Jij denkt dat macht misschien de meest wankele verworvenheid van de mens is? Wat verklaart dan de kennelijke uitzonderingen op die aan macht eigen wankelheid? Er zijn geslachten die blijven voortbestaan. We weten dat godsdienstige bureaucratieen met zeer veel macht heel lang stand kunnen houden. Denk eens aan de relatie tussen geloof en macht. Sluiten die elkaar uit als ze wederzijds van elkaar afhankelijk zijn? De Bene Gesserit heeft duizenden jaren lang een betrekkelijk zeker bestaan gehad binnen de betrouwbare muren van het geloof. Maar waar is hun macht gebleven?

De Gestolen Verslagen

Moneo zei op gemelijke toon: 'Heer, ik wilde dat je me meer tijd had gegeven.'

Hij stond in de korte middagschaduwen voor de Citadel. Leto lag vlak voor hem op zijn Keizerwagen waarvan de koepel was opengeklapt. Hij had een rondrit door de omgeving gemaakt met Hwi Noree die op een pas onder de koepel aangebracht stoeltje vlak naast Leto's gezicht zat. Het leek wel of Hwi alleen maar nieuwsgierig was naar alle bedrijvigheid die om hen heen op gang begon te komen.

Wat is ze kalm, dacht Moneo. Hij onderdrukte een onwillekeurige huivering over wat hij van Malky over haar te weten was gekomen. De God-Keizer had gelijk. Hwi was precies wat ze leek - een ontzettend lief en verstandig mens. Zou ze mij heus als partner aanvaard hebben? vroeg Moneo zich af.

De bedrijvigheid eiste zijn aandacht op. Terwijl Leto met Hwi op de wagen een rondvlucht om de Citadel maakte, had zich hier een grote troep hovelingen en Vissprekers verzameld. De hovelingen waren allemaal feestelijk uitgedost en de kleuren helrood en goud overheersten. De Vissprekers droegen hun mooiste donkerblauwe uniformen en waren alleen te onderscheiden aan de verschillende kleuren biezen en havikemblemen. Achteraan de stoet stond een bagagekaravaan van suspensiesleden opgesteld die door Vissprekers getrokken werden. Er hing stof in de lucht en opgewonden kreten en geuren. De meeste hovelingen hadden zich ontzet getoond toen ze hun bestemming te horen kregen. Een aantal van hen had onmiddellijk eigen tenten en paviljoens aangeschaft. Die waren met de andere bagage vooruit gestuurd en lagen nu net uit het zicht van Tuono in het zand opgestapeld. De Vissprekers in de stoet waren helemaal niet in feeststemming. Ze hadden luidkeels geklaagd toen ze te horen kregen dat ze geen laswapens mochten dragen.

'Een klein beetje meer tijd, Heer,' zei Moneo nu. 'Ik weet nog steeds niet hoe we -'

'Voor vele problemen is tijd de oplossing,' zei Leto. 'Maar je kan er ook te veel vertrouwen in stellen. Ik kan geen verder uitstel toestaan.'

'Alleen om er te komen hebben we al drie dagen nodig,' klaagde Moneo.

Daar dacht Leto even over na - het snelle hollen-lopen-hollen van een pelgrimstocht... honderdtachtig kilometer. Ja, drie dagen.

'Ik reken erop dat je op de rustplaatsen alles prima verzorgd hebt,' zei Leto. 'Een heleboel heet water voor de spierpijn en zo.'

'O, aan voorzieningen zal het ons niet ontbreken,' zei Moneo, 'maar ik wil momenteel liever niet uit de Citadel weg! En je weet waarom!'

'We hebben verbindingsapparatuur en betrouwbare assistenten. Het Gilde is voorlopig behoorlijk ootmoedig. Bedaar toch, Moneo.'

'We zouden de plechtigheid in de Citadel kunnen houden!' Als antwoord klapte Leto de koepel dicht waardoor hij zich met Hwi afzonderde.

'Dreigt er gevaar, Leto?' vroeg ze. 'Er dreigt altijd gevaar.'

Moneo zuchtte, draaide zich om en holde weg naar de plaats waar de Keizerweg aan zijn lange klim naar het oosten begon, voor in zuidelijke richting de Sarier te ronden. Leto zette zijn wagen in beweging en volgde de hofmeier, waarop hij de bonte stoet achter hen van start hoorde gaan.

'Iedereen in beweging?' vroeg Leto.

Hwi keek langs hem naar achteren. 'Ja.' Ze draaide haar gezicht weer naar hem toe. 'Waarom deed Moneo zo moeilijk?'

'Moneo heeft ontdekt dat het moment dat net voorbij is voorgoed buiten zijn bereik ligt.'

'Sinds jullie terug zijn uit de Kleine Citadel is hij erg somber en verstrooid. Hij is helemaal uit zijn gewone doen.'

'Hij is een Atreides, liefste, en jij bent ontworpen om een Atreides te behagen.'

'Dat is het niet. Als het dat was, zou ik het weten.'

'Ja... weet je, ik denk dat Moneo ook de feitelijkheid van de dood ontdekt heeft.'

