geen flauw idee heeft wat ze gaat zeggen en dus ook niet weet of hij het erg vindt. ‘Maar voor mij was het je adem. Eerlijk gezegd vanaf de allereerste dag al. Niet dat die stonk of zo,’ legt ze uit, ‘ik kon de geur ervan gewoon niet verdragen.’

Instemmend knikken sommige vrouwen wijs met hun hoofd. ‘En,’ gaat ze resoluut verder, ‘zijn broek. Goeie genade! Ik vond zijn werkbroek afgrijselijk ruiken.’ Ze kijkt het vertrek rond. ‘Hij moest hem van me bij de voordeur uittrekken.’

Bij het beeld dat bij me opkomt van haar arme, vermoeide man die met een aktetas thuiskomt en zijn broek uittrekt, terwijl hij nog steeds zijn overhemd en jasje draagt, gaan mijn mondhoeken omhoog en ik moet snel naar de grond kijken. Dan kijken Bec en ik elkaar aan. Ik hoor de hapering in haar stem als Bec zegt: ‘Nou, het goede nieuws is dat dit nu duidelijk over is, aangezien je vanavond een broek draagt, Dave. Bravo.’

We lachen nog steeds als we in de auto stappen.

‘Ik bedoel, wat moet je daar nu op zeggen? Die arme man,’ zegt Bec. ‘Ik weet niet hoe hij het met haar uithoudt. Raad eens hoe oud ze is?’

‘Uh… Tweeëndertig?’ raad ik.

‘Ja, dat klopt,’ zegt Bec teleurgesteld. ‘Maar vind je niet dat ze er veel ouder uitziet? Nou, jij blijkbaar niet. Maar goed, over ouder worden gesproken… “Lang zal ze leven, Lang zal ze leven”,’ zingt ze. ‘Dit is vast voor zaterdag, lieve Molly. Hier… en nog vele jaren!’ Haar hand verdwijnt in haar enorme tas en haalt er een fles Moët en een kaart uit, wat ontzettend lief van haar is. Ze zegt: ‘Vierendertig! Wat oud al!’

‘Hou jij je mond maar, zelfvoldane tante,’ zeg ik vlug, terwijl ze alles op de achterbank gooit. ‘Zoveel schelen we niet.’

‘Echt wel,’ zegt ze vrolijk. ‘Vijf maanden is praktisch een halfjaar. Ik vraag me af hoe het volgend jaar om deze tijd met ons zal gaan. Verdorie, Moll,’ zegt ze. ‘Tegen de tijd dat ík jarig ben, ben jij misschien wel zwanger!’ Opgetogen geeft ze me een klopje op mijn been. ‘Denk je eens in!’

Van de weeromstuit had ik helemaal niet meer aan dat hele baby gedoe gedacht. Ik schuif ongemakkelijk heen en weer. ‘Dat is nog maar de vraag, Bec.’

‘Natuurlijk niet,’ zegt ze vlug. ‘Maak je geen zorgen. Als er niets gebeurt, wachten ze gewoonlijk zo’n tien maanden tot een jaar, dan is het pas een goed idee om je te laten nakijken. Je hebt nog zeeën van tijd.’

Sjonge, dat is nog een eeuwigheid. ‘Echt waar?’ zeg ik. ‘Tien maanden?’

‘O ja.’

Nou… dat wist ik dus niet.

‘Bedankt dat je me bent komen ophalen,’ gaapt ze. ‘Het is zo ontzettend irritant dat mijn auto stuk is. Ik kan haast niet wachten tot ik hem morgen terug heb. Maar goed… op naar de kroeg, jarige job.’

Tegen de tijd dat we een vrij tafeltje en iets te drinken hebben gevonden en Bec me tot in de finesses heeft verteld welke mannen al gereageerd hebben op het waanzinnig positieve profiel dat ik voor haar op die datingsite heb geschreven – met een van hen gaat ze morgen online chatten – begin ik me iets te ontspannen. Ik ben eigenlijk heel blij dat zij en Joss zo uitkijken naar hun respectievelijke afspraakjes. We brengen zelfs een toost uit op vrienden die het beste in je naar boven halen. Dan vertelt ze meer over de mannen die ze online ontmoet.

