24
Als het de volgende dag zes uur ’s middags is geweest, voelt het alsof nu elk moment de bom kan barsten. Leo zit te wachten tot ik hem bel, of sms, wat ik geen van beide heb gedaan. Wat gaat hij nu doen? Met een brullende motor naar mijn huis rijden, uit de auto springen en met grote stappen de oprit op benen? Ook al staat mijn werktelefoon uit, ontspannen kan ik me niet terwijl de minuten wegtikken. Ik doe ontzettend mijn best zo gewoon mogelijk te doen als ik samen met Dan televisie zit te kijken, ik krijg nauwelijks een hap door mijn keel, stap in bed en lig verkrampt te wachten tot de deurbel gaat, tot er op de voordeur wordt gebonsd…
Maar er gebeurt niets.
Dinsdagochtend vertrekt Dan naar zijn werk en kort daarop verlaat ik gehaast het huis. Ik hoef feitelijk pas om tien uur naar mijn eerste afspraak, maar ik blijf onder geen beding alleen thuis. Pas in de auto zet ik ziek van angst mijn BlackBerry aan, en onder het rijden hou ik praktisch mijn adem in totdat hij alles heeft opgehaald.
Weer niets. Wat voor spelletje speelt hij?
Onderweg stop ik voor een kop koffie, want ik ben veel te vroeg, en het helpt feitelijk om in een onbekende zaak te zitten, waar niemand me kent, of zich druk maakt over wat ik doe, of waaraan ik denk. Ik zet allebei de telefoons uit en heb een uurtje rust. Ik kom niet tot een conclusie, zie niet opeens een uitweg en ik denk ook niet dat dit allemaal op miraculeuze wijze goed komt. Ik probeer juist nergens aan te denken en me alleen op de krant te concentreren. Wat kan ik anders doen?
Gek genoeg ben ik rustiger als ik weer naar buiten ga en in de auto stap. Als ik bij de huisartsenpraktijk ben gearriveerd, betrap ik mezelf erop dat ik overweeg om Leo te bellen, om te zeggen dat ik hem zal ontmoeten, om te proberen dit als volwassenen op te lossen. We woonden vroeger samen! We kunnen hier toch wel over praten…
Ik ga de wachtkamer in en voel me vreemd afgesneden van alles om me heen. Als ik naar de receptiebalie loop, komt automatisch mijn professionele glimlach tevoorschijn. Ik zou hem kunnen bellen als ik hier klaar ben. ‘Hallo!’ zeg ik hartelijk, alsof ik geestelijk niet op het randje van instorten sta en alles pico bello is. ‘Ik ben Molly Greene van MediComma, en ik heb een afspraak met de praktijkmanager.’
‘Hallo,’ zegt de doktersassistente, die met verschillende telefoons tegelijk jongleert. ‘Ik zal haar vertellen dat je er bent. Wil je misschien bij je collega gaan zitten?’
‘Mijn collega?’ antwoord ik verward, terwijl ze achter me wijst.
Ik draai me om. Op een of andere manier verwacht ik Pearce, want dat is de enige logische verklaring, maar het bloed trekt weg uit mijn gezicht.
Leo staat op, gekleed in een onberispelijk pak met een laptoptas in zijn hand. ‘Hallo!’ Hij ziet er volkomen uitspannen uit. ‘Mary?’ Hij kijkt over zijn schouder naar de doktersassistente en schenkt haar een oogverblindende glimlach. ‘Kun je ons een minuutje geven voor je Jenny oproept? Ik moet Molly up-to-date brengen.’
‘Natuurlijk,’ zegt ze meteen.
‘Je bent een schat, bedankt!’ antwoordt hij. Zijn ogen twinkelen als hij me bij mijn arm pakt en me meeneemt naar een rustiger gedeelte van de wachtkamer. ‘Niets zeggen,’ zegt hij zacht, nog steeds glimlachend. ‘Ze is er helemaal ingetrapt… speel gewoon mee.’
‘Hoe wist je…’ Geschokt zwijg ik.