'Hoe is het in de Kleine Citadel als je daar met Moneo bent?' vroeg ze.

'Het is de eenzaamste plek van mijn hele rijk.' 'Volgens mij ontwijk je mijn vragen,' zei ze.

'Nee liefste. Ik deel je zorgen over Moneo, maar met een uitleg van mij is hij niet meer te helpen. Moneo zit in de val. Hij heeft geleerd dat leven in het heden moeilijk is, leven in de toekomst zinloos, en leven in het verleden onmogelijk.'

'Volgens mij heb jij hem in die val opgesloten, Leto.'

'Maar hij moet zichzelf bevrijden.'

'Waarom kan jij hem niet bevrijden?'

'Omdat hij denkt dat mijn herinneringen de sleutel tot zijn vrijheid zijn. Hij denkt dat ik onze toekomst uit ons verleden opbouw.'

'Gaat dat dan niet altijd zo, Leto?' 'Nee, lieve Hwi.' 'Hoe gaat het dan wel?'

'De meeste mensen geloven dat een bevredigende toekomst een terugkeer vereist naar een geidealiseerd verleden, een verleden dat in werkelijkheid nooit heeft bestaan.'

'En jij met al je herinneringen, weet wel beter.'

Leto draaide zijn hoofd in de huif om haar aan te kijken, onderzoekend... herinnerend. Uit zijn innerlijke menigte kon hij een mozaiek samenstellen, een genetische aanduiding van Hwi, maar die aanduiding haalde het niet bij het levende weefsel. Dat was het natuurlijk. Het verleden werd een eindeloze stoet van als gapende vissen starende ogen, maar Hwi was een en al leven. Haar mond had de Griekse rondingen bedoeld voor Delfische prevelementen, maar zij murmelde geen voorspellende woorden. Zij was tevreden met het leven, altijd even toegankelijk als een bloemknop die zich eeuwigdurend ontvouwt tot een geurige bloesem.

'Waarom kijk je me zo aan?' vroeg ze.

'Ik koesterde me in jouw liefde.'

'Liefde, ja.' Ze lachte. 'Aangezien we de liefde van het lichaam niet kunnen delen, vind ik dat we in ieder geval de liefde van de ziel moeten delen. Wil jij die met me delen, Leto?'

Hij was een beetje verbouwereerd. 'Je vraagt naar mijn ziel?'

'Dat zullen anderen ook wel eens gedaan hebben.'

Hij zei kortaf: 'Mijn ziel verwerkt zijn ervaringen, anders niet.'

'Heb ik teveel van je gevraagd?' vroeg ze.

'Dat lijkt me onmogelijk.'

'Dan maak ik gebruik van onze liefde om het niet met je eens te zijn. Mijn oom Malky praatte over jouw ziel.'

Hij merkte dat hij geen woord kon uitbrengen. Zij vatte zijn zwijgen op als een aanmoediging om verder te gaan. 'Hij zei dat jij een duivelskunstenaar was in het ontleden van de ziel, en vooral van je eigen ziel.'

'Maar jouw oom Malky ontkende dat hij zelf een ziel had!'

Ze hoorde de scherpe klank van zijn stem, maar dat weerhield haar niet. 'Toch had hij volgens mij gelijk. Jij bent het genie van de ziel, de begaafde.'

'Onverdroten, langdurig volhouden is het enige vereiste,' zei hij. 'Begaafdheid is helemaal niet nodig.'

Inmiddels waren ze al een flink eind gevorderd op hun klim naar de top van de ommuring van de Sarier. Hij liet de wielen van de wagen zakken en schakelde de suspensie uit.

Met een zachte stem die boven het knarsen van de wagenwielen en de hollende voetstappen om hen heen nauwelijks hoorbaar was zei Hwi: 'Mag ik je evengoed Liefste noemen?'

Met een denkbeeldig brok in een keel die niet meer helemaal menselijk was zei hij: 'Ja.'

'Ik ben een geboren Ixiaanse, Liefste,' zei ze. 'Waarom deel ik hun mechanische opvatting over ons heelal niet? Ken je mijn opvatting, mijn lieve Leto?'

Hij kon haar alleen maar zwijgend aanstaren.

'In elke nieuwe wending voel ik het bovennatuurlijke,' zei ze.

Met een nors geluid, dat zelfs hem boos in de oren klonk, zei Leto: 'Elk mens schept zijn eigen bovennatuurlijkheden.'

'Wees niet boos op me, Liefste.'

Weer dat afschuwelijke norse geluid: 'Ik kan helemaal niet boos op je zijn.'

'Maar er is een keer iets voorgevallen tussen Malky en jou,' zei ze. 'Hij heeft me nooit willen vertellen wat het was, maar hij zei dat hij zich vaak afvroeg waarom je zijn leven spaarde.'

'Om wat hij me leerde.'

'Wat is er tussen jullie tweeen voorgevallen, Liefste?' 'Ik wil liever niet over Malky praten.'

'Alsjeblieft Liefste. Ik voel dat het belangrijk is dat ik dat weet.'

'Ik opperde de gedachte tegen Malky dat er misschien wel dingen waren die de mens niet zou moeten uitvinden.' 'En dat was alles?'

