17
Hij denkt toch niet serieus dat het alles zal veranderen?
‘Hallo?’
Dans stem verstoort mijn gedachten en met moeite kom ik in onze woonkamer terug.
‘Ik zei dat je zo stil bent,’ herhaalt Dan geduldig. ‘Is er iets?’
‘Nee, ik ben gewoon moe.’ Ik krab aan mijn neus en nestel me iets dieper in de bank terwijl ik naar de televisie staar. Hij blijft me strak aankijken.
‘En ik maak me wel wat ongerust over mijn werk,’ voeg ik eraan toe. ‘Niemand bestelt nog iets op het moment. We hebben morgen een spoedbijeenkomst.’
Wat feitelijk waar is. Antony had me een e-mail gestuurd: het speet hem dat hij me op mijn vrije dag moest storen maar hij had geen keus, legde hij uit. De hele afdeling moest aanwezig zijn, wat duidelijk een ondertoon van gedwongen ontslagen heeft.
‘Wat voor spoedbijeenkomst? Zo’n soort bijeenkomst van “vrouwen en kinderen eerst”?’
‘Dat zou best kunnen,’ geef ik toe.
Dan zucht en wrijft dan bemoedigend over mijn been. ‘Nou, als dat zo is, jammer dan,’ zegt hij praktisch. ‘We redden ons wel, maak je maar geen zorgen. Het komt allemaal goed.’ Hij kijkt me oprecht aan en eerlijk is eerlijk, ik zou hem dolgraag willen geloven.
Voor we naar bed gaan, controleer ik mijn e-mail nog even voordat ik de computer uitzet. Als Dan binnenkomt, zit ik te glimlachen om een vermakelijke Richard Branson, die Pearce me heeft gestuurd.
Hij staat glimlachend in de deuropening. ‘Wat is er zo grappig?’
‘Iets van Pearce.’ Ik wil het hem juist laten zien als ik me nog net op tijd herinner wat Pearce boven de bijlage heeft geschreven:
Dan weet natuurlijk niet dat ik een vrije dag heb genomen, dus sluit ik vlug het document.
‘O,’ zegt hij teleurgesteld. ‘Mag ik het niet zien?’
‘Ik heb het nu al afgesloten. Ik laat het morgen wel zien,’ zeg ik, en voor hij er iets tegen in kan brengen, sta ik op en doe het licht uit.
In bed begint hij me te zoenen, terwijl ik mijn boek aan het lezen ben.
‘Heerlijk, zeg.’ Ik doe mijn hand naar achteren en streel zijn nek, voordat ik me omdraai en hem aankijk. Ik hou zoveel van hem. Hij zoent me op mijn mond en laat zijn hand langs mijn been omhoog glijden. Ik weet wat dat betekent en ik zou echt heel graag willen dat het kon, maar… ik glimlach een beetje verontschuldigend naar hem. ‘Het kan nog niet, Dan.’
Hij kreunt. ‘Nog steeds niet?’
Ik knik en schaam me diep. Waarom konden ze me niet gewoon vandaag de uitslag van de test geven? Was dat werkelijk te veel gevraagd?
‘Goed dan.’ Hij glimlacht spijtig naar me, zodat ik me nog rotter voel. ‘Morgenochtend weer een koude douche voor mij!’
Ik draai me om en probeer weer te lezen, maar ik kan me niet concentreren. Ik zie alleen nog maar Leo voor me, zoals hij daar met zijn paraplu op straat stond en ‘ik hou van je’ schreeuwde.
Toen we nog samen waren, heb ik erom gebedeld, gevraagd en gesmeekt en nu, vijf jaar nadat we uit elkaar zijn gegaan, zegt hij het eindelijk. Ik herinner me nog de eerste keer dat ik me op pathetische wijze verlaagde door hem op de man af te vragen of hij van me hield en hoe het voelde toen hij na een korte stilte ontwijkend zei: ‘Definieer liefde.’