Even glijdt er een blik vol ongeduld over zijn gezicht. ‘Ik heb MediComma gebeld, gezegd dat ik je man was, dat er een spoedgeval in de familie was en dat ik je niet te pakken kon krijgen. Of ze toevallig wisten waar je was, zodat ik je kon bereiken? Ze vertelden me dat je hier zou zijn… en daar ben je dan.’ Eventjes kijkt hij bijna zelfvoldaan, maar dan verdwijnt die blik weer. ‘Zou je me gisteren niet bellen?’
‘Leo, luister…’
‘Nee, ik vind dat jij moet luisteren,’ zegt hij effen. ‘Ik hou van je, dat weet je, en met plezier heb ik dit grootse spel gespeeld, aangezien jij dat lijkt te willen.’ De gedachte komt bij me op dat hij nogal dol is op deze vermetele versie van zichzelf. ‘Maar deze “zoektocht” begint ondertussen wel wat saai te worden. Deze… toestand…’ hij gebaart om zich heen, ‘bewijst dat ik het meen. Geen spelletjes meer, Molly. Het is afgelopen. Vanaf vanmiddag ben ik voor mijn werk een week naar het buitenland. Terwijl ik weg ben, neem jij een besluit over hoe je het verder wilt spelen. Als je het Dan zelf wilt vertellen, doe dat dan. Anders zorg ik ervoor zodra ik terug ben, goed?’ Hij kijkt me onbewogen aan. ‘Ik neem contact met je op als ik niets van jou heb gehoord. Gedraag je, MM. Ik weet dat je de juiste beslissing zult nemen.’
Mijn mond valt van verbijstering open als hij weer even in mijn arm knijpt, zich omdraait en met een vrolijke zwaai en een ‘Bedankt, Mary! Ze moet het nu alleen doen, dus wees aardig voor haar!’ naar buiten slentert.
‘Molly, je moet de politie bellen,’ zegt Joss onmiddellijk, als ik haar eindelijk tegen zessen te pakken krijg. ‘Dit is echt ziek.’
‘En wat zeg ik dan? “Ik word door iemand gestalkt die op dit moment in het buitenland zit”… ze lachen me in mijn gezicht uit!’
‘Hij neemt je in de zeik. Geef me zijn nummer. Als hij echt in het buitenland zit, dan gaat zijn mobiel toch anders over?’
Ik aarzel. ‘Je moet je nummerweergave wel uitzetten… en beloof me dat je ophangt zodra hij opneemt, oké? Niet tegen hem schreeuwen, of iets zeggen wat hem irriteert, alsjeblieft.’
Ze belt me even later terug. Ze klinkt verslagen. ‘Hij zit echt in het buitenland. Ik heb hem twee keer over laten gaan en toen opgehangen. Molly, ik meen het, je moet het echt tegen iemand vertellen…’
‘Nee!’ hou ik vol, terwijl het koude angstzweet me uitbreekt. ‘En jij ook niet – dat heb je beloofd.’
‘Maar…’
‘Je hebt het beloofd!’
‘Nou, vooruit dan maar,’ zegt ze ongemakkelijk, terwijl ze me kalm probeert te houden.
Hij bluft niet. En hij heeft me een week gegeven.
Wat nog rest van de dinsdag en dan woensdag en vervolgens donderdag vliegen voorbij, terwijl ik probeer te werken en zogenaamd doe alsof er niets aan de hand is. Het ene moment steek ik mijn kop in het zand, het volgende moment word ik door paniek bekropen bij de gedachte dat ik Dan vraag om te gaan zitten en hem alles opbiecht, hem vertel wat er is gebeurd en hem smeek me te vergeven. Leo stuurt me geen enkel sms’je. Hij zwijgt in alle toonaarden, wat me aan de ene kant de gelegenheid geeft te doen alsof dit niet echt gebeurt, maar aan de andere kant is het deprimerend onheilspellend.
