Wat is het allergrootste verschil tussen ons, tussen jou en mij? Je weet het al. Dat zijn de voorouderlijke herinneringen. Op mij komen ze af in het volle licht van mijn bewustzijn. Die van jou overvallen je ongezien. Sommige mensen noemen dat instinct of lot. De herinneringen oefenen op ieder van ons hun invloed uit - op wat we denken en op wat we doen. Jij denkt dat je immuun bent voor zulke invloeden? Ik ben Galileo. Ik sta hier en ik zeg je: 'En toch beweegt zij.' De bewegende kracht kan zijn invloed aanwenden op manieren die geen sterfelijke macht ooit heeft durven weerstaan. Ik ben hier om dit te durven.

De Gestolen Verslagen

'Als kind hield ze me altijd in de gaten, weet je nog? Als ze dacht dat ik het niet merkte, hield Siona me in de gaten als een woestijnhavik die rondcirkelt boven het leger van zijn prooi. Je hebt het zelf eens tegen me gezegd.'

Al pratend draaide Leto zijn lijf een kwartslag op zijn wagen.

Dat bracht zijn overhuifde gezicht dicht bij dat van Moneo die naast de wagen draafde.

Het was nog maar nauwelijks licht op de woestijnweg over de hoge, kunstmatige rotsrug van de Citadel in de Sarier naar de Festivalstad. De weg door de woestijn was zo recht als een laserstraal tot hij dit punt bereikte, waar hij in een ruime bocht afdaalde naar steile, terrasvormige dalen, voor hij de rivier de Idaho overstak. In de lucht hingen dichte wolken waterdruppeltjes uit de rivier, die in de verte met veel geraas omlaag stortte, maar Leto had de koepel die de voorzijde van zijn wagen afsloot opgeklapt. Het wormdeel van zijn persoonlijkheid voelde zich wat bedreigd door het vocht, maar er hing een aangename geur van woestijnplanten in de damp en zijn mensenneus genoot daarvan. Hij gaf de stoet opdracht om te stoppen.

'Waarom staan we stil, Heer?' vroeg Moneo.

Leto gaf geen antwoord. De wagen kraakte toen hij zijn grote lijf kromde om zijn hoofd zover omhoog te brengen dat hij over het Verboden Woud heen de Kyneszee kon zien, die rechts in de verte zilver lag te glanzen. Hij draaide zijn hoofd naar links en daar lagen de resten van de Pantsermuur, een lage, golvende schaduw in het ochtendlicht. De rotsrug hier was bijna tweeduizend meter verhoogd om de Sarier te omsluiten teneinde het vochtgehalte in de lucht daar te beperken. Vanaf zijn hoge standplaats kon Leto in de verte de pas zien waar hij de Festivalstad Onn had laten bouwen.

'Ik had ineens zin om stil te staan,' zei Leto.

'Zouden we niet beter pas over de brug kunnen uitrusten?' vroeg Moneo.

'Ik rust niet uit.'

Leto staarde voor zich uit. Na een aantal haarspeldbochten die van hieruit alleen als een zigzagschaduw te zien waren, kruiste de hoge weg via een slanke brug de rivier, waarna hij tegen een tweede rug omhoog klom en vervolgens langzaam afdaalde naar de stad, die op deze afstand een aanblik vol glanzende torenspitsen bood.

'De Duncan is nogal ingetogen,' zei Leto. 'Heb je je lange gesprek met hem al gehad?'

'Geheel volgens je wens, Heer.'

'Nu ja, het is nog maar vier dagen geleden,' zei Leto. 'Ze hebben vaak meer tijd nodig om zich te herstellen.'

'Hij heeft het telkens heel druk met de Garde, Heer. Ze waren gisteravond nog tot heel laat buiten in de weer.'

'De Duncans wandelen niet graag door open terrein. Ze denken steeds na over de dingen die gebruikt zouden kunnen worden om ons aan te vallen.'

'Dat is mij bekend, Heer.'

Leto draaide zijn hoofd om en keek Moneo strak aan. De hofmeier droeg een groene mantel over een wit uniform. Hij stond naast de open koepel, precies op de plaats waar hij zich volgens zijn plicht tijdens deze uitstapjes moest opstellen.

