4
‘We zitten te lunchen en dan begin jij over erecties te wauwelen…’ Dan kon nauwelijks uit zijn woorden komen en klemde het stuur stijf vast ‘…waar mijn váder… en mijn ópa bij zitten?’
‘Ik weet het…’ Ik schaamde me zo dat ik hem niet eens aan durfde te kijken. ‘Ik weet het, Dan. Het spijt me echt vreselijk, maar ik verloor mijn geduld. Ik had het niet moeten zeggen, je hebt volkomen gelijk, maar toen hij je zo zat af te zeiken, kon ik het niet langer verdragen. Wat weet hij trouwens van computers?’
‘Niets!’ schreeuwde Dan. De auto slingerde even. ‘Dat is het ’m juist. Hij weet niets! Het is gewoon een stijfkoppige, oude man! Je weet toch dat je hem, als hij zo’n bui heeft, gewoon moet laten kletsen.’
‘Maar…’
‘Door zo tegen hem uit te vallen zonder aan de consequenties te denken, speelde je hem juist in de kaart, liet je blijken dat zwangerschap een gevoelige kwestie is.’
‘Het is geen gevoelige kwestie.’ Afwerend sloeg ik mijn armen over elkaar.
‘Wel waar!’ zei Dan. ‘Ik heb het zelf gezien. Je was woedend.’
‘Ja, om alles wat hij tegen jou zei! Ik weet dat ik niet zo had moeten uithalen en het spijt me echt, maar hij heeft geluk dat er op medisch gebied zoveel vooruitgang is geboekt. Toen mijn vader een hartaanval kreeg… kun je iets langzamer rijden?’ onderbrak ik mezelf. ‘De wegen zijn nat en ik wil graag heel thuiskomen.’
‘Nou ben ik het zat,’ explodeerde Dan en hij stuurde scherp naar links, een parkeerplaats op, waardoor de auto achter ons bijna onze kofferbak binnenreed. Er werd boos geclaxonneerd toen ze voorbijflitsten.
‘Wat doe je nou?’ vroeg ik verbijsterd, toen Dan op de rem trapte, de handrem met een ruk omhoogtrok en de motor uitzette.
‘Rij zelf maar!’ zei hij, terwijl hij zijn veiligheidsgordel losmaakte, ‘als ik zelfs dat al niet meer goed doe.’
‘Dan!’ Verbaasd legde ik een kalmerende hand op zijn arm. ‘Wat bezielt je in vredesnaam? Je vader is gewoon een idioot, meer niet.’ Ik haalde diep adem. ‘Zodra we thuis zijn, bel ik hem wel om mijn excuses aan te bieden, goed? Het spijt me.’
Dan sloeg zijn ogen ten hemel. Ik zag een spiertje trillen in zijn kaak.
‘En ook al hebben ze je salaris bevroren,’ vervolgde ik, ‘we hebben tenminste allebei nog een baan. Dat is het belangrijkste, want als…’
‘En hoe denk je dan dat ik me voel?’ barstte hij plotseling los, ‘als ik pa dat soort kritiek hoor leveren en ik niet weet hoe ik je moet verdedigen, wat ik zou moeten zeggen, terwijl ik vanbinnen…’ Hij zweeg en haalde diep adem. ‘Je hoorde wat hij zei: “Tenzij hij verdomme eens een beetje opschiet…” En wat mijn moeder vorige week aan de telefoon zei, daar zat zeker iets in. Het is allemaal goed en wel om met ons eerste kind te wachten… maar hoe moet dat dan met de tweede en de derde?’
Wát? Ik kon mijn verbijstering niet verbergen. Waarom waren ze daar over begonnen?
‘Dan zijn we inmiddels stokoud, misschien kunnen we ze niet eens krijgen en ik wil absoluut niet dat de eerste enig kind blijft,’ zei hij resoluut. ‘Dat is niet eerlijk tegenover een kind. Ik vond het zelf ook vreselijk. En nog steeds. Ma zei dat ze wou dat ze bij pa was blijven aandringen op een broertje of zusje voor mij.’