Vrijdag breekt aan en ik zit na het werk met mijn collega’s in de kroeg. Ik voel me versuft en verdoofd, terwijl ik denk: Moet ik naar huis gaan en het Dan vanavond vertellen?
Ik heb nog maar drie dagen. Meer niet.
Pearce vertelt Sandra en mij over de huisarts, die hem eerder die dag per se bij het verwisselen van een lekke band van zijn auto wilde helpen.‘Toen het wiel er eenmaal onder zat, gaf ze daadwerkelijk een klap op de kofferbak van de Golf, alsof het een paard was, en zei opgewekt: “Die zal geen moeilijkheden meer geven.” Briljant!’ grijnst hij, en hij gooit het laatste beetje chips uit het zakje in zijn mond, waarbij hij helemaal onder de kruimels komt te zitten. ‘Wat een vrouw!’
‘Eerder een vieze vette lesbienne,’ zegt Sandra chagrijnig en ze neemt nog een slokje van haar Bacardi-cola.
Pearce staart haar aan. ‘Omdat ze weet hoe ze een band moet verwisselen?’
‘Dat is niet normaal, Pearce.’ Sandra huivert van afkeer. ‘Geloof me.’
‘Mijn moeder weet hoe ze een stekker aan een snoer moet zetten.’ Pearce kijkt haar nadenkend aan. ‘Is ze dan ook lesbisch?’
‘Ik zou het niet weten. Ik heb haar verdomme nog nooit ontmoet, hè?’ merkt Sandra zuur op.
Ik kan er echt niet tegen als ze ruzie gaan maken. Gelukkig belt Bec, zodat ik een excuus heb om op te staan en het jonge liefdespaar het lekker zelf kan uitzoeken.
‘Oké, ik ben het dus een beetje verleerd,’ zegt ze door de telefoon, ‘maar stel, je hebt voor de derde keer afgesproken met een man die je via internet hebt ontmoet – die echt heel aardig is, met wie je ontzettend hebt gelachen, en die je heel leuk vindt – zou jij je dan druk maken over welk onderbroekje je moet aantrekken tijdens een dinertje met hem vanavond? Voor het geval dat?’
‘Nee!’ zeg ik automatisch. ‘Ik zou denken, een geweldige start, dit voorspelt veel goeds, maar ik ken hem net een week en als hij me echt leuk vindt, wacht hij zolang het nodig is.’
‘Pf,’ zegt ze opgelucht. ‘Bedankt. Het was maar een vraag… Ik hou van je.’ En ze hangt op.
Ik loop terug naar het tafeltje als Joss belt. ‘Geen verdere ontwikkelingen? Alles goed met je? Kun je op dit moment trouwens praten?’ zegt ze vlug.
Dat kan, maar ik merk dat ik daar geen zin in heb. ‘Niet echt.’
‘Begrepen,’ zegt ze. ‘Ik bel je morgen wel.’
‘Wat ga je vanavond doen?’ vraag ik om toch een enigszins normaal gesprek te voeren.
‘Ik heb een date,’ zegt ze onzeker.
‘Dezelfde man?’
‘Ja.’
‘Wat leuk, Joss.’
‘Afgelopen zaterdag,’ ze aarzelt,’ hebben we letterlijk de hele nacht gepraat. Ik heb hem over mijn ouders verteld en… nou ja, alles.’
Jezus christus. Daar probeer ik niet op te reageren, ik wil haar niet op stang jagen. ‘Je hebt nooit…’
‘Jij hebt al meer dan genoeg op je bordje,’ zegt ze vlug. ‘Maar raad eens? Maandag had hij een fles parfum gekocht en meegenomen naar het werk, alleen maar omdat ik toevallig had verteld dat ik die van mij had laten vallen en dat de fles totaal aan diggelen lag. Aardig, hè?’
‘Ontzettend,’ zeg ik vriendelijk. Het zou heerlijk zijn als iemand een keer voor haar zorgde. Ik mag die man meteen. ‘Veel plezier.’
