11
Ik hoef er niet eens over na te denken – ik wis het bericht. Ik wil Leo uit de weg hebben, ik wil dat hij spoorloos verdwijnt.
Ik laat de telefoon op de bank vallen alsof ik me eraan heb gebrand en loop de woonkamer uit. Boven in de badkamer doe ik het licht aan. Ik trek mijn broek uit, ruk mijn shirt over mijn hoofd, maak mijn bh los en stroop mijn onderbroek af. Dan stap ik in bad, draai de kraan open en snak naar adem als het koude water uit de douchekop mijn huid striemt. Als het water warm begint te worden, pak ik de zeep en begin ik me te schrobben. Ik boen zo hard, met een iets te ruw washandje, dat de binnenkant van mijn dijen roze wordt. Daarna spoel ik me eindeloos af. Steeds opnieuw totdat alles zeer doet en mijn vingers die de douchekop vastklampen rimpelig worden. Ik doe de kraan dicht en stap rillend op de badmat. De spiegel is beslagen en wanneer ik die schoonveeg, staart mijn met mascara besmeurde gezicht me aan. Nog steeds voel ik me niet schoon.
Ik pak wat wc-papier, wrijf de koppige make-up weg en laat het papier in de afvalemmer vallen. Dan laat ik het bad bijna helemaal met gloeiend heet water vollopen en stap erin. Het water komt tot boven mijn schouders. Ik kijk niet naar mijn naakte lichaam, maar doe mijn ogen dicht.
Maar terwijl ik daar lig, herinner ik me dat ik in het donkere hotelbed naast Leo wakker werd en dat ik húílde… ik denk tenminste dat ik huilde en hij troostte me… en toen begon hij me te zoenen…
Lieve god, néé… ik doe vlug mijn ogen open en snak luid naar adem, terwijl Mel in het kamertje waarvan ik weet dat daar haar zoontje slaapt luidkeels ‘bedtijd!’ door de ijselijk dunne muren brult. Dan komt ze met een levendige vertolking van ‘De paden op, de lanen in’, wat ik niet bepaald een slaapliedje vind.
Leo is de laatste man die me heeft aangeraakt. Niet Dan, maar Leo.
Ik kom snel overeind en stap uit het water dat over de rand klotst als ik haastig eerst mijn ene voet en dan de andere op de badmat zet en mijn handdoek pak. Ik wil er niet langer in blijven liggen. Ik sla de handdoek strak om me heen, loop naar onze slaapkamer en trek de gordijnen dicht. Dan droog ik mezelf af, smeer me snel in met koude bodylotion en doe mijn pyjamabroek al aan voordat alles behoorlijk kan intrekken. Ik haal snel een borstel door mijn natte haar en pak de föhn.
In mijn studententijd ben ik ook een keer zo dronken geweest. Toen was ik zo’n vier uur van mijn leven kwijt. Ik had me heel dom in de zon laten verbranden, had vervolgens wat ibuprofen ingenomen tegen de pijn, een fles wijn gedronken en was vervolgens naar het eindejaarsfeest gegaan. Het ging van gezellig aangeschoten naar dronken en ik eindigde half bewusteloos op mijn rug in het toilet met allemaal vreemde gezichten boven me, die vroegen of alles in orde was. Ik was niet in staat geweest om te antwoorden… ik lag daar met alleen het vage gevoel dat mijn rok helemaal verkreukeld was en ik die eigenlijk recht zou moeten trekken. Toen verschenen Abi en Rose. Meer kan ik me van die avond niet herinneren. De hele gebeurtenis was zo angstaanjagend geweest dat ik de volgende ochtend heb gezworen dat ik dat nooit meer zou doen.
Mijn haar is bijna droog als ik een luchtstroom in het huis voel. Op het moment dat ik de föhn uitzet om te luisteren, verschijnt Dan plotseling met een zakje chipito’s in de deuropening. Ik schrik me dood.
Hij grijnst. ‘Heb je me niet horen thuiskomen?’
Ik schud mijn hoofd.
Hij loopt naar me toe en geeft me een zoen. ‘Sorry, ik ben een beetje koud.’ Hij legt het lege zakje op de ladekast, doet zijn jas uit en gooit die op bed. ‘Ben je er allang?’
‘Nee, een halfuurtje ongeveer.’ Wat theoretische gezien waar is.
Hij loopt de kamer uit en roept vanuit de badkamer: ‘De auto heeft het niet begeven? Was het druk op de weg?’
‘Alles ging prima.’ Ik zet gauw de föhn weer aan om niet te hoeven praten.
Hij komt weer binnen, trekt snel zijn overhemd uit, maakt zijn broek los en stapt eruit. Hij pakt een T-shirt van de stapel strijkgoed en trekt als laatste een spijkerbroek aan. Als ik de föhn uitzet, komt hij naar me toe en trekt me tegen zich aan. ‘Ik heb je gemist,’ zegt hij en drukt een kus op mijn kruin.