‘Je hebt me niet verteld dat jullie daarover hebben gepraat,’ zei ik behoedzaam. ‘En voor jouw ouders lag het anders. Ten eerste het leeftijdsverschil…’
‘Ze vragen zich allebei duidelijk af wat er aan de hand is, en pa heeft in zekere zin gelijk. We kunnen het niet blijven uitstellen, Moll.’ Hij negeerde me totaal. ‘Weet je wat ik me opeens realiseerde? Vorig jaar rond deze tijd hadden we het erover om het te gaan proberen en toen zei jij dat we moesten wachten tot we de flat hadden verkocht. Nou, dat is gebeurd, en nu is het ineens veranderd in “we moeten wachten tot we er iets gekocht hebben…” Ik vraag me af wie nog meer denkt: “Kom op, Dan, wees een man! Nog steeds geen kind? Alles oké?” Het is niet eerlijk, want ík ben niet degene die het afhoudt, hè Moll?’ Hij keek me uitdagend aan. ‘Of misschien denken ze dat er een ander probleem is, dat je niet genoeg van me houdt of zo.’
Mijn mond viel open. Dit kwam zo totaal uit de lucht vallen dat ik daar geen antwoord op had. We hadden echt nooit getwijfeld aan onze gevoelens voor elkaar, echt nooit. ‘Ben je bang dat anderen dat denken, of is dat misschien wat je zelf denkt?’ vroeg ik langzaam.
Hij draaide zich in zijn stoel om, zodat hij me kon aankijken. ‘Zeg jij het maar! Je doet vreemd sinds ik er gisteren met je over probeerde te praten. Je wilt toch wel kinderen?’
Ik was een moment sprakeloos. ‘Natuurlijk! Maar jezus, Dan, waarom opeens zo’n haast? Het is gewoon fijn om getrouwd te zijn, plezier te hebben. Wat is daar mis mee? En het gaat je vader – óf je moeder – niets aan wat wij al dan niet besluiten om te doen. Je moet trouwens niet met hen over zulke dingen praten, dat moet je met mij doen!’
Dan keek me vol ongeloof aan. ‘Wat denk je dat ik nu probeer te doen dan?’
‘Oké, oké,’ zei ik. Ik stak mijn handen omhoog in een poging hem te kalmeren, het was niets voor hem om zich zo druk te maken. ‘Je hoeft niet tegen me te schreeuwen!’ Zijn reactie was totaal verdreven; het was zijn vader gelukt hem op te fokken en hem te laten denken dat er een probleem was, dat helemaal niet bestond…
Gemakshalve was ik mijn eigen bedenkingen van de vorige avond vergeten.
‘We zullen erover praten, Dan, ik denk alleen…’
‘Maar wat valt erover te zeggen?’ riep hij. ‘We willen allebei kinderen, dus laten we het gewoon doen.’
‘Oké dan, na de kerst…’
‘Waarom ná de kerst?’ zei hij koppig. ‘Waarom niet nú?’
‘Dan, dat is al over twee maanden!’
‘Je bent echt niet meteen zwanger, hoor. Wat maakt het in het grote geheel gezien uit om te wachten?’
‘Nou, wat mij betreft best veel,’ zei ik. Ik begon nu zelf ook kwaad te worden. ‘Oké, misschien lukt het niet meteen, maar mocht dat wel gebeuren dan ben ik midden in de zomer hoogzwanger… liever niet, dankjewel. En ik zou het wel zo leuk vinden om met mijn verjaardag en kerstmis iets te kunnen drinken.’
‘Een klein glaasje kan altijd wel,’ zei Dan, en hij keek uit het raam. ‘Nou ja, waarschijnlijk…’ Hij zuchtte. Hij begon enigszins te kalmeren, terwijl hij duidelijk nadacht over mijn aanbod om nog twee maanden te wachten. Ik had het daarbij moeten laten.
‘Maar ik kan je wel vertellen dat het er niet bepaald leuk op wordt met alle druk die op me wordt gelegd,’ voegde ik daar bits en totaal onnodig aan toe.
‘Precies!’ zei hij triomfantelijk. ‘Dus het is toch mijn schuld.’
Ik verloor eindelijk mijn geduld. ‘Het is níémands schuld!’ schreeuwde ik terug. ‘Wat een volslagen zinloze ruzie is dit! Ik zeg alleen maar dat we nooit meer terugkrijgen wat we nu hebben, Dan. Snap je dat niet? Als we eenmaal kinderen hebben, is dat voorbij. Dat zal een totaal ander avontuur zijn en een fantastisch avontuur, dat weet ik wel zeker, maar wens alsjeblieft dit deel van ons leven niet weg. Ik wil gewoon nog een maand of twee genieten van het leven zoals het nu is. Meer niet.’
‘Dus daar draait het allemaal om?’ Hij trok een raar gezicht. ‘Je wilt gewoon nog wat plezier maken?’
‘Ja! Wat is daar mis mee?’
‘Nou, we zijn vier jaar samen.’ Hij keek oprecht verbaasd. ‘Hoeveel plezier wil je nog? Ik ben zesendertig, Moll… Ik wil geen oude vader zijn.’