'Je bent zeer plichtsgetrouw, Moneo,' zei Leto.

'Dank je Heer.'

De gardisten en de leden van het gevolg waren een flink eind achter de wagen op eerbiedige afstand blijven staan. De meeste van hen probeerden zelfs de schijn dat ze Leto en Moneo afluisterden te vermijden. Idaho niet. Hij had een aantal Vissprekers van de Garde aan twee kanten verspreid langs de Keizerweg geplaatst. Nu stond hij naar de wagen te staren. Idaho droeg een zwart uniform met witte biezen, een cadeau van de Vissprekers had Moneo verteld.

'Ze zijn erg gesteld op deze Idaho. Hij doet zijn werk uitstekend.'

'Wat voor werk doet hij, Moneo?' 'Jou bewaken natuurlijk, Heer.'

De vrouwen van de Garde droegen allemaal een strak groen uniform met op de linkerborst een rode Atreides-havik.

'Ze houden hem scherp in de gaten,' zei Leto.

'Ja. Hij is ze handgebaren aan het leren. Hij zegt dat dat bij de Atreides gebruikelijk is.'

'Daar heeft hij volkomen gelijk in. Ik vraag me af waarom de vorige dat niet deed.'

'Heer, als je dat niet weet...'

'Ik maak maar een grapje, Moneo. De vorige Duncan voelde zich pas bedreigd toen het al te laat was. Heeft deze jouw verklaringen geaccepteerd?'

'Men zegt van wel, Heer. Hij is in ieder geval serieus aan zijn dienst begonnen.'

'Waarom draagt hij alleen dat mes in de gordelschede?'

'De vrouwen hebben hem ervan overtuigd dat alleen de gardisten met een speciale opleiding een laswapen mogen dragen.'

'Je voorzichtigheid is ongegrond, Moneo. Zeg tegen de vrouwen dat het nog veel te vroeg is om bang te worden voor deze Duncan.'

'Zoals u wenst, Heer.'

Leto zag duidelijk dat de nieuwe bevelhebber van zijn Garde het gezelschap van de hovelingen niet erg op prijs stelde. Hij stond een flink stuk bij hen uit de buurt. Er was hem verteld dat het gevolg voor het grootste deel uit ambtenaren bestond. Ze hadden zich voor deze dag, waarop ze in de nabijheid van de God-Keizer met veel machtsvertoon konden rondstappen, in hun mooiste en kleurigste kleren gestoken. Leto begreep dat Idaho de leden van zijn gevolg wel heel idioot zou vinden. Maar Leto kon zich veel idioter uitdossingen herinneren en de vertoning van vandaag leek hem al een hele verbetering.

'Heb je hem al kennis laten maken met Siona?' vroeg Leto.

Bij het horen van Siona's naam verscheen er een boze rimpel tussen Moneo's wenkbrauwen.

'Bedaar wat,' zei Leto. 'Zelfs toen ze me bespioneerde was ze me erg dierbaar.'

'Ik voel dat ze gevaarlijk is, Heer. Soms denk ik wel eens dat ze mijn meest heimelijke gedachten kan lezen.'

'Het wijze kind kent zijn vader.'

'Het was niet als grap bedoeld, Heer.'

'Ja, dat begrijp ik. Heb je gemerkt dat de Duncan ongeduldig wordt?'

'Ze hebben de weg tot vlak voor de brug verkend,' zei Moneo. 'Wat hebben ze gevonden?'

'Hetzelfde dat ik al had gevonden - een paar Museum-Vrijmans.'

'Weer een verzoekschrift?' 'Wees niet boos, Heer.'

Weer tuurde Leto voor zich uit. Deze noodzakelijke blootstelling aan de open lucht, de lange, statige omgang met alle vaste, vereiste rituelen om de Vissprekers gerust te stellen, baarde Leto altijd veel zorgen. En nu nog weer een verzoekschrift ook!

Idaho beende naar voren tot hij vlak achter Moneo stond.

Idaho's gebaren hadden iets dreigends. Toch niet zo vlug al, dacht Leto.

'Waarom stoppen we, Heer?' vroeg Idaho.

'Ik stop hier vaak,' zei Leto.