'Nee,' zei hij met tegenzin. 'Die woorden maakten Malky kwaad. Hij zei: "Jij denkt dat in een wereld zonder vogels de mens geen vliegtuigen zou uitvinden! Wat ben jij toch een idioot! De mens kan alles uitvinden!"'

'Hij noemde jou een idioot?' Hwi's stem klonk geschokt.

'Hij had gelijk. En hoewel hij het ontkende, zei hij toch de waarheid. Hij leerde me dat er een reden is om op de vlucht te slaan voor uitvindingen.'

'Ben je dan bang voor de Ixianen?'

'Ja, natuurlijk! Zij kunnen een ramp uitvinden.'

'Maar wat zou je daaraan kunnen doen?'

'Nog harder lopen. De geschiedenis is een doorlopende wedstrijd tussen uitvinding en ramp. Kennis helpt, maar is nooit toereikend. Je zal ook moeten hollen.'

'Je bent je ziel met me aan het delen, Liefste. Weet je dat?'

Leto draaide zijn hoofd af en keek strak naar Moneo's rug, naar de bewegingen van de hofmeier die zo duidelijk de schijn van verborgen geheimen wekten. De optocht was over de eerste flauwe helling heen. Nu maakte de stoet een bocht, om daarna aan de beklimming van de westelijke randmuur te beginnen. Moneo liep zoals hij altijd had gelopen, de ene voet voor de andere en goed oplettend waar de volgende voet terecht zou komen, maar er was iets ongewoons aan de hofmeier. Leto voelde dat Moneo zich van hem aan het losmaken was, dat hij er niet langer genoegen mee nam om naast Leto's overhuifde gezicht te lopen, dat hij niet meer probeerde om zich naar het lot: van zijn meester te schikken. In het oosten wachtte de Sarier. In het westen had je de rivier en de plantages. Moneo keek links noch rechts. Hij had een andere bestemming gezien.

'Je geeft geen antwoord,' zei Hwi.

'Je weet het antwoord al.'

'Ja, ik begin iets van je te begrijpen,' zei ze. 'Ik kan een aantal van je angsten aanvoelen. En ik geloof dat ik al weet waar jij leeft.'

Hij wierp haar een verbaasde blik toe en merkte dat hij zijn ogen niet meer van haar kon afhouden. Het was verbazingwekkend, maar hij kon zijn blik niet van haar afwenden. Hij werd daar ontzettend bang van en voelde zijn handen beginnen te trillen.

'Jij leeft waar angst voor het bestaan en liefde voor het bestaan samenkomen in een enkel persoon,' zei ze. Hij moest heftig met zijn ogen knipperen.

'Jij bent een mysticus,' zei ze, 'en je bent uitsluitend zacht tegenover jezelf omdat je midden in dat heelal zit en naar buiten kijkt, op een manier die voor anderen niet mogelijk is. Je bent doodsbenauwd om dat te delen, en tegelijk is er niets dat je liever wilt dan dat delen.'

'Wat heb je gezien?' fluisterde hij.

'Ik heb geen innerlijk oog, geen innerlijke stemmen,' zei ze. 'Maar ik heb mijn Heer Leto gezien, wiens ziel ik liefheb en ik ken het enige dat jij waarlijk begrijpt.'

Hij rukte zijn blik los van haar gezicht, bang voor wat ze nog meer zou kunnen zeggen. Het beven van zijn handen was door zijn hele voorste ringsegment voelbaar.

'Liefde, dat is wat jij begrijpt,' zei ze. 'Liefde, en dat is alles.'

Zijn handen kwamen tot bedaren. Over elke wang biggelde een traan omlaag. Toen de tranen de huif raakten stegen er blauwe rooksliertjes op. Hij voelde het schrijnen en was dankbaar voor de pijn.

'Jij gelooft in het leven,' zei Hwi. 'Ik weet dat de moed van de liefde alleen in dat vertrouwen kan zetelen.'

Ze stak haar linkerhand uit en veegde de tranen van zijn wangen. Verrast merkte hij dat de huif niet zoals gewoonlijk de aanraking probeerde te voorkomen.

'Weet je wel,' zei hij, 'dat jij de eerste bent die, nadat ik zo geworden ben, mijn wangen aanraakt?'

'Maar ik weet wat je bent en wat je was,' zei ze.

'Wat ik was... ohhh, Hwi. Van wat ik was is alleen dit gezicht nog over, en de rest is verloren gegaan in de schaduwen van het geheugen... verborgen... verdwenen.'

'Niet verborgen voor mij, Liefste.'

Hij keek haar recht in haar gezicht, niet langer bang om in haar ogen te kijken. 'Is het mogelijk dat de Ixianen weten wat ze in jou geschapen hebben?'

'Leto, allerliefste van mijn ziel, ik verzeker je dat ze dat niet weten. Jij bent de eerste, de enige voor wie ik me ooit helemaal heb blootgegeven.'

'Dan zal ik niet langer treuren om wat had kunnen zijn,' zei hij. 'ja, Liefste, ik wil mijn ziel met je delen.'