5

Ik stond hem als aan de grond genageld aan te staren.

Hij keek eerst naar zijn handen en toen bezorgd, maar onbevangen, weer naar mij. ‘Oké, in het licht van ons gesprek van zo-even, begrijp ik precies hoe dit eruit moet zien,’ zei hij. ‘Maar ik zwéér dat het niet zo is. Je weet dat ik zoiets absoluut nooit zou doen.’

Ik had een halve seconde nodig om miljoenen gedachten te verwerken: zoiets was echt absoluut niets voor hem. Zelfs al vond hij dat ik een duwtje in de goede richting nodig had – we waren getrouwd en het zou uiteindelijk toch wel gebeuren, dus waarom dan de natuur niet een handje helpen – zoiets zou hij nooit doen. Dan was eerlijk en rechtdoorzee; hij had nog nooit tegen me gelogen en ik vertrouwde hem volkomen. Het was gewoon vreselijke pech dat ik juist binnenkwam terwijl hij twee van zulke bezwarende voorwerpen in zijn handen hield. De gebeurtenissen van de afgelopen paar dagen zorgden voor een vertekend beeld, waardoor dit ogenblik betekenisvoller leek dan het was. Normaal gesproken had ik er nooit iets achter gezocht. We zouden erom gelachen hebben, want per slot van rekening gebeurden dat soort dingen in een slechte soap, niet in het echte leven, en een man zou zoiets al helemaal nooit doen.

‘Maar wat spook je dan uit?’ vroeg ik ten slotte en zijn schouders ontspanden zichtbaar.

‘Ik stopte de condooms weer in het doosje, omdat jij die liever niet op het nachtkastje hebt liggen waar iedereen ze kan zien. Daar was ik net mee bezig toen de speld op de grond viel. Ik weet werkelijk niet waarom die er lag,’ zei hij eerlijk.

‘Ik heb vrijdag de nieuwe verduistering aan de gordijnen gespeld…’

‘Jij ook met je pikkedonker, gekkie.’ Hij glimlachte flauwtjes. ‘Hoe dan ook, ik liep op blote voeten en wilde er niet in stappen dus ik raapte hem net op toen jij binnenkwam.’

‘Was dat zijn excuus?’ Mijn ex-collega verstijfde. Haar baby, hoppaardje-hop, bleef halverwege in de lucht hangen terwijl ze me de volgende dag ongelovig aankeek. ‘Hij was aan het opruimen?’

‘Het was geen excuus.’ Ik duwde een los plukje haar achter mijn oor. ‘Hij doet heel veel in huis.’

Anita trok een wenkbrauw op alsof dat op zich al heel verdacht was. ‘Laat me je dan deze vraag stellen.’ Ze zette haar zoontje op schoot en gaf hem een soepstengel. ‘Je loopt een kamer binnen en ziet iemand met een pistool én een dode kat; en jij vertelt me in alle ernst dat je denkt dat die overreden is?’

‘Dat bedoel ik nou,’ zei ik geduldig. ‘Natuurlijk gaat iedereen ervan uit dat de kat doodgeschoten is. Maar dat hoeft niet zo te zijn.’ Ze kon de grap van de hele situatie niet inzien, ik had mijn gesprekspartner overschat. ‘Het was gewoon een rare samenloop van omstandigheden!’

Vol medelijden keek Anita me aan, alsof ze vond dat ik volslagen gek was geworden.

‘Oookééé,’ zei ze. ‘Maar je hebt hem toch wel alle condooms met water laten vullen, hè?’

Ik aarzelde.

‘Dat méén je niet!’ Haar mond viel zo wijd open dat ik haar vullingen kon zien. Haar zoontje, die lekker op zijn vingertjes had zitten sabbelen, was ons gesprek opeens beu en onder het uiten van kleine kreetjes begon hij op haar schoot heen en weer te wriemelen. Ik voelde met hem mee, ik begon er zelf ook genoeg van te krijgen.

‘Waarom had hij ze met water moeten vullen?’