Vol walging laat ik het boek uit mijn handen vallen en probeer gemakkelijk te gaan liggen. Vermoedelijk kun je redelijkerwijs aanvoeren dat ik had moeten beseffen dat als je iemand die vraag herhaaldelijk moet stellen, het antwoord waarschijnlijk nee is, hij houdt niet van je. Ik weet dat Leo niet van me hield. En dat geeft niet, want het is niet wettelijk verplicht en hij bleek trouwens toch niet voor mij bestemd…
Dan hoort dat ik mijn boek op de grond laat vallen en doet het licht uit. In het donker pakt hij me vast, slaat zijn armen om me heen en kust mijn hals weer. ‘Ik hou van je, Molly.’
Kijk, zo gemakkelijk gaat dat als liefde echt is en geen worsteling, geen moeizaam, koppig gevecht. Dan en ik houden van elkaar. Ik geloof werkelijk dat Leo nooit echt ervaren heeft wat liefde is, dat is gewoon onmogelijk, en ik heb medelijden met hem. Ik weet wat Dan en ik samen hebben en dat laat ik door hem niet verpesten, dat hebben hij en ik al voldoende gedaan.
Het was al erg genoeg toen ik hem eerder vandaag op me af zag rennen… hij leek oprecht verbaasd me te zien, maar… ik bedoel, hoe groot was die kans?
Hoe groot ís die kans eigenlijk?
Ik heb hem jaren niet gezien… en toch loop ik hem een week na die rampzalige nacht tegen het lijf, nadat hij me herhaaldelijk per sms heeft gevraagd om met hem af te spreken. Ik staar naar de muur tegenover me. Kan dat wel?
Maar ik kan niet begrijpen hoe hij in godsnaam wist dat ik daar zou zijn. Niemand behalve Joss was op de hoogte van die afspraak en ik had een valse naam gebruikt. Hij kon het gewoon niet geweten hebben.
Het zal toch zeker geen toeval zijn geweest? Dat idee is pas echt beangstigend.
Tegen de tijd dat ik de volgende middag onderweg ben naar de spoedbijeenkomst, heb ik nog steeds niets van de kliniek gehoord en ik maak me ernstige zorgen. Stel dat ik aan het einde van de dag nog steeds niets heb gehoord? Bellen ze alleen tijdens werkuren? Dan wordt het pas maandag! Hoe moet ik dat dan aan Dan uitleggen? Ik besef ook dat ik mijn telefoonnummer niet kan wijzigen zolang ik de uitslag niet heb. Dat betekent dat ik aan de ene kant telkens als mijn telefoon gaat wil opspringen om te zien of het de uitslag is, maar aan de andere kant wil ik het gesprek negeren voor het geval het Leo weer is.
Natuurlijk piept de telefoon weinig behulpzaam bijna de hele tijd op de passagiersstoel en telkens is het loos alarm. Dan om te zeggen dat hij me vanavond mee uit eten neemt, en dat ik me geen zorgen hoef te maken. Wat er ook tijdens de bijeenkomst gebeurt, we zullen ons er samen doorheen slaan. Mijn moeder die zegt dat ik haar terug moet bellen, ze heeft sinds zondag niets meer van me gehoord, gaat alles goed met me? Abi om te controleren of ik zaterdag nog steeds naar de babyshower ga – wat me totaal was ontschoten – Joss om te vragen of ik de uitslag al heb… Maar tegen de tijd dat ik bij het weghotel aankom, ben ik nog steeds niet gebeld.
De plaats van bijeenkomst is zelfs nog erger dan anders en in harmonie met het onderwerp van de komende bijeenkomst. De vergaderzaal ligt helemaal weggestopt aan de achterkant van het gebouw. Je komt er via tamelijk claustrofobische gangen met een glanzende roodnylon vloer, waarop de zolen van mijn laarzen statisch knetteren. Het ruikt overal vaag naar oudbakken friet en door de nooduitgang aan het einde van de gang kan ik nog juist een glimp opvangen van de vuilnisbakken onder het ventilatiekanaal van de keuken, waaruit wolken vettige stoom de sombere hemel in drijven.
