6
Vlak nadat Leo’s nieuwe bericht binnenkwam, belde mijn moeder. Ik was het nog vluchtig aan het doorlezen toen ik de telefoon opnam.
‘Hallo, lieverd!’ zei ze opgewekt. ‘Heb je een leuke middag? Wat ben je aan het doen?’
‘Niets…’ zei ik iets te bits. ‘Ik ben gewoon aan het werk.’
‘Alles in orde? Je klinkt geïrriteerd.’
Ik wreef vermoeid over mijn gezicht en zuchtte. ‘Sorry, het was niet mijn bedoeling om te snauwen. Ik heb een paar zware dagen achter de rug.’
‘O?’
Ik aarzelde. ‘Ik heb gisteren koffiegedronken bij Anita, een meisje met wie ik vroeger werkte, en ik kreeg daarna een migraine aanval… Ik was wat opgefokt geraakt door haar.’
‘In welk opzicht?’ Mijn moeder klonk bezorgd.
‘Ze vroeg of er een biologische reden was waarom Dan en ik nog geen kinderen hadden. Toen ik zei van niet, beval ze me praktisch om volwassen te worden en eraan te beginnen.’
Er volgde een lange stilte. ‘Ik weet niet wat ik daarop moet zeggen,’ zei mijn moeder voorzichtig.
‘Precies,’ zei ik vermoeid. ‘Dat wist ik ook niet. Toen heb ik haar ook een beetje beledigd, wat voor haar ongetwijfeld het bewijs was dat ze gelijk had… Ik heb deze week kennelijk nogal een kort lontje.’ Ik dacht met lichte gêne aan de lunch bij Dans ouders.
‘Hoezo? Is er nog meer gebeurd dan?’ vroeg mijn moeder. Ik vertelde haar wat ik tegen Michael had gezegd.
‘O Molly…’ Mijn moeder was ontzet.
‘Ik weet het… ik bedoelde het niet zo, het gebeurde gewoon.’ Ik staarde afwezig naar het computerscherm voor me, terwijl Leo’s bericht beurtelings scherp en onscherp werd. ‘Michael was zo gemeen tegen Dan… en óók tegen mij was hij behoorlijk onbeschoft. Maar Dan was naderhand niet blij met me.’
Mijn moeder zuchtte. ‘Zo te horen is Michael erin geslaagd om heel wat teweeg te brengen. Het was afschuwelijk wat jij zei, maar ik weet zeker dat Dan diep vanbinnen weet dat je alleen je eigen plekje probeerde te verdedigen, kleine terriër die je bent. Maar denk eraan, kind, als je je in de hoek gedrongen voelt, hoef je daar niet altijd vechtend uit te komen. Ik ben blij dat je dapper genoeg bent om voor jezelf op te komen, maar onthoud dat mensen jouw geblaf soms als aanvallen interpreteren, terwijl je je aan het verdedigen bent.’ Ze zweeg een moment. ‘Je mag soms best bang zijn, hoor.’
‘Ik ben niet bang voor Michael,’ corrigeerde ik haar.
‘Ik had het niet per se over hem. Maar denk er eens over na,’ drong mijn moeder voorzichtig aan. ‘Heb je morgen tijd om langs te komen voor een kopje thee?’
Ik schudde spijtig mijn hoofd. ‘Nee, ik moet ’s ochtends voor verkoopoverleg naar Windsor… en daar blijven overnachten,’ voegde ik er somber aan toe.
‘Dat geeft niet,’ zei mijn moeder kordaat. ‘Het is voorbij voor je er erg in hebt. Kom dan zondag lunchen. We eten draadjesvlees.’
‘Bedankt.’ Die gedachte fleurde me op. ‘Dat vind ik leuk.’
Ik voelde me feitelijk veel beter na mijn gesprek met haar, en nadat ik had opgehangen typte ik snel naar Leo:
Ontzet besefte ik pas nadat ik het had verstuurd, dat ik aan het einde van het bericht gedachteloos een kus had getypt. Tegelijk met een tweede e-mail, die met een vrolijke ping arriveerde, begon ergens in mijn achterhoofd een alarmbelletje te rinkelen.
Onwillekeurig moest ik hierom glimlachen, en hij had de kus genegeerd. Poeh. Opgelucht zweefden mijn vingers boven het toetsenbord, terwijl ik een even luchthartig antwoord bedacht.