‘Ah… ik snap het!’ Haar ogen glommen. ‘Je hebt gewoon nieuwe condooms gekocht en de andere weggegooid zonder dat hij dat wist! Gelijk heb je. Wat hij kan, kun jij ook!’ Ze gaf me een por.

Nu was het mijn beurt om haar aan te kijken alsof ze gek was geworden. ‘Ik geloof helemaal niet dat Dan een speld in dat condoom heeft gestoken,’ zei ik heel langzaam, opdat zij het zou begrijpen.

Het bleef even stil.

‘Je hebt ze dus ook niet weggegooid? Niet te geloven!’ riep ze uit, waarop ze ongelovig snoof. Op dat moment besefte ik dat dit gesprek tijdens het volgende koffieochtendje voor moeders samen met de bananencake zou worden opgediend: ‘Niet verder vertellen, hoor, want ik mag er eigenlijk niet over praten, maar een vriendin van me trof haar man aan…’ voor het effect zou ze even pauzeren, terwijl iedereen geïnteresseerd rechtop ging zitten, ‘… in hun slaapkamer… met een speld in de ene hand, een condoom in de andere… já, ik wéét het!’

‘Nou ja,’ giechelde ze. ‘Vermoedelijk zullen we het over negen maanden weten.’

Nors nam ik een slok thee en wenste dat ik er niet over was begonnen. Ik vroeg me af of het nog te vroeg was om te zeggen dat ik naar huis ging.

‘Het is nu… november? Oooo… een zomerbaby!’ plaagde ze.

Mijn hemel. Sinds Anita met zwangerschapsverlof was gegaan, was het wel heel duidelijk geworden dat wij tweeën eigen lijk niets gemeen hadden – afgezien van de roddels in het artsen bezoekerscircuit en het feit dat we vroeger op ons werk vrolijke partners in de werkgerelateerde crime waren geweest. Ons ‘bijpraten’ stelde niet veel meer voor: ik vermaakte haar met de laatste drama’s op het werk, terwijl zij zogenaamd belangstelling probeerde te tonen voor mensen die haar niet langer interesseer den, en liefdevol naar haar kindje keek. Vervolgens probeerde ik even geïnteresseerd te kijken tijdens haar zeer gedetailleerde updates van de slaapgewoontes van haar zoontje. Dit bezoek had al dreigend wekenlang als sterroetdauw in mijn agenda gestaan en ik had het eigenlijk moeten afzeggen. Ik had gemakkelijk kunnen aanvoeren dat ik het te druk had op het werk, wat min of meer klopte. Maar toen was de dag opeens aangebroken en was het te laat geweest om nog af te zeggen.

‘Mag ik iets vragen?’ vroeg ze gemoedelijk. ‘Ik wil niet nieuwsgierig zijn, Moll, maar…’

Ik zette me schrap. Het was zo klaar als een klontje dat ze juist ontzettend nieuwsgierig was.

‘Waarom neemt Dan… het heft in handen?’

Ik zei niets, maar ze pakte net een spuugdoekje en zag de blik op mijn gezicht niet. ‘Ik ging er eigenlijk van uit dat jullie het fanatiek aan het proberen waren; hoe oud ben je nu… drieëndertig? Om eerlijk te zijn dacht ik dat er een medische oorzaak was en dat het daarom zo lang duurde, maar ik wilde me er niet mee bemoeien. Mijn idee was dat je er zelf wel over zou beginnen als je dat wilde… niets zo erg als die ongevoelige types die zeggen: “En? Wanneer horen we eindelijk het getrippel van kleine voetjes?” elke keer als je ze zien. Ik vond altijd dat jij en Dan,’ ze tilde haar zoontje weer op en probeerde hem te laten staan, ‘het echt helemaal voor elkaar hadden. Dat is toch zeker ook zo?’ Ze glimlachte stralend naar haar zoon, die haar nadenkend aankeek en toen de half afgekloven soepstengel in haar oog stak. ‘Telkens als je Dan naar een bedrijfsfeestje of zoiets meebracht, leken jullie twee zo op elkaar afgestemd… als…’ Ze blies op zijn buikje, ‘weet ik veel, Paul Newman en Joanne Woodward.’

‘Voor hij overleed, hoop ik.’