Ze ratelt maar door: ‘Om eerlijk te zijn lijken de meesten heel aardig. Ik vond de glimlach van David gewoon het leukst. Dan was er iemand van wie ik denk dat Engels zijn tweede taal is. Zijn vriend schreef enigszins onheilspellend dat hij “gezonde dagelijkse gewoontes” had, wat klonk als een regelmatige stoelgang, hoewel blijkbaar “hardlopen” bedoeld werd en dat hij “na een etentje altijd met mensen terugloopt naar de bushalte”.’

Ik giechel.

‘Hij zei dat hij iemand zocht die ook “fit” was, met “gezonde dagelijkse gewoontes”, maar die ook in staat moet zijn om een “goed gesprek te houden”, wat volgens mij in feite iets te ambitieus is wat hem betreft.’

‘Hoe zag hij eruit?’ vraag ik geïntrigeerd.

Ze schiet in de lach. ‘Vraag dat nou niet. Dat was nog het ergste. Hij stond op de foto in volledige skiuitrusting. Je hebt op je BlackBerry toch internet, hè?’

‘Eh… ik krijg wel e-mails, maar ik ga er nooit mee online.’

‘Geef eens hier, ik kijk wel of ik je kan laten zien hoe Kyle eruitziet.’

‘Kyle?’ Ik schiet in de lach. ‘Jakkie!’ Ik geef haar mijn telefoon en ze drukt op wat knopjes. ‘O, je hebt alleen Google Maps en MySpace.’

‘Google Maps?’ vraag ik geïnteresseerd. ‘Echt? Waar?’

‘Hier.’ Ze houdt hem omhoog en laat me beide icoontjes zien.

Ik pak de telefoon van haar aan en klik op een van de icoontjes. Onmiddellijk verschijnt er een kaart met een anonieme profielbox en een pijltje dat naar een straat wijst. Daarboven staat MollyJo 1m geleden en Brighton, UK. Het biedt ook verschillende opties. Ik tuur op het schermpje. De pijl wijst naar de straat waar Bec en ik nu zijn.

‘Jemig!’ roep ik. ‘Verbazingwekkend! Hij laat zien waar we zijn. Hoe doet hij dat?’ Bec tuurt over mijn schouder.

Ik klik op opties en er verschijnt een e-mailadres dat ik niet herken, met mijn naam erin, en er zijn opties om van status te veranderen, je foto te wijzigen, op privé te gaan en vrienden te zien. Ik klik op ‘Zie Vrienden’, maar daar kan ik alleen anderen uitnodigen om op mijn kaart te verschijnen. Dus ga ik naar Privacy. Die blijkt op ‘Vind Locatie’ te staan. Wat dat ook mag betekenen.

‘Ik snap er niets van.’ Ik kijk Bec aan. ‘Waarom zou ik moeten weten waar ik ben als ik er al ben? Waar is het voor?’

Ze haalt haar schouders op. ‘Dat weet ik niet. Waarom vraag je het niet aan Dan als je thuiskomt. Hij is de IT-expert.’

‘Het is een gratis app die je kunt downloaden,’ zegt Dan. ‘Als je … hier… heen gaat… geeft hij verkeersinformatie… hier routebeschrijvingen… en daar… kun je vrienden toevoegen, zodat je kunt zien waar ze zijn. Stel, je wilt Joss hierop zien. Je sms’t of mailt haar een link met de vraag of ze je vriend wil zijn. Als ze ja zegt, verschijnt ze ook op deze kaart. Je weet waar zij is en zij weet waar jij bent, tenzij je dat blokkeert. In dat geval kun jij haar wel zien, maar zij jou niet.’

‘Maar ik heb helemaal niets gedownload. Weet je zeker dat het niet al op de telefoon zat?’

Hij schudt zijn hoofd. ‘Je moet ervoor kiezen… toestemming geven om zichtbaar te zijn,’ legt hij uit als ik hem niet-begrij-pend aankijk.