Ik tuur door het glaspaneel van de deur en zie dat de bijeenkomst nog niet is begonnen, maar bijna iedereen is er al. Ik hou mijn blik op de grond gericht als ik rustig de zaal binnenloop en vervolgens op de stoel ga zitten die Pearce voor me heeft vrijgehouden. Snel buigt Sandra zich naar me toe en vraagt zacht: ‘Weet jij iets?’ Ik schud van nee en bezorgd leunt ze weer naar achteren. Ze maakt zich te veel zorgen om zich vandaag krengerig te gedragen.
Pearce zegt niets, weinig verrassend is ook hij stil. Iedereen kijkt ongerust en gaat vol verwachting rechtop zitten als Antony binnenkomt. Hij legt zijn spullen op de tafel en zegt alleen: ‘Ongetwijfeld zijn jullie al op de hoogte van de informatie die onlangs over MediComma in de pers is verschenen. Zoals in veel gevallen blijft ook in ons bedrijf de economische situatie nog steeds zeer voelbaar. Daarom acht men het verstandig om op een nieuwe aanpak over te gaan en een nieuwe MediCom-ma-wereld te scheppen die ons de mogelijkheid geeft de vorm van het bedrijf te verbeteren.’ Hij spreekt zonder ook maar enige overtuiging, alsof hij een perscommuniqué heeft gekregen dat hij moet voorlezen, wat waarschijnlijk inderdaad het geval is.
Dan zegt Pearce: ‘Dat betekent dus dat als de nieuwe “vorm” – ik weet niet, hoor – een cirkel wordt, sommigen van ons er niet in mogen?’
Antony kijkt hem strak aan. ‘MediComma kan jammer genoeg in dit stadium ontslagen niet uitsluiten.’
Angst golft door het vertrek – Kirk ziet eruit alsof hij zal gaan huilen – en natuurlijk gaat precies op dat moment mijn verdomde telefoon met NUMMER ONBEKEND op het scherm. Ook dat nog, de kliniek. Ik wil eigenlijk niet opnemen, hem naar de voicemail laten gaan, maar dan besef ik dat ze geen boodschap zullen achterlaten, omdat mijn voicemail ‘met Molly Greene’ zegt… niet ‘met Cara Jones’. Wat als ik ze niet terug kan bellen? Dit kan absoluut niet tot maandag wachten. Ik sta op en zeg ‘Hallo?’ Iedereen, ook Antony, staart me ongelovig aan. Ik negeer ze allemaal, schuif mijn stoel naar achteren en loop de zaal uit.
Ik doe de deur achter me dicht en zeg heel kalm. ‘Met Cara Jones.’
Ik kijk door het glaspaneel in de deur. Pearce kijkt nieuwsgierig naar me.
‘Kunt u dat nog een keer zeggen?’ zeg ik zwakjes.
Het is onder de gegeven omstandigheden natuurlijk volslagen ongepast – hoewel ik mijn uiterste best doe het te verbergen – om met zo’n brede glimlach van opluchting op mijn gezicht de zaal weer binnen te komen. Sandra kijkt me vol afkeer aan en schudt haar hoofd als ik weer ga zitten. Zelfs Antony kijkt me snel even zonder een woord vol ongeloof aan.
Nou ja, het is niet anders. Ik moest het weten. Een baan is één ding… maar mijn huwelijk wil ik niet kwijt. Voor geen goud.
‘Dus de formele aankondiging komt morgen in de krant. Daarin staat dat we gaan herstructureren en in dit eerste stadium een vrijwillige ontslagregeling overwegen, maar dat we op de drempel van 2010 ons best zullen doen om gedwongen maatregelen te vermijden,’ rondt Antony af. ‘Heeft iemand nog vragen?’
‘Ja ik. Dit is niet toevallig zo’n kwalijke praktijk, hè?’ zegt Pearce. ‘Je weet wel, de recessie als excuus gebruiken om werknemers paranoïde te maken, zodat ze allemaal harder gaan werken en alle voorwaarden accepteren die ze aangeboden krijgen, blij dat ze hun baan dan mogen houden?’
Antony kijkt hem aan alsof hij vindt dat Pearce soms scherpzinniger is dan goed voor hem is. ‘Nee, Pearce. Volgens mij niet.’
