1

Ik ruk de natte achterklep van de auto omhoog, maar mijn vingers glijden weg en een van mijn nagels buigt naar achteren. Ik slaak een kreet en laat mijn weekendtas vallen. Ik pak de boosdoener vast en bestudeer hem zorgvuldig om te zien of hij beschadigd is; mijn vinger klopt, het nagelbed is wittig geworden, en er loopt een lijntje op de plek waar hij hád kunnen breken, maar wat niet is gebeurd. Toch schieten de hete tranen me in de ogen… fantastisch… Ik ben niet alleen te laat, nu ga ik ook nog huilen. Geweldig.

Ik adem diep in, knipper verwoed mijn tranen weg terwijl ik kalm probeer te blijven. Dan pak ik resoluut mijn tas op van het kletsnatte garagepad, schuif het ding in de kofferbak, sla de achterklep ferm dicht, loop om de auto heen en stap in. Als ik eenmaal zit, mijn veiligheidsgordel om heb en mijn spiegel zo heb gedraaid dat mijn eigen ogen me aanstaren, merk ik de donkere schaduwen op en ik zie dat de foundation zich al in de plooien vast begint te zetten. Ik heb maar heel weinig geslapen afgelopen nacht.

Afgelopen nacht. Ik herinner me hoe mijn man me gisteravond vol ongeloof vanaf de andere kant van het bed had aangekeken, ontsteld over wat ik vlak daarvoor had gezegd.

Ik draai de contactsleutel om en probeer het diepe gevoel van schaamte te negeren dat meteen bij die herinnering opkomt. Ik kijk met een ruk achterom – alsof ik het beeld op die manier probeer kwijt te raken – en rij hard achteruit. Ik hád vanmorgen sorry tegen hem willen zeggen. Ik was het van plan geweest, eigenlijk had ik het vannacht al willen doen, maar hij had erop gestaan beneden te slapen. En trouwens, hoe had ik mijn excuses moeten aanbieden als hij maar gewoon naar zijn werk vertrekt en de deur hard achter zich dichtknalt? Waar was dat nou goed voor?

Ik trap hard op de rem, mis ternauwernood het hellinkje achter me, en zet de auto knarsend in zijn één. Ik til mijn voet te ruw op, zodat ik onelegant het garagepad af en de weg op schiet. Ik hou zielsveel van Dan, maar om dan zo kortaf te doen, terwijl hij kon zien dat ik het goed probeerde te maken, en me opzettelijk geen afscheidszoen te geven? Natuurlijk is hij meestal totaal niet zo, dus dat betekent dat hij écht kwaad is… en gekwetst… maar toch, dat was gemeen van hem.

Ik leun naar voren om de radio aan te zetten en trap opstandig het gaspedaal in, want de verkeersdrempel komt eraan. Dan zegt altijd dat ik die met te hoge snelheid neem. Ik vlieg er overheen à la Daisy Duke, wat me even een gevoel van voldoening geeft. Maar dan krimp ik onwillekeurig in elkaar bij het gods-gruwelijke geluid van de vering bij het neerkomen. Dat klinkt echt niet goed. Ingespannen luister ik, bang dat de onderkant van de auto er – tot overmaat van ramp – elk moment af kan vallen, maar er gebeurt niets en tegen de tijd dat ik voor het rode licht sta, begint mijn woede al te zakken en klamp ik me niet meer zo vast aan het stuur. Plotseling voel ik me moe en heel verdrietig, want het is de allereerste keer dat een ruzie langer dan een dag duurt.

Ik had mijn mond moeten houden. Ik zou ook kwaad zijn geworden als ik hém was geweest. Ik denk niet dat ík zo met de deur had gesmeten, maar ik snap dat hij ziedend is.

‘Zei je dat nou echt?’ Ik hoor de echo van zijn ongeloof. ‘Maar ik ben je mán!’