‘Bedankt,’ zegt ze dankbaar. ‘Moll? Bel me als je me nodig hebt, hè? Het maakt niet uit wanneer. Denk alsjeblieft aan wat ik heb gezegd, dat je het iemand moet vertellen.’
Ik ben er vrij zeker van dat ze Dan daarmee niet bedoelt.
Zaterdag kondigt Dan opgewekt aan dat we een kerstboom moeten gaan kopen. Eerst gaat hij ergens met me ontbijten en daarna gaan we naar het tuincentrum. We nemen de boom mee naar huis, zetten hem neer en beginnen hem op te tuigen. Dan gaat hij snel ergens nieuwe kerstboomlampjes kopen, die het wel doen, en terwijl hij weg is, sms ik huilend Leo en smeek hem letterlijk mijn leven niet kapot te maken.
Dan komt Dan weer terug. We gaan door waar we gebleven waren en twee uur later doet hij het goedgehumeurd nog een keer als de boom omvalt en alle kerstballen op dramatische wijze van de takken vliegen. Ik ga boven naar de wc en controleer mijn telefoon. Niets. Ik stuur Leo nog een sms’je, en smeek hem om simpelweg te verdwijnen. Ik doe erg mijn best om niets te zeggen wat tegen me kan worden gebruikt, en ik geef niets daadwerkelijk toe. Ik vraag hem alleen om alsjeblieft in zijn hart te kijken en te doen wat juist is. Dat als hij écht van me houdt…
Ik controleer mijn telefoon nog een keer als we eenmaal in bed liggen, en Dan slaapt. Nog steeds niets.
Mijn tijd zit er bijna op.
Het wordt zondag. Dan haalt de kranten, ik trakteer hem op een zondagse lunch, omdat ik het niet kan verdragen om nog langer in huis opgesloten te zitten, en we maken een lange wandeling over de heuvels.
‘Weet je, ik realiseerde me vandaag iets.’ Dan pakt mijn hand. ‘Dit is misschien wel ons laatste kerstfeest. Samen, bedoel ik. Volgend jaar rond deze tijd, zouden we… miljonair kunnen zijn!’
Hij grijnst naar me en ik moet snel de andere kant op kijken, zogenaamd doen alsof ik het uitzicht bewonder, zodat hij de tranen niet kan zien die in mijn ogen zijn gesprongen. We zouden dan van alles kunnen zijn, Dan.
‘Ouders… dat wilde ik eigenlijk zeggen. We zouden ouders kunnen zijn.’ Hij knipoogt naar me, slaat zijn arm om me heen en kijkt blij over de velden die zich onder ons uitstrekken.
Ik aarzel, en dan wankel ik bijna als ik mijn mond opendoe. ‘Dan…’
Hij kijkt me aan. ‘Ja?’
‘Niets.’ Ik kan het niet. Ik kán het niet. ‘Laten we maar naar huis gaan.’
Ik heb die nacht nachtmerries en maandagochtend, als Dan naar zijn werk is vertrokken, wordt het me te veel en ik bel Leo. De telefoon gaat over – hij zit nog steeds in het buitenland – maar hij neemt niet op. Ik krijg de voicemail.
Ik adem diep in.
‘Hoi,’ begin ik, en ik besef dat mijn stem trilt. ‘Met mij.’ Ik probeer te bedenken wat ik ga zeggen. ‘Ik weet dat je morgen terugkomt, en wat je hebt gezegd dat je ging doen.’ Ik zwijg even. ‘Ik zou echt heel graag…’ Mijn woorden komen er op ietwat hoge toon uit, en ik slik moeizaam in een poging beheerster te klinken. ‘Leo, ik zou echt heel graag…’ probeer ik nog eens, ‘met jou als over óns kunnen praten. De afgelopen paar weken is er veel gezegd. Maar het is nooit mijn bedoeling geweest jou pijn te doen en ik geloof ook niet dat jij mij pijn wilde doen. Maar alsjeblieft, alsjeblíéft laat me gaan…’ Ik moet even pauzeren en ik doe mijn ogen dicht. ‘Ik kan het niet…’ Mijn stem is nu niet meer dan een gefluister. ‘Ik hou van hem. Het spijt me echt ontzettend allemaal… maar ik weet niet wat ik verder nog kan zeggen. Laat me alsjeblieft gaan. Alsjeblieft.’