Ik stelde me Leo in een van zijn strakke pakken achter het stuur voor, een belangrijk werkpasje om zijn nek waarmee hij overal toegang had, maar met twee kinderen op de achterbank. Grappig…
Maar het kortdurende gevoel van onbezorgdheid en opwinding over het vriendschappelijke geplaag begon weg te ebben toen ik naar ons gesprek op het scherm keek.
Niet dat er ook maar iets onbehoorlijks was gezegd, verre van dat. Het voelde gewoon niet goed. Het was niet zo dat ik met een oude vriend aan het bijpraten was… het was Leo.
Het feit dat ik Bec, toen ze me later die avond belde, niet durfde te vertellen dat ik hem e-mails had gestuurd, bevestigt alleen maar dat ik wist dat ik me onopzettelijk had misdragen. Ik besloot ter plekke om een volgend bericht van hem gewoon te negeren. In plaats daarvan vertelde ik haar over de andere gebeurtenissen van de afgelopen paar dagen.
‘Er zijn dus nog andere dingen die je wilt doen?’ Bec klonk wat verbaasd. ‘Stel je het daarom steeds uit?’
‘Misschien,’ aarzelde ik. ‘Dan en ik zijn nog nooit in het buitenland gew…’
‘Ga je naar het buitenland dan?’ vroeg ze geschrokken.
‘Nee! Daar hebben we het zelfs niet over gehad…’ Mijn stem stierf weg. ‘Alleen, als we er eenmaal aan beginnen…’
‘Het nemen van kinderen is een belangrijke beslissing,’ gaf ze toe, ‘maar ik vind het super dat je er zo bewust mee bezig bent.’ En toen o zo subtiel veranderde ze in de professional: ‘Het is belangrijk dat jullie er samen over praten, ook als het er wat verhit aan toegaat. Je maakt je altijd zorgen om de stellen die dat niet doen.’
Ik zweeg.
‘Ik heb het bij mijn werk al zo vaak gezien,’ ging ze verder, ‘de een is echt in de wolken met de zwangerschap en de ander is totaal niet geïnteresseerd… en dan weet je gewoon dat de relatie geen stand zal houden. Sommigen gaan al uit elkaar voordat het kind is geboren.’
Ik werd misselijk bij de gedachte dat ik Dan kwijt zou raken.
‘Maar geen paniek, Moll, het hoeft niet onmogelijk te zijn als je nog twee à drie jaar wacht, maar…’ ze haalde diep adem, ‘als ik jou was…’
Ik kromp in elkaar. Het was altijd lastig om in te schatten of je met Bec over zulke dingen kon praten, want ik wist dat ze zelf heel graag een kind wilde.
‘… zou ik in het nieuwe jaar beginnen. Zo zijn de feiten, Moll. Hoe leuk het ook zou zijn, niemand weet wat hem of haar te wachten staat, hè?’
‘Doet het pijn, Bec?’ flapte ik er plotseling uit. ‘De bevalling, bedoel ik.’
Ze schoot in de lach. ‘Nou, Moll, dat zijn echt geen bakerpraatjes. Wist je dat niet?’
Ik lachte ook, een beetje ongemakkelijk. ‘Oké, ik hang maar eens op,’ zei ik opgewekt. ‘Ik word helemaal rimpelig en het water is koud geworden. Ik hou van je!’
‘Zit je in bad? O, sorry… dan laat ik je met rust. Ik ook van jou,’ zei ze, en toen was ze weg.
‘Hoorde ik je met iemand praten?’ vroeg Dan, toen ik de slaapkamer binnenkwam.
‘Met Bec.’ Ik hing mijn handdoek over de radiator, terwijl ik me afvroeg wat hij had gehoord. Godzijdank had ik níéts over Leo’s berichten gezegd. Ik stapte naast hem in bed.
‘Is alles goed met haar?’ vroeg hij.
Ik knikte. Het enige wat ik nu wilde, was lekker tegen hem aan kruipen en proberen om me te ontspannen. Ik wilde met niemand ook maar ergens over praten.
En dat gold blijkbaar ook voor hem.