‘Okééé dan. Maar ik neem aan dat het niet toevallig is dat we dit te horen krijgen,’ Pearce kijkt nadrukkelijk op zijn horloge, ‘op vrijdagmiddag om halfvijf, wanneer we er verdomde weinig aan kunnen doen?’
Antony haalt hulpeloos zijn schouders op. De arme kerel ziet er ontredderd uit.
Voor deze ene keer heeft niemand zin om na de bijeenkomst nog naar de kroeg te gaan, ook al is het vrijdagmiddag. Dat voelt op een of andere manier ongepast. In plaats daarvan lopen we allemaal geleidelijk aan naar onze auto. Ik zit weer in die van mij als er tegen het raampje aan de passagierskant wordt getikt. Het is Pearce. Ik maak mijn veiligheidsriem los en leun opzij.
Hij probeert opgewekt te kijken. ‘Begrijp me niet verkeerd, maar voor iemand die net heeft gehoord dat ze misschien haar baan kwijtraakt, keek je behoorlijk blij daarbinnen.’
‘Ik weet het,’ kreun ik. ‘De timing was verdomde slecht. Ik verwachtte een telefoontje van iemand met nieuws … nou ja, ik moest wel opnemen.’
Hij knikt. ‘Ik neem aan dat het goed nieuws was?’
Ik knik nadrukkelijk. ‘Ontzettend goed nieuws.’
Hij probeert enthousiast te kijken. ‘Nou, fantastisch. Gefeliciteerd. Een goed weekend nog, hè?’
‘Pearce,’ zeg ik, terwijl hij rechtop gaat staan. ‘Gaat het wel goed met jóú?’
Hij aarzelt. ‘Ken je dat, je beseft dat soms de dingen niet gaan zoals jij wilt? Je had een plannetje in gedachten, maar het lukt je niettemin om dat in duigen te laten vallen?’
Ik glimlach bedroefd. ‘Dat ken ik, ja.’
‘Ik zou dit werk helemaal niet moeten doen, zo wil ik de rest van mijn leven niet slijten, dus waarom schijt ik nu bagger omdat ik mijn baan dreig te verliezen? Het slaat nergens op, helemaal nergens…’
‘Pearce!’
Hij schrikt en draait zich om. Achter hem staat Sandra ongeduldig met haar voet te tikken.
‘Ben je zover?’ zegt ze venijnig. Het is niet zozeer een vraag als wel een bevel.
Hij slaat zijn ogen ten hemel, gaat rechtop staan en zwaait nogal wanhopig naar me. ‘Tot volgende week, en nogmaals gefeliciteerd.’
Pas als ik het parkeerterrein heb verlaten, besef ik dat hij waarschijnlijk denkt dat ik zwanger ben. Verdorie. Ik moet hem straks een sms’je sturen, het rechtzetten voordat hij het per ongeluk Sandra vertelt, die het nieuws met alle plezier zo snel mogelijk zal verspreiden.
In een opwelling – waarschijnlijk omdat ik me door het goede nieuws opgewekt voel en even roekeloos, nu ik wat mijn baan betreft met een onzekere toekomst word geconfronteerd, waar ik niets aan kan doen – besluit ik naar het stadscentrum te rijden om nog voor sluitingstijd een halfuurtje te gaan winkelen. Ik wil zien of ik iets leuks kan vinden om aan te trekken tijdens het etentje met Dan, me extra mooi maken, en ik heb nog een cadeautje nodig voor de babyshower van Rose.
In de paskamer van een kledingwinkel, terwijl ik in de grote spiegel probeer te zien hoe ik er van achteren uitzie, verschijnt een klein meisje van ongeveer vier jaar om de hoek van het gordijn tussen het hokje naast me. Ze kijkt nieuwsgierig naar me terwijl ik mezelf sta te bekijken. Dan begint ze rondjes te draaien, terwijl ze aan haar springerige blonde haar trekt. Vervolgens veegt ze haar kleine rode dopneusje aan haar mouw af. Ik glimlach, een vriendelijke uitnodiging die ze onmiddellijk accepteert.
