16
‘Ik kan niet geloven dat je mijn nummer hebt geblokkeerd,’ zegt Leo ongelovig. ‘Weet je wel hoe dat voelt? Het was al erg pijnlijk toen ik besefte dat je me op Facebook had geblokkeerd. Ik begrijp het niet… waarom doe je dat?’
‘Ik doe helemaal niets!’ Ik moet mijn ogen even dichtdoen en mijn groeiende frustratie wegslikken, terwijl ik op de natte straat naar hem sta te luisteren. Ik had beter moeten weten en niet op moeten nemen toen ik dat onbekende nummer zag, maar het is mijn werktelefoon, dus ik moet elk gesprek wel beantwoorden. ‘Ik doe niets, Leo, jíj doet het. Ik wil gewoon dat je me met rust laat. Waarom kun je dat niet begrijpen?’
Hij negeert me. ‘Ik koop als het nodig is wel een miljoen prepaid telefoons tot je eindelijk naar me luistert. Ik blijf voor ons vechten.’
‘Waar heb je het over?’ Ik begin bijna mijn geduld te verliezen. ‘Er is geen ons. Je moet hiermee ophouden!’
‘Nee, niet totdat jij me gelooft. Ik moet steeds aan je denken, ik besef dat…’
‘Ik heb hier geen tijd voor, Leo,’ onderbreek ik hem. ‘Ik ben al te laat voor een afspraak. Ik moet ophangen. Bel me alsjeblieft niet meer. Ik meen het, oké?’
Ik hang op, laat de telefoon met trillende handen in mijn tas glijden en loop het anonieme Londense ziekenhuis binnen. De ochtend was al zo afschuwelijk en hij maakt het allemaal nog erger. Ik ben doodsbang dat ik hier iemand tegenkom die ik ken. In veel opzichten is dit nog erger dan mijn bezoek aan de dokter. Ik voel dezelfde diepe schaamte en verlegenheid, maar het schuldgevoel begint me langzaam maar zeker te wurgen. Met de woorden ‘een prettige dag nog’ is Dan vanochtend opgewekt naar zijn werk vertrokken. Hij had er geen idee van dat ik drie treinen na hem naar Londen zou reizen, geen notie dat ik die ochtend op geslachtsziekten zou worden getest.
Ik geef mijn naam, ga nerveus in de wachtkamer zitten en zet mijn telefoon uit. Leo had zowaar een prepaid telefoon gekocht, omdat ik gisteren zijn nummer had geblokkeerd… wat ik daarvan moet denken weet ik niet.
Maandag, toen ik bij de garage mijn auto ophaalde, kreeg ik een sms’je waarin stond:
Dinsdagochtend bracht:
Op woensdag was het een te vaak gebruikt cliché, dat me vroeger misschien hoteldebotel gemaakt zou hebben, maar dat me nu alleen nog maar de koude rillingen bezorgt:
Dan een uur later:
Ik wil helemaal niet dat hij iets met betrekking tot mij voelt! Dat is juist het hele punt! Werkelijk elk sms’je herinnert me aan wat ik probeer te vergeten.
Toen kwam twee uur later:
Hij kan maar niet geloven dat ik hem niet wil. Maar ik moet hem niet en ik heb te veel te verliezen, dus ik waag het erop en negeer hem tot hij verveeld raakt en vertrekt. Ik wil dat hij ophoudt. Hij moet ophouden. En daarom heb ik gisteren zijn nummer geblokkeerd, al heeft dat niet veel geholpen.
Geagiteerd wrijf ik met mijn hand over mijn voorhoofd. Onder mijn vingers voel ik de bultjes en bobbeltjes van een paar vettige plekjes, die daar de laatste paar dagen zijn opgekomen, ondanks de zeer droge huid op mijn kin. Ik was veel korter ongesteld dan anders en achter mijn linkerknie komt eczeem op… Misschien moet ik maar een heel nieuw telefoonnummer aanvragen?
‘Cara Jones?’ roept een verpleegkundige.
Als ik dat zou doen, is er dan nog iemand van wie hij het nieuwe nummer zou kunnen krijgen? Volgens mij niet.
‘Cara Jones?’ roept ze weer, iets luider nu.
O, shit. Dat ben ik. Ik ben Cara Jones.
Ik pak mijn jas en sta op.