Al snel tastte hij naar een condoom op het nachtkastje, terwijl ik naar het plafond staarde. Ik voelde me dromerig licht als een veertje en echt veel beter.
‘Ik kan hem… niet…’ hij zocht nog steeds en gooide bijna zijn glas water om. Ik hoorde het eruit klotsen. ‘O, shit.’
‘Laat maar,’ zei ik met mijn ogen dicht, terwijl ik o zo langzaam weer naar de aarde terug zweefde. ‘Ik ruim het straks wel op. Waarom doe je niet gewoon het licht aan, zodat je kunt zien wat je doet?’ gaapte ik.
‘Eindelijk!’ zei hij. Ik hoorde het kleine kartonnen doosje opengaan en het scheuren van de verpakking. Het was in een wip gebeurd. Ik kronkelde onder hem, terwijl hij tevreden kreunde. In het donker deed ik mijn ogen open. ‘Dan, hij zit toch wel goed? Ik voel hem niet.’
‘Ja, hij zit prima.’ Hij hijgde. ‘Zeker weten.’
Ik sloeg mijn armen onzeker om zijn hals en toen hij me eventjes zoende, sloot ik mijn ogen weer. Ik voelde hem echt niet, maar merkte ik het anders wel? Ik kon het me bizar genoeg niet herinneren, wat belachelijk was gezien het aantal keren dat we het gedaan moeten hebben. Maar negen van de tien keer zag ik hem het ding omdoen, aangezien we praktisch nooit het licht uitdeden.
Dat was een goed punt. Waarom had hij het uitgedaan? Waarom had hij het uitgedaan en was hij vervolgens zo boven op me gedoken? En waarom voelde ik hem niet?
Hij had hem toch wel omgedaan?
Maar waarom zou hij dat niet gedaan hebben?
En trouwens, waarom had hij niet voorgesteld om het zonder te doen – zoals de vorige keer? Als hij zo graag ‘wilde beginnen’, waarom had hij er dan zo vlot eentje gepakt… die ik nu niet kon voelen?
En op dat moment zag ik hem in gedachten weer met die speld en het condoom staan.
Ik hoorde Anita ‘neemt het heft in handen’ zeggen.
En ik herinnerde me die opmerkingen weer: ‘Iedereen denkt “Kom op, Dan, wees een man!” en ‘ik wil geen oude vader zijn!’
In het donker gingen mijn ogen weer open.
‘Dan,’ ik schoof bijna onmerkbaar iets achteruit. ‘Echt, ik voel hem niet. Het condoom. Kan het misschien’ – mijn adem stokte – ‘afgegleden zijn?’
‘Nee, hoor.’ Hij bewoog nu iets langzamer. ‘Hij zit goed. Maakt niet uit, ontspan je nu maar.’
Maakt niet uit?
Hé, wacht even, dat maakte wel degelijk iets uit! Ik voelde dat ik onmiddellijk bij hem vandaag schoof. ‘Hou eens op.’
Hij luisterde niet. ‘Het voelt geweldig.’
‘Dan!’ schreeuwde ik. En toen sloeg ik hem hard tegen zijn schouder.
Hij stopte en tastte naar het lichtknopje. Ik kromp ineen toen ik zijn gezicht zag. ‘Sloeg je me nu?’ vroeg hij ongelovig.
‘Je luisterde niet naar me!’
‘Omdat ik zei dat hij prima zat! Wat heb je?’
Ik aarzelde. Even twijfelde ik heel erg aan mezelf, nu het licht aan was en hij totaal verbijsterd op me neerkeek… ‘Je zei dat het niet belangrijk was, maar dat is het wel.’
‘Het was niet belangrijk omdat hij prima zat, dat bedoelde ik.’
‘Maar je had hem wel erg snel om!’
‘Nou, het was niet de eerste keer, hè?’ Hij ademde diep uit, terwijl hij zich op zijn handen omhoog duwde. ‘De stemming is wel goed verpest zo.’ Hij kwam langzaam overeind, ging naast me liggen en staarde naar het plafond.
‘Waarom wilde je het licht uit? Dat doen we nooit,’ zei ik. De gedachten schoten door mijn hoofd.
‘Wel waar!’ zei hij stomverbaasd. ‘En wat maakt het uit als…’ Toen veranderde de uitdrukking op zijn gezicht. ‘Wacht eens even. Wat bedoel je?’