‘Mijn mama,’ zegt ze zakelijk, terwijl ze een armvol van het fluwelen gordijn vastpakt en dat ronddraait, ‘is 42.’
‘Bedankt,’ zegt een tamelijk vermoeide stem van achter het gordijn.
Ik probeer niet te lachen en enkele seconden later komt er een vrouw uit het hokje tevoorschijn. Ze trekt haar jas aan terwijl ze enkele kledingstukken vasthoudt, die van het hangertje dreigen te glijden. Ze kijkt me aan, glimlacht, slaat haar ogen ten hemel en zegt tegen het meisje: ‘Kom mee, lastpost,’ terwijl ze haar hand uitsteekt. Het kleine meisje pakt de hand en ze verdwijnen de winkel weer in. Nieuwsgierig zie ik de moeder de kleren weer terughangen. Het kleine meisje huppelt vrolijk, haar vlechtjes springen op en neer, en ze vraagt: ‘Mama, weet je nog toen we naar oma gingen en ik…’ maar ik kan de rest van wat ze zegt niet meer horen omdat ze door de deur naar buiten gaan. Ik merk echter dat ik mezelf afvraag hoe het zou zijn om de hand van zo’n klein meisje vast te houden en mama genoemd te worden. Zouden we nu naar huis gaan om te eten? Of waren we misschien op weg naar mijn vader en moeder – het huis van haar oma en opa – voor háár vader thuiskwam van zijn werk?
Ik betaal voor de jurk. Het is niet onplezierig, maar wel wat eigenaardig om mezelf als iemands moeder te zien. Ik loop voorzichtig met alle tassen de winkel uit. Ik probeer ze recht te houden, want in een ervan zit een doos cakejes voor Rose, terwijl ik in gedachten het woord uitprobeer, zoals ik vroeger met Dans achternaam deed voordat hij me ten huwelijk vroeg. Mammie, mama… dit is mijn dochter… het hoeft natuurlijk geen meisje te worden. Het zou ook een jongetje kunnen zijn. Ik denk dat Dan wel een jongen wil, hoewel ik het hem nooit heb gevraagd. Ik stel me Dan voor die een piepklein baby’tje vasthoudt – terwijl ik er na de bevalling volkomen uitgeput bij lig en we huilen allebei van geluk, net als in de film. Dat scenario was al eerder door mijn hoofd gegaan, maar het is voor het eerst dat ik me echt afvraag hoe het zou voelen om een baby van Dan en mij vast te houden. Ik twijfel er geen moment aan dat Dan een fantastische vader zal zijn. Juist omdat híj het is, kan ik me dat in feite alleen maar met Dan zien doen. Ik denk dat het alleen met hem… goed zal voelen.
Mijn gedachten worden onderbroken door mijn telefoon, die ergens in mijn zak of in mijn tas piept. Ik moet ernaar zoeken, terwijl ik probeer om de tassen niet te laten vallen.
O ja, Leo… zie ik er fantastisch uit vandaag? Afgezien van het feit dat ik een heel gewoon zwart broekpak draag met schoenen die eerlijk gezegd nieuwe hakken nodig hebben en haar waar ik opzettelijk niets in heb gedaan zodat ik het kan wassen voor we uitgaan, hoe kan hij nou weten hoe ik eruitzie? Zelfs de slimste bedriegers maken, vermoed ik, wel eens een foutje… hij heeft me een sms’je gestuurd dat voor iemand anders bedoeld is. Dus zó verliefd is hij op me. Ik herinner me vaag dat in het hotel de naam Amanda op zijn mobieltje oplichtte. Had hij niet gezegd dat zijn stiefdochter zo heette? Ik durf te wedden van niet.
Ik wis het bericht onverbiddelijk. Heel even herinner ik me hoe graag ik vroeger zulke berichten van hem had willen krijgen, erop zat te wachten. Wat vreselijk stom was ik toen.
Nou ja, misschien hoef ik nu toch geen ander nummer te nemen. Ik weet zeker dat juffertje ‘je ziet er fantastisch uit’ zo gevleid is dat ze zal reageren. Misschien laat hij me dan met rust. Hij heeft duidelijk voldoende ijzers in het vuur.