‘Dat zal ook niet gebeuren!’
‘Oké, maar gaat het je echt alleen om plezier?’ vroeg hij plotseling ernstig. ‘Of is er nog iets anders? Stoppen met werken of zoiets?’
Ik aarzelde. Dat had ik zelfs nooit overwogen. ‘Niet echt. Ik hou gewoon van het leven zoals het nu is. Ik weet dat het niet zo zal blijven, maar het zou leuk zijn als ik niet nu al zou moeten…’
‘Je hebt altijd gezegd dat je werkt om te leven, niet leeft om te werken…’
‘Dat klopt, maar dat betekent niet dat mijn werk niet belangrijk voor me is, Dan.’
‘Niemand zegt dat je helemaal moet stoppen, je zou weer parttime kunnen gaan werken.’
‘Ja, dat weet ik, maar als je parttime werkt, krijg je niet de goede…’
‘Onze moeders kunnen bijspringen,’ onderbrak hij me enthousiast. ‘We zouden zelfs geen kinderoppas hoeven te betalen, daar boffen we mee! Ik weet dat we nog steeds een huis moeten kopen, maar de huizenmarkt zit nog steeds in het slop, en als het erop aankomt is het niet zo dat we geen tweede slaapkamer hebben.’
‘Je bedoelt mijn kantoor?’
Hij knikte. ‘Ik weet wat je denkt, maar luister. Als we de eettafel wegdoen, jouw bureau daar neerzetten en een echte slaapbank in plaats van dat wrak dat we nu hebben, heb je nog steeds een werkplek én er kan iemand blijven logeren als die dat wil. We maken zo in feite een beter gebruik van de ruimte. Wie heeft er tegenwoordig nog een aparte eetkamer?’ Hij had er kennelijk goed over nagedacht.
Ik zei niets, maar liet plotseling doodmoe mijn hoofd tegen de hoofdsteun rusten.
‘Je lijkt niet erg enthousiast.’ Hij zag er uitgeput uit. ‘Zou je zelf geen kind willen, nu al je vriendinnen – ik bedoel die in Londen, niet Bec en Joss – al moeder zijn?’
Mmm. Hij was er niet bij geweest toen Rose vertelde dat ze zwanger was en in één adem zelfverzekerd zei: ‘Er verandert niets: het kind zal zich aan míj moeten aanpassen…’ Ondertussen zie ik al zo lang hoe mijn schoonzus zich aan het moederschap aanpast dat ik weet dat het zo absoluut niet werkt. En wat als dat bij iedereen zo ging? Was het echt zo raar dat ik de luie zaterdagochtend nog niet voor slapeloze nachten wilde inruilen? Ik zei niet nóóit… toch?
Er scheurde nog een auto voorbij, waardoor die van ons eventjes heen en weer schudde. We zwegen allebei en ik staarde naar de natte weg die zich voor ons uitstrekte en begreep er niets meer van. Het enige wat ik hoorde, was de aanhoudende regen op het autodak. Ik wilde naar huis, terug naar ons gezellige huisje om Michael met zijn onbeschofte opmerkingen en de wereld buiten te sluiten.
Ik pakte Dans hand vast. Hij reageerde niet; zijn hand lag slap in die van mij.
‘Alsjeblieft, ik wil geen ruzie met je maken.’ Ik kneep in zijn hand. ‘Ik hou van je.’
‘Ik ook van jou,’ zei hij vlak.
‘Zeg dat nog eens, maar dan alsof je het meent!’ grapte ik. Ik plaagde alleen maar, om de sfeer wat op te vrolijken.
‘Het zou waarschijnlijk veel gemakkelijker zijn als ik dat niet deed,’ antwoordde hij.
Ik moet mijn ogen verrast en angstig opengesperd hebben, want hij keek meteen alsof hij wenste dat hij dat niet had gezegd. Misschien werd hij er zelf ook bang van.
‘Sorry, het spijt me,’ zei hij meteen, ‘dat meende ik niet.’ Hij trok me tegen zich aan. Onhandig zo met de handrem en de veiligheidsgordels in de weg omarmden we elkaar. ‘Kom.’ Hij kuste me snel op mijn mond. ‘Laten we naar huis gaan.’
We waren al tamelijk uit ons gewone doen, dus was het enigszins betreurenswaardig dat ik Dan later, toen ik onze slaapkamer binnenkwam om mijn make-up eraf te halen en mijn tanden te poetsen, bij het nachtkastje zag staan met een speld in zijn ene hand en een nog ingepakt condoom in de andere.