‘Cara?’ herhaalt ze bits, terwijl ze me veelbetekenend, maar niet onvriendelijk aankijkt met een blik van: je moet wel de valse naam die je opgeeft onthouden. ‘Volg me alsjeblieft.’
Alles gaat uiterst efficiënt – de verpleegkundige neemt een lijst door met ronduit beangstigende symptomen, die ik tot mijn opluchting niet heb. We bespreken kort het betreffende incident en dan vertelt ze me dat ik me eerst alleen op chlamydia en gonorroe kan laten testen, waarbij overigens eventuele andere geslachtsziekten waarschijnlijk ook aan het licht komen, of ik kan meteen de hele reutemeteut laten doen: hiv, syfilis en hepatitis, hoewel het nog minstens een week duurt voordat mijn lichaam antistoffen gaat aanmaken die in een aidstest aan te tonen zijn.
‘Kan het zijn dat je ex-partner biseksueel is? Is het waarschijnlijk,’ ze gaat veel zachter praten, ‘dat hij naar seksfeestjes gaat?’
Ik informeer bijna hoe ze zulke dingen kan vragen zonder een spier te vertrekken. Maar dit is niet iets om leuk over te doen.
‘Zulke activiteiten zouden je risico vergroten.’
Het is feitelijk helemaal niet grappig… en eerlijk gezegd heb ik geen antwoord op haar vragen. Zulke dingen deed hij niet toen we samenwoonden, nee, maar dat was hoelang… vijf jaar geleden? En op dat moment besef ik dat ik Leo eigenlijk helemaal niet meer ken. Ik weet alleen hoe hij was.
We besluiten dat ik voor het chlamydia/gonorroe-pakket ga, het minst aantrekkelijke ‘pakket’ dat ik ooit heb gekozen – met inbegrip van die keer dat Joss, Bec en ik op zeventienjarige leeftijd naar Gran Canaria gingen; samen kostte het ons ongeveer £250. Een urinetest later en £140 lichter sta ik weer op straat terwijl ik mijn mobieltje stevig vasthoud. Ze zullen me de uitslag binnen achtenveertig uur doorbellen.
Die £140 vind ik niet erg. Die urinetest ook niet, dat was eigenlijk een relatief aangename verrassing, aangezien ik opnieuw een inwendig onderzoek had verwacht. Maar die achtenveertig uur vind ik wel erg. Ik had verwacht het meteen te horen te krijgen, en daarom ben ik vreselijk teleurgesteld dat ik het mee terug naar huis moet zeulen. Ik had terug willen gaan naar Dan en ten minste een deel ervan achter me willen laten.
Als ik weer buiten sta, regent het. Dus pak ik haastig mijn paraplu, recht mijn rug en loop diep in gedachten en met mijn hoofd naar beneden terug naar het metrostation in Bond Street.
Zo diep in gedachten dat ik eerst niet merk dat iemand me roept. Ik ben tenslotte op een steenworp afstand van Oxford Street, en het is zo winderig dat ik al mijn aandacht bij mijn paraplu moet houden om te voorkomen dat hij omklapt. Maar dan hoor ik iemand ‘Molly’ roepen en ik kijk op. Tot mijn verbijstering zie ik Leo opgetogen glimlachend aan de overkant van de straat met een chique zwarte paraplu boven zijn hoofd en een donkergrijze overjas, die openhangt en achter hem opbolt, terwijl hij tussen een zwarte taxi en een fiets door slalomt om bij me te komen.
‘Wat doe jij hier?’ Hij is duidelijk verbaasd, maar lijkt opgetogen om me te zien. Zijn adem wolkt voor zijn gezicht.
Ik ben volkomen sprakeloos. Ik was bang geweest om Dan tegen te komen, maar dat had ik van me afgezet; want wat had die in West End te zoeken? Het was nooit bij me opgekomen dat ik over Léo moest inzitten!
‘Ik kom net van een productlancering in het Claridge’s hotel,’ zegt hij, terwijl hij met zijn hoofd naar de straat achter zich gebaart. Dan kijkt hij mij weer aan. ‘Je ziet er steenkoud uit,’ zegt hij bezorgd; dan pakt hij me bij mijn arm. ‘Kom, laat me een kop koffie voor je kopen om je op te warmen.’