Wie het ook is, ik heb medelijden met haar.
Tijdens het eten zegt Dan dat ik er erg leuk uitzie en ik zeg naar waarheid dat dat ook voor hem geldt. Ik vertel hem over het grappige meisje in de paskamer en hij glimlacht en kust mijn hand. Bij het tweede glas champagne merk ik dat ik mijn ogen niet van hem af kan houden en steeds weer zeg ik dat ik van hem hou.
‘Ik ook van jou, Moll,’ zegt hij. ‘En, wil je al iets over vandaag vertellen?’
‘Hmmm…’ Ik probeer terug te denken aan de bijeenkomst. ‘Nou, we kregen een praatje over “we kunnen ontslagen niet uitsluiten, mensen”. Op het moment wordt er over vrijwillig ontslag gemompeld maar…’
Dan luistert aandachtig.
‘… ik weet het niet. Daar valt tegenwoordig niets over te zeggen, hè? Het kan iets betekenen, of niets…’ ik neem nog een slok, ‘… of juist alles.’
‘Dan kan ik je maar beter snel zwanger maken, hè?’ grijnst Dan. ‘Dan kun je met zwangerschapsverlof en maar hopen dat het allemaal overgewaaid is tegen de tijd dat je weer aan het werk gaat!’
Hmmm, zo gemakkelijk is dat niet, Dan… Trouwens, normaal gesproken ben ik degene die zulke opmerkingen maakt en moet hij me afremmen. Verward kijk ik naar hem en denk weer aan dat schattige meisje in de paskamer. Ze was zo snoezig, maar ja… zonder baan, zonder tweede inkomen… dat zou niet leuk zijn. Shit, zouden we alleen op Dans salaris wel een hypotheek kunnen krijgen? Ik zie mezelf opeens met een klein baby’tje in ons huurhuis. Stel dat de huurbaas het huurcontract opzegt? En dat we maar een maand of zo de tijd krijgen om eruit te gaan? ‘Denk je heus dat dit voor ons het beste moment is om het te gaan proberen?’ vraag ik aarzelend. Ik weet niet of ik nu verstandig ben en die vraag daarom stel, of dat ik de baby ben en weer in paniek raak. ‘Kunnen we niet beter een halfjaartje wachten om te zien hoe we er dan financieel voor staan? Ik probeer je niet aan het lijntje te houden, Dan – echt niet – en ik weet dat je zegt dat jij voor ons zult zorgen als ik mijn baan kwijt raak, maar ik wil jou – ons – niet onder druk zetten. Zou het niet verantwoordelijker zijn om te wachten?’
Dan schudt beslist zijn hoofd. ‘Dit is voor ons het juiste moment. Ik weet dat de rest van de wereld gek lijkt te worden en overal om ons heen mensen hun baan verliezen, maar iedereen slaat zich erdoorheen, mensen blijven kinderen krijgen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stopte daar ook niemand mee, toch? En toen hadden ze echt zorgen.’
Ik zeg niets. Vermoedelijk heeft hij een punt.
‘Het komt heus goed, Molly,’ houdt Dan vol, terwijl hij het laatste beetje champagne in mijn glas schenkt. ‘Misschien moeten we het iets zuiniger aan doen, maar ik zal zorgen dat het lukt, dat beloof ik je. Je hoeft je geen zorgen te maken. Dat doe ik ook niet en ik ben feitelijk nog nooit zo gelukkig geweest. Laten we het vanavond vieren, omdat we zoveel hebben om naar uit te kijken. We boffen echt.’
Dat is waar. We zijn echte geluksvogels. Ik denk aan de test-uitslag, en dat ik nu een totaal ander gesprek met Dan gevoerd had kunnen hebben, en neem nog een flinke slok champagne.
Tegen de tijd dat we ons veel later met z’n tweeën in de taxi laten vallen, voor het eerst sinds tijden samen dronken giechelend, maak ik me helemaal nergens meer ongerust over. Dan heeft gelijk, het komt allemaal goed. Dat moet wel.
Er is geen alternatief.