‘Ik jou ook.’ Ik knijp mijn ogen stijf dicht en klem me aan hem vast. Zijn T-shirt ruikt schoon en naar waspoeder.
‘Het was een rare week, hè?’ zegt hij. ‘Maar morgen is het vrijdag. Ik dacht dat we dit weekend maar iets met ons tweetjes moesten gaan doen. Dat zou leuk zijn, hè?’
‘Ja, hoor.’
Beneden gaat de deurbel. ‘Aha!’ zegt hij opgewekt. ‘Dat zullen de boodschappen zijn. Kom je ook naar beneden? Ik zet vast water op.’ Hij loopt haastig de kamer uit en laat mij staan. Heel langzaam word ik bekropen door een intens schuldgevoel, zo inktzwart als ik nog nooit heb gevoeld.
Toen ik Leo voor het eerst ontmoette, begon hij me te bombarderen met ongeoorloofde, opwindende sms’jes, waarin hij zei dat hij alleen nog maar aan mij kon denken… wat moest hij beginnen, hij kon toch niet weglopen en zijn grote liefde laten staan, terwijl hij wist dat hij alleen mij maar nodig had? Ik hoefde slechts dat ene woord te zeggen en hij zou er voor me zijn… Ik had me best schuldig gevoeld tegenover die arme vriendin van hem, maar niet zo schuldig dat ik hem negeerde. Ik vond het adembenemend en opwindend en ik was absurd gevleid geweest dat ik zo’n obsessie voor hem was. Als Leo valt, dan valt hij hard en diep.
Maar dit? Dit is een totaal ander soort schuldgevoel. Mijn ogen vullen zich met tranen en ik moet mijn hand voor mijn mond slaan om geen geluid te maken. Dit gaat om Dan, dit gaat om óns. Eén dronken moment in een hotelkamer en de kwaliteit van het licht in ons huwelijk is voor altijd veranderd.
Ik haat Leo daarom, bijna net zo erg als ik mezelf haat.
Als we in bed stappen – na een maaltijd op schoot, terwijl Dan me pijnlijk onschuldige vragen stelt over het overleg – ril ik van de kou en hij slaat zijn armen om me heen. ‘Zal ik je warmen?’ Hij drukt me tegen zich aan en plant een zoen op mijn neus. ‘Huuuhh!’ Hij schiet bij me vandaan. ‘Je hebt ijskoude voeten!’ Hij verzamelt moed: ‘Oké, toe maar, leg je voeten maar tegen me aan… kolere!’ Hij schiet in de lach, en dan laat hij zijn vriendelijke bruine ogen over mijn gezicht glijden alsof hij het in zijn hoofd wil prenten. ‘Wat ik allemaal niet voor je doe!’ Hij kust me weer. ‘Ik hou van je.’
‘Ik ook van jou,’ mompel ik, terwijl ik probeer te glimlachen en mijn best doe om niet te janken.
Hij geeft me weer zo’n innige kus en ik wil al het andere zo wanhopig graag uitwissen, wegvagen allemaal en alleen hem laten tellen dat ik hem zo vurig terug kus dat hij bijna verbaasd ophoudt, hoewel zijn handen me onwillekeurig steviger vastpakken.
Later, terwijl ik niet naar de condoomverpakking op de vloer van onze slaapkamer probeer te kijken, omdat die me herinnert aan die afschuwelijke gebeurtenis van die ochtend, lig ik in ons bed met het dekbed strak om me heen naar Dan te luisteren, die in de badkamer bezig is. Ik wil hem alles vertellen. Ik wil wanhopig graag alles opbiechten… maar dat is juist het probleem: door het hem te vertellen zal ik dat wat er is gebeurd niet ongedaan kunnen maken. En ik weet absoluut zeker dat hij me niet zal kunnen begrijpen of vergeven. Hij zou er kapot van zijn. Ik zal ermee moeten leren leven, dat is mijn straf.
Hij komt de kamer weer binnen en stapt in bed. ‘Moll, ik weet dat we het onderwerp min of meer hebben vermeden, maar die ruzie van dinsdagavond…’
‘Het spijt me heel erg,’ zeg ik onmiddellijk.
‘Nee… ik moet jou mijn excuses aanbieden!’ roept hij uit. ‘Ik verloor mijn zelfbeheersing. Wat ik zelf wilde, was het enige wat telde.’ Hij ziet er oprecht bezorgd uit en ik word zo overweldigd door een gevoel van schuld en de drang om alles goed te maken dat het gewoon ondraaglijk wordt.
‘Weet je, Moll,’ begint hij, ‘ik weet dat we gezegd hebben dat…’
‘Dan,’ val ik hem in de rede. ‘Je hebt gelijk. We zouden een kind moeten nemen. We moeten het morgen maar meteen gaan proberen.’
Hij kijkt verbijsterd: ‘Maar…’
‘Ik wil het echt heel graag.’
Ik hoef verder niets meer te zeggen, want hij trekt me opgetogen tegen zich aan en de uitdrukking op zijn gezicht is het enige bewijs dat ik nodig heb om te weten dat het een juiste beslissing is.