Dat was waar. Hij draaide zijn hoofd om en keek naar het tafereel achter de slanke brug. De weg kronkelde van de steile rotswand omlaag het Verboden Woud in en vervolgens door akkerland naast de rivier. Leto was hier vaak stil blijven staan om de zon te zien opkomen. Maar deze morgen, met het eerste zonlicht over het vertrouwde tafereel, deze morgen had iets dat oude herinneringen losmaakte.

De akkers van de Keizerlijke Plantage strekten zich uit tot voorbij het bos en toen de zon boven de gekromde kim uitsteeg, wierp hij een gouden gloed over het golvende graan op de akkers. Het graan deed Leto aan zand denken, aan stuifduinen die eens over dat stuk land waren opgerukt.

En ooit weer zullen oprukken.

Het graan had niet helemaal de glasheldere, geelbruine tint van de woestijn uit zijn geheugen. Leto keek achterom naar de door steile rotsen omsloten verten van zijn Sarier, zijn reservaat van het verleden. De kleuren waren duidelijk anders. Maar toen hij nogmaals naar de Festivalstad keek, voelde hij toch een scherpe pijn op de plaats waar zijn vele harten weer eens aan het veranderen waren in hun trage overgang naar iets volslagen onmenselijks.

Wat heeft deze ochtend dat hij me zo aan het denken zet over mijn verloren menselijkheid? vroeg Leto zich af.

Leto wist dat hij, van de hele Keizerlijke hofhouding die naar het vertrouwde tafereel van bos en graanakkers stond te kijken, de enige was die het weelderige landschap nog steeds beschouwde als de hahr bela ma, de oceaan zonder water.

'Duncan,' zei Leto. 'Zie je dat daar in de richting van de stad? Dat was de Tanzerouft.'

'Het Land der Verschrikking?' Idaho verraadde zijn verbazing door de vlugge blik naar Onn, waarna hij dadelijk weer naar Leto keek.

'De bahr bela ma,' zei Leto. 'Ligt al meer dan drieduizend jaar onder een tapijt van planten verborgen. Van alle mensen die tegenwoordig op Arrakis wonen, zijn wij de enige twee die ooit de oorspronkelijke woestijn gezien hebben.'

Idaho keek naar Onn. 'Waar is de Pantsermuur?' vroeg hij.

'Dat daar is de Muad'Dib-bres, precies waar we de stad gebouwd hebben.'

'Dat rijtje heuveltjes was vroeger de Pantsermuur? Wat is ermee gebeurd?'

'Je staat erop.'

Idaho keek omhoog naar Leto en vervolgens omlaag naar de weg en daarna om zich heen.

'Heer, zullen we verder gaan?' vroeg Moneo.

Moneo met die ingebouwde klok van hem is de -prikkel die ons tot onze plicht roept, dacht Leto. Er wachtten gesprekken met belangrijke bezoekers en andere belangrijke zaken. De tijd drong. En het stond hem helemaal niet aan als zijn God-Keizer met de Duncans over vroeger praatte.

Leto besefte ineens dat hij hier veel langer was blijven staan dan ooit tevoren. De leden van het gevolg en de gardisten hadden het koud gekregen na hun gedraaf door de ochtendlucht. Sommigen hadden hun kleding meer op vertoon dan op bescherming gekozen.

Maar ja, dacht Leto, vertoon is misschien ook wel een vorm van bescherming.

'Er waren duinen,' zei Idaho.

'Die zich duizenden kilometers uitstrekten,' bevestigde Leto.

Moneo's gedachten tolden door zijn hoofd. Deze bedachtzame stemming kende hij wel van de God-Keizer, maar vandaag kwam er nog een aspect van droefheid bij. Misschien door de recente dood van een Duncan. Leto liet soms belangrijke informatie vallen als hij treurig was. Stemmingen en grillen van de God-Keizer trok je nimmer in twijfel, maar soms kon je er gebruik van maken.

Siona moet gewaarschuwd worden, dacht Moneo. Als die jonge idioot tenminste naar me wil luisteren!