‘Niet doen!’ schreeuw ik. Tot verbazing van een toevallige voorbijganger en zijn vriendin, die ons haastig voorbijlopen, ruk ik mijn arm los. De vriendin stoot hem aan, ze draaien zich allebei om en kijken nieuwsgierig naar ons. Ik veronderstel dat we er waarschijnlijk uitzien als elk ander willekeurig stel dat op straat staat te ruziën. Alleen zijn wij geen stel.
Leo lijkt ook een beetje geschrokken van mijn reactie. ‘Oké,’ zegt hij langzaam. ‘Wat jij wilt, MM, het is geen probleem.’
Ik verstijf. MM… mooi meisje.
‘Noem me niet zo.’
Hij schiet in de lach, alsof ik me aanstel. ‘Waarom niet? Het is waar! Nou ja, misschien niet op dit moment, maar ik vind je nog steeds mooi.’
Hij weet heel goed waarom hij me zo niet moet noemen. Want zo noemde hij me toen we samenwoonden. Ik was MM en hij was VV – verrukkelijke vent. Nu klinkt het alleen maar afgrijselijk sentimenteel en gênant. Ik zet een stap achteruit, maar hij doet alsof hij dat niet merkt. ‘Maar wat doe je hier eigenlijk?’ herhaalt hij nieuwsgierig. ‘Je werkt toch in Brighton?’
Dat klopt, ja. Ik ben alleen in Londen om er zeker van te zijn dat ik geen seksueel overdraagbare ziekte van je heb gekregen.
‘Dat gaat je niets aan.’ Ik ben bijna onbeleefd, maar hij lijkt totaal niet van zijn stuk gebracht, het lijkt hem slechts aan te moedigen.
‘Prima,’ zegt hij luchtig. ‘Toe maar, doe maar lekker, maar laat me je tenminste naar een behoorlijke plek meenemen om beter weer af te wachten.’ Hij gebaart naar de donkere wolkenhemel, alsof hij me tegen het dreigende gevaar moet beschermen. ‘We kunnen koffie drinken, en dan vertel jij me hoe erg het je spijt dat je mijn nummer hebt geblokkeerd.’
Ik ben stomverbaasd om deze brutale schaamteloosheid. ‘Ik heb dat gedaan, omdat ik niet wil dat je me belt of sms’t.’ Ik kan de groeiende frustratie in mijn eigen stem horen. ‘Ik snap echt niet welk deel je daarvan niet begrijpt. Hoe vaak moet ik je nog zeggen dat ik getrouwd ben!’
Hij snuift laatdunkend en schudt even zijn hoofd. ‘Dat blijf je zeggen. Maar kom, je hebt nog steeds niet gehoord wat ik te vertellen heb.’ Hij begint weg te lopen alsof hij er zonder meer van uitgaat dat ik hem zal volgen…
… maar ik blijf stokstijf staan. ‘Ik wil je nooit meer zien.’
Hij fronst zijn wenkbrauwen. ‘Maar ik wil…’
‘Wat?’ explodeer ik. ‘Wat wil je, Leo? Want het gaat altijd om wat jij wilt, hè? Wat jij nodig hebt, wat jij me te zeggen hebt. Maar wat wil je nou eigenlijk?’
‘Jou,’ zegt hij onomwonden. ‘Ik wil jou.’
‘Niet waar!’ Kwaad doe ik een stap in zijn richting. ‘Dat denk je alleen maar, maar dat is niet zo.’
‘Doe niet zo neerbuigend!’ Hij wordt opeens kwaad, en ik doe gauw weer een stap achteruit. ‘Ik wil je wel,’ houdt hij koppig vol. ‘Jij kunt me niet vertellen wat ik voel.’
Ik schud ongelovig mijn hoofd, en dan besef ik dat ik helemaal niet naar hem hoef te blijven luisteren. Niet meer. Ik draai me op mijn hakken om en loop in een flink tempo weg.
‘Ik hou van je!’
De woorden echoën achter me door de straat, en geschokt blijf ik staan. Ik kan het niet helpen, maar ik draai me half om en kijk naar hem.
We kijken elkaar aan. Alles om ons heen beweegt, auto’s, mensen, die ongeduldig om die twee bewegingsloze idioten midden op straat heen rijden. Hij wendt zijn blik niet af.
Maar ik zeg niets, draai me gewoon om en loop zo snel mogelijk weg.