Ik voel weer spijt opkomen, en terwijl we wachten tot het licht groen wordt, staar ik met niets ziende ogen naar de remlichten van de auto voor me. In de auto klinkt ‘One Day Like This’ van Elbow en ik luister nu aandachtiger naar de tekst. Elk woord ervan slaat op mij.

Nou ja, behalve dat de zon vanochtend niet schijnt, het is eerder kletsnat en forenzen haasten zich naar het station van Brighton, de schouders opgetrokken tegen de kou als ze voorbijsnellen, maar ja… Wáárom heb ik me ook zo gedragen en dingen gezegd die ik niet wilde zeggen? Ik slik moeilijk. Ik weet dat Dan het niet beseft, maar vreemd genoeg gebeurde het gisteravond juist omdát ik zoveel van hem hou. En misschien is het in zekere zin juist wel goed: doorgaans verzwijgen we niets voor elkaar, we vertellen elkaar gewoonlijk wat ons bezighoudt. Nu weten we tenminste dat er een probleem is en kunnen we er iets aan doen.

Ik zucht bezorgd. Het probleem is… het probleem is, hoe moet ik mijn man vertellen dat ik ineens besef dat ik het eng vind om te doen wat verder iedereen vanzelfsprekend lijkt te vinden? Dat… nou ja dat ik wou dat iemand me kon vertellen hoe ik me moet voelen, want dat weet ik echt niet meer.

Ik heb het nooit zien aankomen. Echt niet. Als je jong bent, denk je dat je verliefd zult worden als je eenmaal volwassen bent, om dan te trouwen en kinderen te krijgen. Zo simpel is het. Dat doet zo’n beetje iedereen. Dat is ook wat ik altijd dacht te gaan doen, maar toch beschuldigde ik mijn man – een van de aardigste en eerlijkste mensen die ik ooit heb ontmoet – er gisteravond van me op een achterbakse manier zwanger te willen maken.

En het ergste is nog dat niet dat vermeende stiekeme gedrag me dwarszat, maar dat de gedachte aan zwanger worden me de stuipen op het lijf joeg. Ik was niet blij en zenuwachtig, of opgewonden en bang… maar gewoon en zonder te overdrijven doodsbenauwd voor het idee dat ik werkelijk een kind zou krijgen. En dan bedoel ik alles wat erbij hoort: geen weg terug, de zwangerschap, de geboorte, de levenslange verantwoordelijkheid voor een klein mensje – het einde van het leven zoals ik dat ken. Terwijl ik tot op dat moment altijd had gedacht dat ik dat zou gaan doen en – belangijker nog – ook wilde.

Hoe komt het in vredesnaam dat ik daar nooit behoorlijk over heb nagedacht en er maar gewoon van uitging dat het zo zou gaan? Dan was juist zo opgewonden geweest. Hij praatte druk over nieuwe avonturen, een volgende stap… Wat als mijn man en ik daar – kennelijk van de ene op de andere dag – zulke verschillende ideeën over hebben?

Mijn ogen worden groot van angst bij de gedachte dat ik Dan kwijt zal raken en in paniek zoek ik mijn telefoon. Ik ga hem gewoon opbellen om ronduit te zeggen dat het me spijt. Hoe ik er zelf ook over denk, ik had hem nooit van zoiets achterbaks mogen beschuldigen. Geen wonder dat hij…

Maar voor ik zijn nummer kan draaien begrijp ik uit het boze getoeter achter me dat het licht eindelijk groen is en dat iedereen door wil rijden. Ik trek op, terwijl ik mijn tas weer op de stoel laat vallen. Een hitsige dj begint zomaar door het einde van het liedje te kletsen en brabbelt over wegwerkzaamheden in een stadscentrum waar ik helemaal niet ben.

En zonder dat ik het besef, is mijn kans daarmee verkeken.

Ik zal aan dit moment terugdenken. Later zal ik me herinneren dat ik bijna mijn man had opgebeld om te zeggen dat het me speet en zal ik uit het diepst van mijn hart wensen dat ik die kans toen had gegrepen.

Alles zou anders zijn gegaan.

Het zou misschien zelfs een leven hebben gered.