‘Is Paul Newman dóód?’ Haar mond viel open. ‘Nee toch? Wanneer dan?’

‘Een jaar geleden ongeveer.’

‘Goh, wat jammer. Ik vond hem zo leuk. Dat is het probleem als je kinderen hebt.’ Ze zuchtte diep. ‘Je hebt gewoon geen tijd meer om bijvoorbeeld de krant te lezen.’

Ik hield mijn mond. Heerlijk toch dat ik de hele ochtend thuis als een gek bezig was geweest met eindeloos e-mailen en een halve presentatie, alleen maar om hier zo snel mogelijk te zijn. Het was beslist de moeite waard geweest.

‘En?’ vroeg ze afwachtend.

‘En wat?’ Ik probeerde me van de domme te houden, zodat ze het wel moest uitspellen, maar ze had de huid van een olifant en geneerde zich totaal niet.

‘Zijn er problemen?’ Ze keek me meelevend aan. ‘Gaat het niet lekker?’

‘Het gaat prima, we zijn heel gelukkig.’

‘Maar is alles medisch gezien in orde?’ drong ze aan.

‘Ja, hoor!’

‘Maar…’

‘Niks maar, ik wil wel kinderen, maar ik wil gewoon graag nog wat tijd met Dan doorbrengen. We zitten momenteel in een huurhuis, het werk is lastig en…’

‘Moll, ik zal je eens iets vertellen,’ zei ze met een effen gezicht. ‘Geloof me, het komt echt nooit goed uit. Dan heeft gelijk,’ zei ze. Gek genoeg was ze ineens als een blad aan een boom omgeslagen. ‘Laat alle voorzichtigheid varen, doe het gewoon.’

‘Maar hij heeft helemaal niets gedaan!’ zei ik nu geërgerd. ‘We krijgen ze heus wel, maar ik wil gewoon nog wat langer wachten, meer niet. Het is waarschijnlijk wel wat egoïstisch van me maar…’ Ik haalde mijn schouders op en keek haar aan. Ze keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan.

‘Nou, niet echt, als jij het zo wilt,’ zei ze ten slotte, terwijl wel duidelijk was dat ze me inderdaad heel egoïstisch vond. ‘Het verbaast me feitelijk niets… ik bedoel, je laat niet bepaald je licht onder de korenmaat zetten, hè? Hm,’ vervolgde ze misprijzend, terwijl ze haar zoontje optilde en aan hem rook. ‘Heeft iemand soms een poepje gedaan?’

Ja, inderdaad. Ik weerstond de verleiding om haar met de soepstengel af te rossen. Wat bedoelde ze daarmee? Dat ik egoïstisch én recalcitrant was?

‘Kom, praat verder terwijl ik hem verschoon. Het zit tot op zijn rug…’ Ze stond op en ging met haar zoontje de kamer uit, terwijl ik behoedzaam mijn koffiekopje op tafel zette.

‘Vertel eens,’ dacht ze hardop in het andere vertrek, ‘wanneer ben je van plan volwassen te worden?’

Mijn mond viel open van verbazing. Ik ging staan en schopte daarbij rebels een knuffeleendje onder zijn kont. Ik wilde haar helemaal niets vertellen. Behalve dat ik besloten had dat ik haar niet meer aardig vond. Gelukkig ging mijn telefoon en ik nam dankbaar op.

‘Het spijt me, Anita,’ zei ik toen ik even later in de badkamer verscheen. Ze keek op van het aankleedkussen. ‘Dat was Pearce. Hij heeft wat achtergrondinformatie voor een vergadering nodig. Ik moet ervandoor.’

‘O?’ Haar stem klonk nu flirtend. ‘En hoe gaat het met die aardige Pearce?’

‘Zoals altijd. Druk met de vrouwen. Dat herinner je je vast nog wel,’ flapte ik er bits uit.

Maar ze was absoluut niet in verlegenheid gebracht. ‘Natuurlijk jaals ik niet getrouwd was geweest en hem niet had gehad…’ Ze trok een wenkbrauw op en grinnikte: ‘Je doet hem wel de groeten van me, hè?’