Ze was veel meer een rebel dan hij ooit geweest was. Veel meer. Leto had zijn Moneo gestemd door hem gevoelig te maken voor de Gouden Weg en de rechtvaardige plichten waarvoor hij was opgeleid, maar methoden die bij een Moneo bruikbaar waren, zouden bij Siona niet werken. Terwijl dat Moneo langzaam duidelijk werd, was hij dingen te weten gekomen over zijn eigen vorming die hij tevoren nooit had vermoed.

'Ik zie geen enkel bekend punt,' zei Idaho.

'Daar,' wees Leto. 'Aan het eind van het bos. Dat was de weg naar de Schervenrots.'

Moneo sloot zich af voor hun stemmen. Het feit dat ik de God-Keizer zo uitermate boeiend vond heeft me de das om gedaan. Leto bleef altijd verrassen en verbazen. Er viel over hem geen betrouwbare voorspelling te doen. Moneo keek naar het profiel van de God-Keizer. Wat is hij geworden?

Als een van zijn eerste plichten had Moneo het vertrouwelijke archief van de Citadel bestudeerd, de historische verslagen van Leto's gedaanteverandering. Maar symbiose met zandforel bleef een raadsel dat zelfs door Leto's eigen woorden niet opgelost kon worden. Als hij de verslagen moest geloven, maakte de zandfo-relhuid zijn lichaam bijna onkwetsbaar voor invloeden van tijd of geweld. De kern van het grote ringsegmenten lijf kon zelfs laswapen vuur absorberen!

Eerst de zandforel, dan de worm - allemaal een onderdeel van de grote kringloop die de melange had voortgebracht. Die kringloop lag binnen de God-Keizer besloten... waar hij zijn tijd afwachtte.

'Laten we verder gaan,' zei Leto.

Moneo besefte dat hij iets had gemist. Hij ontwaakte uit zijn dagdroom en keek in het lachende gezicht van Duncan Idaho. 'Wij noemden dat vroeger suffen,' zei Leto. 'Het spijt me Heer,' zei Moneo. 'Ik stond...' 'Je stond te suffen, maar het geeft niet.'

Hij is in een heel wat betere stemming, dacht Moneo. Dat heb ik vast aan de Duncan te danken.

Leto nam een andere houding aan op de wagen en hij schoof de koepel gedeeltelijk dicht zodat alleen zijn hoofd vrij bleef. De wagen rolde knarsend over kiezelstenen op de weg toen Leto hem in beweging zette.

Idaho kwam bij Moneo lopen en draafde naast hem verder.

'Er zitten zweefbollen onder die wagen, maar hij gebruikt de wielen,' zei Idaho. 'Waarom is dat?'

'Heer Leto gebruikt liever wielen in plaats van zwaartedemping.'

'Waar loopt dat ding op? Hoe bestuurt hij het?' 'Heb je hem ernaar gevraagd?' 'Daar heb ik nog geen gelegenheid voor gehad.' 'De Keizerwagen is van Ixiaanse makelij.' 'Wat betekent dat?'

'Men zegt dat Heer Leto zijn wagen aandrijft en bestuurt door louter op een bepaalde manier te denken.' 'Weet je dat dan niet zeker?' 'Hij houdt niet van dat soort vragen.'

Zelfs voor zijn vrienden blijft de God-Keizer een raadsel, dacht Moneo.

'Moneo!' riep Leto.

'Je kunt maar beter naar je gardisten teruggaan,' zei Moneo terwijl hij Idaho beduidde om achterin de stoet plaats te nemen.

'Ik zou liever met ze voorop lopen,' zei Idaho.

'Dat wil Heer Leto niet! En ga nu naar achteren.'

Moneo snelde naar zijn plaats naast Leto's gezicht, onderwijl opmerkend dat Idaho zich tussen de mensen uit het gevolg door liet terugvallen tot bij de kring van gardisten achteraan.

Leto keek omlaag naar Moneo. 'Ik vond dat je dat heel goed aanpakte, Moneo.'

'Dank je Heer.'

'Weet je waarom de Duncan voorop wil lopen?'

'Ja zeker Heer. Dat is de plaats waar je Garde hoort.'

'En deze Duncan ruikt gevaar.'

'Ik begrijp je niet, Heer. Ik kan niet bevatten waarom je deze dingen doet.'

'Dat is waar, Moneo.'