Leto lachte. Dit was net dobbelen met ronde stenen op een eindeloze tafel. Moneo's gemoedsbewegingen waren een geweldig toneelstuk dat uitsluitend op dit podium werd opgevoerd. Hoe dicht hij ook langs de rand liep, hij zag hem nooit!

'Moneo, waarom blijf jij altijd maar stukjes uit het continuum knippen?' vroeg Leto. 'Als je een heel kleurenspectrum ziet, verkies je toch ook niet een kleur boven alle andere?'

'Heer, ik begrijp je niet!'

Leto sloot zijn ogen en dacht aan de talloze keren dat hij deze kreet al had gehoord. De gezichten vloeiden tot een on-ontleedbaar geheel ineen. Hij deed zijn ogen weer open om dat beeld kwijt te raken.

'Zolang er nog een mens in leven is om ze te zien, zullen de kleuren zich niet door strak onderscheid laten kisten, nog niet over jouw lijk, Moneo.'

'Wat is dat voor iets, die kleurentoestand, Heer?'

'Het continuum, de oneindigheid, de Gouden Weg.'

'Maar jij ziet dingen die wij niet zien, Heer!'

'Omdat jullie het niet willen!'

Moneo liet zijn kin op zijn borst zakken. 'Heer, ik weet dat jij je verder ontplooid hebt dan wij allemaal. Dat is ook de reden waarom wij jou vereren en...'

'Verdomme, Moneo!'

Moneo's hoofd schoot met een ruk omhoog en hij staarde Leto doodsbang aan.

'Beschavingen storten in als hun macht sneller groeit dan hun godsdiensten!' zei Leto. 'Waarom kan jij dat niet begrijpen. Hwi snapt het wel.'

'Zij is een Ixiaanse, Heer. Misschien dat zij...'

'Zij is een Visspreker! Al van haar geboorte af, voorbestemd om mij te dienen. Nee!' Moneo wilde iets zeggen, maar Leto legde hem met een gebaar van een van zijn kleine handen het zwijgen op. 'De Vissprekers zijn ongerust omdat ik hen mijn bruiden noem, en nu zien ze een vreemde die niet met Siaynoq is grootgebracht, maar die het beter kent dan zij.'

'Hoe is dat mogelijk Heer, als je Vis -'

'Wat bazel je nou? Elk van ons komt op de wereld met de wetenschap wie hij is en wat hij eigenlijk moet doen.'

Moneo deed zijn mond open, maar sloot hem weer zonder een woord te uiten.

'Kleine kinderen weten het,' zei Leto. 'Pas als ze door volwassenen in de war zijn gebracht beginnen kinderen die kennis zelfs voor zichzelf te verstoppen. Moneo! Geef je bloot!'

'Heer, dat kan ik niet!' De woorden wrongen zich uit Moneo's keel. Hij beefde van zielepijn. 'Ik heb jouw vermogens niet, jouw kennis van...'

'Genoeg!'

Moneo zweeg. Hij schokte over zijn hele lijf.

Op sussende toon zei Leto: 'Het is wel goed, Moneo. Ik verg te veel van je en ik zie dat je erg moe bent.'

Langzaam kwam Moneo's bevende lijf tot bedaren. Hij ademde met diepe, gulzige teugen.

Leto zei: 'Er komt een wijziging in mijn Vrijmanse huwelijksvoltrekking. We zullen niet de waterringen van mijn zuster Ghanima gebruiken, maar de ringen van mijn moeder.'

'Van Vrouwe Chani, Heer? Maar waar zijn haar ringen?'

Leto draaide zijn grote lijf om op zijn wagen en wees naar links waar in het schemerlicht op het snijpunt van twee radiale tunnels vaag de oudste grafnissen van de Atreides op Arrakis te onderscheiden waren. 'In haar graf, de eerste nis. Haal die ringen uit het graf, Moneo en neem ze mee naar de plechtigheid.'

Moneo staarde door de schemerige ruimte van het gewelf. 'Heer... is het geen ontheiliging als ik...'

'Je vergeet wie er in mij leeft, Moneo.' Toen zei hij met Chani's stem: 'Ik mag toch zelf wel weten wat ik met mijn waterringen doe!'

Moneo kromp in elkaar. 'Ja Heer. Ik zal ze meenemen naar Tabur als -'

'Tabur?' vroeg Leto met zijn gewone stem. 'Maar ik ben van gedachte veranderd. We trouwen in het dorp Tuono!'