Een uur later was ik weer thuis. Ik stampte de trap op en zette mijn computer aan. Waarom had ik ze niet met water gevuld? Omdat ik geen monster ben, daarom. Stom wijf… Ze kende Dan helemaal niet – en waarom was het in vredesnaam zo raar om eerst nog wat plezier te willen hebben? Dat was toch zeker normaal?

In POSTVAK IN verschenen diverse e-mails van mijn werk. Ertussen zat er een waarin stond:

Wat? Nee maar! Ik opende snel het bericht.

Mijn mobieltje ging. Het was Dan.

‘Hallo,’ zei ik vrolijk, terwijl ik mijn laptop snel met mijn vrije hand dichtklapte, alsof hij die vanuit Londen kon zien.

‘Hoi.’ Hij klonk enigszins vermoeid.

‘Alles goed met je?’

‘Ja, het gaat.’ Hij zuchtte. ‘Maar het is een krankzinnige dag. Ik liet per ongeluk tijdens de lunch mijn kadetje op de grond vallen, dus ik had alleen maar soep. Mijn maag knort de hele middag al vreselijk, heel gênant. Net een grommende, kwaaie beer.’

‘Arme jongen,’ zei ik meelevend. ‘Ik zal als je thuiskomt wat lekkers voor je klaarmaken.’

‘Bedankt,’ zei hij. Hij klonk opgevrolijkt bij die gedachte. ‘Geloof me, ik sterf gewoon van de honger. Dus ze hebben de boodschappen gebracht?’

‘Welke boodschappen?’ vroeg ik meteen.

‘Je hebt toch wel online boodschappen gedaan?’

‘Nee, waarom denk je dat?’

‘Nou, omdat we alleen nog een pakje beschuit en wat cornflakes hebben.’

‘Dus jíj hebt niets besteld?’ vroeg ik enigszins verward.

‘Ik?’ zei hij verbaasd, alsof ik vroeg of hij naakt in de achtertuin had staan jodelen. ‘Nou ja, ik zou het natuurlijk kunnen doen als je me dat vraagt, maar dan moet je dat wel tegen me zeggen. Ik kan niet midden in een vergadering stoppen en tegen een klant zeggen: “Sorry, maar ik moet nu…”’

‘Geen probleem, hoor,’ viel ik hem in de rede, terwijl ik aarzelend mijn laptop weer openklapte. ‘Ik ga zo wel naar de supermarkt.’ Dan had de neiging om een beetje bezorgd te worden als we geen eten in overvloed in huis hadden, ook al probeerden we nog steeds die paar pondjes kwijt te raken die er tijdens de zomer vakantie waren bij gekomen.

‘Maar wel gezond eten, hè?’ zei hij, alsof hij mijn gedachten las. ‘Geen pasteitjes of koekjes. Of bier,’ voegde hij er mistroostig aan toe. ‘Of die lekkere ovenchips… Hemel nog aan toe. Wat een rotleven heb ik.’

‘Nee, nietwaar.’

‘Ik weet het,’ zuchtte hij weer. ‘Ik heb last van maandagziekte, meer niet. Wat ben jij trouwens aan het doen?’

‘Ik zit wat werk af te maken,’ jokte ik.

‘O, sorry,’ zei hij onmiddellijk. ‘Dan hou ik je niet verder op. Tot straks. Ik hou van je.’ Toen was hij weg. En ik las nog een keer Leo’s onschuldige berichtje door.

Iets zei me dat ik het gewoon moest weggooien. Maar was het niet een tikje onbeleefd om zijn vraag te negeren? We waren allebei volwassen, ieder met een eigen leven, we konden toch beschaafd blijven?

Zo was het mooi. Het had duidelijk iets definitiefs. Haastig gooide ik alles weg en logde uit. Terwijl ik het e-mailbericht wiste, zoals ik zaterdag ook had gedaan, en ook die op mijn BlackBerry, begonnen er onmiskenbaar hier en daar wat heldere flitsen in mijn gezichtsveld te verschijnen. Ik knipperde, maar toen ik mijn ogen weer opendeed, was er een wazige vlek verschenen. Ik keek op en staarde naar de muur. De vlek was er nog steeds. De moed zonk me in de schoenen.