‘Misschien is het vanuit mijn werk gedaan en zijn ze me dat vergeten te vertellen,’ opper ik.

Hij zegt niets.

‘Maar wacht eens, je zegt dat deze kaart iemand anders laat zien waar ik ben?’ vraag ik fronsend.

Hij knikt.

‘Betekent dat dat ik bijvoorbeeld zou kunnen zeggen dat ik naar een afspraak ben en, als het mijn werk was, dat ze dan zouden kunnen zien of ik de waarheid spreek of niet?’

‘Als het je werk was, moet het geïnstalleerd zijn nog voordat ze je de telefoon gaven, of het was iemand die bij je telefoon kon. Dan konden ze de link naar je telefoon sturen en in jouw plaats toestemming geven. Dan wordt het programma vanzelf gedownload.’

‘Hoelang zou zoiets duren?’

‘Vijf minuten ongeveer.’

En dan valt opeens het kwartje. Nou ja, het valt niet echt, het snijdt van bovenaf door mijn hoofd, alsof iemand het opzettelijk van het dak van een hoog gebouw heeft laten vallen.

Ik probeer te voorkomen dat mijn handen gaan beven. ‘Dus wie het ook was, hij weet dat ik in Brighton ben en in welke straat we wonen en,’ ik tuur op de telefoon, ‘bijna precies wáár we in die straat wonen?’

‘Ja.’

Ik geef hem onmiddellijk de telefoon terug. ‘Haal het er alsjeblieft af.’

Hij drukt op een paar toetsen. ‘Het is weg. Wat ga je nu doen?’ Hij kijkt me bezorgd aan. ‘Een collega bellen? Vragen of hij het ook op zijn telefoon heeft?’

‘Volgens mij moet ik niets overhaast doen.’ Ik pak de telefoon terug. ‘Ik wil niet al te veel tamtam maken, niet zoals het momenteel op het werk is. Ik wist helemaal niet dat zoiets mogelijk was.’

‘Het is er niet voor bedacht,’ zegt Dan. ‘Het is bedoeld als een vorm van sociaal netwerken, voor de lol.’

‘De lol?’ roep ik ongelovig uit. ‘Het is schandalig!’

‘Ja,’ zegt hij rustig. ‘Dat klopt.’

‘Nou ja, nu kunnen ze me niet meer zien,’ en vlug zet ik de telefoon uit, voordat Leo beseft dat ik van zijn akelige kaartje ben verdwenen. En me een sms stuurt of belt.

Tegen de tijd dat Dan het licht uitdoet en slaperig ‘Probeer het te vergeten, probeer wat te slapen. We zoeken het morgen wel uit’ mompelt, lig ik nog steeds ingespannen te piekeren.

Ik lig daar maar, terwijl ik alles probeer te reconstrueren en Dans ademhaling langzaam rustig hoor worden. Leo had zeeën van tijd in die hotelkamer met mijn mobieltje, terwijl ik bewusteloos op bed lag – en mijn laptop stond daar ook. Ik kwam hem in Londen niet toevallig op straat tegen. Hij moet geweten hebben dat ik daar was. En die keer dat hij héél toevallig in Brighton was – dat was vast omdat hij wist dat ik ook in die straat was. Hij weet vrijwel zeker waar ik woon.

Als het een vreemde was, dan zou dat al erg genoeg zijn – erger misschien omdat het angst zou zijn voor het onbekende – maar dat het iemand is met wie ik vrijwillig een huis deelde, met wie ik sliep, die ik kuste? Leo was altijd al intens, maar dit? Dit is iets heel anders… Het is iets waarover je in de kranten leest. Jaloerse ex-vriend draait door… volgt zijn nietsvermoedende voormalig partner… o, mijn god, die avond in dat wijkgebouw… heb ik hém toen soms gehoord? Was híj daar?

Hij weet waar we wonen.

Hij gaat het Dan vertellen.

Volledig verlamd van angst lig ik in het duister van mijn eigen slaapkamer naar het plafond te staren.