Er viel een erg akelige stilte.
‘Ik zag niet dat je hem omdeed,’ zei ik met een klein stemmetje. ‘Ik kon hem niet voelen…’
‘Wat wil je precies zeggen?’ zei hij dreigend.
‘Nou ja…. Ik zag je met die speld… en nu kon ik hem plotseling niet voelen…’
‘Ik wíst het! Verdomme!’ Hij ging met een ruk overeind zitten. ‘Ik wil niet bot zijn, maar denk je niet dat je er naderhand achter zou zijn gekomen als ik er geen had omgedaan?’
‘Maar dan zou het toch al te laat zijn geweest?’ De woorden waren eruit voor ik er erg in had.
Hij zei niets, maar wierp me een blik vol minachting toe, sloeg snel het dekbed terug, stond op en liep de kamer uit. Terwijl ik hem door de badkamer hoorde stampen, pakte ik mijn T-shirt. Toen kwam hij terug met een handdoek om zijn middel.
‘Wachten is één ding,’ zei hij kwaad, ‘maar dit? Mij beschuldigen van iets wat ik nooit van mijn leven zou doen? Ik wilde alleen maar met je vrijen, verdomme.’
‘Oké, oké, het spijt me.’ Lichtelijk in paniek probeerde ik hem te kalmeren. ‘Maar Dan, je kunt het me niet kwalijk nemen dat ik mijn twijfels…’
‘Twijfels?’ vroeg hij ongelovig. ‘Dat méén je niet! Ik ben je man, verdorie!’
Ik zweeg.
‘Ik kan niet geloven dat je echt denkt dat ik tot zoiets in staat ben!’ Hij begon harder te praten.
‘Dan! Sst!’ siste ik. ‘Straks horen de buren ons nog.’
‘Dat kan me niets schelen,’ schreeuwde hij. Toen schopte hij gefrustreerd tegen de hoek van de hangkast en zijn handdoek gleed af. Het enige wat eraan ontbrak, was een grappig geluidseffect en hij bukte zich haastig om de handdoek op te rapen. Gewoonlijk als we ergens ruzie over hadden, zou dat de lucht geklaard hebben. Dan was ik in lachen uitgebarsten, hij zou schaapachtig hebben gegrijnsd en dat zou het einde van de ruzie hebben betekend. In plaats daarvan hoorde ik door onze gehuur de, uiterst dunne muren het onmiskenbare geluid van gehuil. Hij had de peuter van de buren gewekt.
‘Hou je mónd.’ Dan wees waarschuwend naar me. Hij stampte om het bed heen en begon zijn trainingsbroek aan te trekken.
‘Waar ga je heen?’ vroeg ik, terwijl hij de kamer uit marcheerde.
‘Ik ga op de slaapbank slapen.’
‘O, doe niet zo kinderachtig!’ riep ik hem achterna, maar kneep meteen na die botte en totaal verkeerd gekozen woorden mijn ogen dicht.
‘Probeer je soms grappig te zijn?’ Hij kwam meteen weer terug. ‘Jij vindt het kennelijk dus allemaal heel grappig?’
‘Nee, natuurlijk niet. Het was gewoon een vergissing. Ik bedoelde…’
‘Nou, wat dacht je hier dan van? Mijn vrouw – van wie ik zielsveel hou – wil kennelijk geen kind van mij.’ Zijn stem sloeg over. ‘Om te gillen, hè?’
‘Je hebt volkomen gelijk, dat klopt als een bus. Niet als het zo moet.’ Mijn stem klonk plotseling verstikt van de tranen. Het gehuil bij de buren zwol aan en er werd waarschuwend op de muur gebonsd.
‘Wat wil je dan dat ik doe, Molly?’ Hij verhief weer zijn stem. ‘Je op magische wijze jonger maken? Ik snap het niet. Zoveel tijd hebben we niet meer! Ik wil niet zo’n triest bejaardenechtpaar worden, van wie iedereen vindt dat het een stel egoïstische klootzakken is en dat tegelijk met de eerste kunstheup een ivf-behandeling krijgt. Wanneer word je nou eens eindelijk volwassen!’