Verder valt er echt niets meer te zeggen. Ik verbreek de verbinding. En daar zit ik terwijl ik hoop dat hij me sms’t of belt.
Niet dus.
De volgende ochtend kleed ik me als verdoofd aan. Vandaag komt hij terug.
Ik zet mijn telefoon aan. Het eerste telefoontje is van Antony, die me officieel verzoekt om ontslag te overwegen. De dag begint al goed. ‘Het spijt me erg om dit zo vlak voor het kerstpartijtje te moeten doen,’ zegt hij en de schaamte is in zijn stem te horen. Ik vind het vreselijk voor hem en ik zou het liefst tegen hem zeggen dat ik wel heel iets anders aan mijn hoofd heb. ‘Trek het je niet aan, Antony, je doet alleen maar je werk. Weet de rest het al?’
‘Inderdaad, ja. Pearce nam het niet zo goed op als jij,’ grapt hij, hoewel hij verdrietig klinkt. ‘Wil je hem bellen als je de kans hebt? Controleren of hij zich goed houdt? Maar luister,’ hij aarzelt, ‘dit heb je niet van mij, Molly, maar neem het aanbod niet aan, goed? Vertrouw op mij. Het wordt vanzelf duidelijk.’
Pearce neemt niet op als ik hem bel, dus laat ik een bericht achter en zeg dat ik hoop dat hij oké is.
Maar vijf minuten later:
Arme jongen.
Dan volgt er weer een sms.
Leo.
Ik hou mijn adem in en doodsbang open ik het.
‘Was dat alles?’ Joss snapt er even weinig van als ik. ‘Ik ben het zat?’ Ik kan haar onuitgesproken verwarring helemaal vanuit Londen door de telefoon horen. ‘Betekent het dat hij het zat is en dat hij er aankomt, of dat hij het zat is, en dat hij ermee kapt?’
‘Ik weet het niet.’ Ik staar naar de vier kleine woordjes en er gloort opeens een sprankje hoop. ‘Denk je echt dat hij dat misschien bedoelt? Dat hij besloten heeft dat het het niet waard is?’
‘Misschien. Het zou echt iets voor Leo zijn… op het laatste moment besluiten dat hij er genoeg van heeft en dan liever maar gewoon wegloopt, omdat dat kan. Vermoedelijk moeten we de rest van de dag gewoon maar afwachten.’
‘Weet je zeker dat er niets aan de hand is?’ Dan kijkt me vanaf zijn kussen nieuwsgierig aan. ‘Je bent de hele avond al, ik weet niet, zo… schichtig.’
‘Schichtig?’ Onwillekeurig moet ik glimlachen.
‘Ben je opgewonden over het bedrijfsfeestje van morgen?’ Hij trekt een raar gezicht. ‘Als dat zo is, wordt het tijd om vaker uit te gaan; het zou triest zijn als dat feitelijk een hoogtepunt op onze sociale kalender zou zijn.’
‘Dat is waar ook,’ zeg ik. ‘Werk – Antony belde me vandaag. Hij vroeg me om vrijwillig ontslag te overwegen…’
‘Wát?!’ Geschokt tilt Dan zijn hoofd op.
‘… rustig maar, hij stelde me ook gerust.’
‘O.’ Dan legt zijn hoofd weer neer. ‘Dat betekent dat je goed zit?’
‘Ik neem aan van wel. Dat is goed nieuws, hè?’ zeg ik vrolijk.
‘Heel goed,’ zegt hij opgelucht. ‘Geen wonder dat je lacht.’ Hij kijkt me weer aan. ‘Verder is er niets gebeurd?’ vraagt hij.
Ik veroorloof mezelf een glimlachje. ‘Nee, helemaal niets.’