Ik stond op en nam onmiddellijk een pil, e-mailde vervolgens mijn baas Antony om te zeggen dat het me speet maar dat ik migraine begon te krijgen en dat het vandaag niets meer werd. Vervolgens zette ik mijn telefoon uit, liep naar de slaapkamer en ging op bed liggen. Ik sloot mijn ogen en probeerde kalm te blijven… maar zoals gewoonlijk kwam de dreunende hoofdpijn een halfuur later van achter mijn ogen opzetten. Geen wonder dat ik bij Anita zo prikkelbaar was geweest.

Toen ik eindelijk wakker werd, was het buiten donker; ik had het koud en was uitgehongerd. Ik ging stijf rechtop zitten en keek naar de klok… Zéven uur! Zo’n zware aanval had ik in tijden niet gehad. Tien minuten later kwam Dan thuis. Hij trof me rondschuifelend als Yoda in de slaapkamer aan, waar ik op zoek naar een pyjama wat koekjes wegwerkte.

‘Alles goed met je? Staat je telefoon uit?’

‘Ik had migraine.’

‘Ach, arm kind,’ zei hij onmiddellijk. ‘Ik vraag me af wat de oorzaak was. Ga je mee naar beneden? Wil je soms iets voedzamers dan dat hebben?’

‘Nee, bedankt.’

‘Heb je overgegeven?’

‘Nee. Ik ben alleen volkomen uitgeput.’ Ik aarzelde. ‘Ik denk dat ik liever nog even hier blijf.’

‘Dan laat ik je alleen,’ zei hij luchtig.

Toen ik later beneden verscheen, zat hij voor de televisie bonen op geroosterd brood te eten, waardoor ik me wel een beetje schuldig voelde. Dat was niet echt een maaltijd, als je bedenkt dat hij de hele dag had gewerkt.

‘Was er echt niets anders?’ Ik knikte voorzichtig, terwijl ik naast hem ging zitten en mijn hoofd even op zijn schouder liet rusten. ‘Het spijt me.’

Hij gaf me een zoen. ‘Niet erg. Maak je om mij maar geen zorgen. Jammer van die migraine. Hoe ziet de rest van je week eruit? Kun je je werk van vandaag nog inhalen?’

Ik ging rechtop zitten en gaapte. ‘Niet echt. Ik heb overmorgen immers dat stomme verkoopoverleg in Windsor.’

‘Is dat deze week?’ Zijn gezicht betrok. ‘Dat was ik vergeten. Wanneer ben je terug? Donderdag?’

Ik pakte een kussen en legde mijn hoofd op de leuning van de bank. ‘Ja.’

‘Ik vraag het niet graag, maar zie je nog kans om voor die tijd online boodschappen te doen? Ik zou morgen wel het een en ander kunnen halen als overbrugging als jij ervoor zorgt dat ze woensdagavond bezorgd worden. Dan ben ik thuis.’

‘Dat doe ik morgenochtend wel,’ zei ik. ‘Ik wil vanavond niet meer achter de computer zitten.’

‘Natuurlijk, of zal ik het doen?’ bood hij aan. ‘Dat wil ik best.’

‘Bedankt, maar het lukt echt wel.’ Ik hou heel veel van hem, maar als hij het deed, zouden we met duizenden blikken bonen, Guinness-bier en zakken ovenchips komen te zitten. Ik gaapte weer.

‘Volgens mij moet er iemand vanavond vroeg naar bed… en misschien kom ik dan ook.’ Zijn wenkbrauwen schoten veelbetekenend omhoog. De uitdrukking op mijn gezicht moet me verraden hebben, want hij schoot in de lach. ‘Of niet…’

‘Morgen misschien,’ zei ik zwakjes. ‘Als ik me iets beter voel.’ Er viel een gezellige stilte, en toen dacht ik onwillekeurig weer aan wat Anita die dag had gezegd. Stiekem keek ik naar hem.

Nee, ze had ongelijk. Natuurlijk had ze het fout.

Zoiets zou hij nooit doen.