Hij liep weer naar de deur, maar kwam nog een keer terug: ‘Trouwens, ik ben verdomme echt razend over die beschuldiging van je,’ zei hij woedend. ‘We gebruiken die klotedingen alleen maar omdat jij vanwege je migraine de pil niet kunt slikken! En weet je wat? Het draait echt alleen maar om jou. Ik kan niet geloven dat jij denkt dat ik tot zoiets achterbaks in staat zou zijn. Ik hou van je! En eigenlijk zeg je nu dus dat je helemaal geen kinderen wilt!’
‘Ik zeg…’
Hij liet me niet uitspreken. ‘Dat is tenminste eerlijker dan die onzin over volgend jaar.’
‘Dat is geen onzin!’ riep ik uit.
Hij negeerde me. ‘Ik wil het niet langer uitstellen, Molly, ik wil nú proberen om een kind te krijgen, já?’ schreeuwde hij. ‘Niet volgende maand, niet volgend jaar, nú!’
Ik keek hem aarzelend aan. Ik zag dat hij het echt meende, hij was gewoon niet bereid om nog langer te wachten. Voor de verandering had ik geen weerwoord. Ik had al genoeg gezegd, ik was bang dat ik iets verkeerds zou zeggen.
Maar hij wachtte niet eens op een antwoord.
‘Voorlopig wil ik je niet eens zien.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Dat je kon denken dat ik daadwerkelijk tot zoiets in staat was…’ Hij draaide zich vol walging om en liep stampvoetend de kamer uit.
Eigenlijk wilde ik hem al meteen naroepen: ‘Dan, wacht, het spijt me… ik ben gewoon bang!’
Want dat was inderdaad het geval, besefte ik ineens. Bang voor hoe het mijn leven zou veranderen, wat het zou inhouden, bang voor hoe het zou zijn om ook echt een kind te hebben. Als ik nou eens geen goede moeder zou zijn? Als er nou eens iets met Dan of mij zou gebeuren? En nou ja… wat als het echt vreselijk was om moeder te zijn? En eenzaam. Of dat daardoor alles tussen Dan en mij zou veranderen? Misschien waren dat allemaal dingen waar iedereen zich zorgen over maakte, was het volkomen normaal, maar als dat nou eens niet zo was? Als ik uiteindelijk toch geen kinderen wilde? We hadden zaterdag nog wel hautain beweerd dat we onszelf zo goed kenden, nu we in de dertig waren, Joss, Bec en ik, maar misschien kende ik mezelf wel helemaal niet. Of nog erger, was het iets wat ik willens en wetens bij mezelf had genegeerd?
Misschien hadden Dan en Anita wel gelijk en moest ik gewoon volwassen worden. Het zou best kunnen dat ik gewoon een egoïstische slapjanus was. Iedereen leek het tenslotte aan te kunnen, Karen en Maria genoten er doorgaans echt van. Ik probeerde terug te denken aan het afgelopen anderhalve jaar, probeerde me al onze gesprekken over kinderen te herinneren… Misschien had Dan wel gelijk dat ik de boot afhield, maar de tijd dat je een kind probeerde te krijgen zodra je was getrouwd, was toch zeker wel voorbij?
Ik probeerde een paar keer diep adem te halen en rustig te blijven, maar ik had het gevoel alsof ik aan de verkeerde kant zat van een rafelige touwbrug, zo’n ding dat gevaarlijk boven een donkere, rotsachtige kloof of een rivier van roodgloeiende lava heen en weer zwaait. Aan de andere kant van de kloof stond Dan met uitgestoken armen te schreeuwen dat ik moest opschieten – en ik wist niet wat het veiligste was: eroverheen te rennen, er voorzichtig overheen te lopen, of te blijven staan waar ik was zodat hij naar mij toe moest komen. Een van ons tweeën moest die brug over, dat begreep ik best. Elkaar in het midden ontmoeten was geen optie.
Ik overwoog om naar beneden te gaan, naar hem toe en me voor mijn onzinnige uitbarsting te verontschuldigen. Ik liep naar de trap en bleef aarzelend staan luisteren, maar het was stil in huis. Zou hij al slapen? Per slot van rekening was het laat en hij zou alleen maar nog nijdiger worden als ik hem wakker maakte.
Ik besloot de volgende ochtend mijn excuses aan te bieden.
Maar daar kwam natuurlijk niets van.