Wees op je hoede, jij mens, die als eerste na minstens vierduizend jaar mijn kronieken onder ogen krijgt. Voel je niet vereerd door je voorrang bij het lezen van de onthullingen van mijn Ixiaanse pakhuis. Je zult er veel pijn in aantreffen. Op de enkele vlugge blikken na die ik nodig had om me ervan te verzekeren dat de Gouden Weg zich voortzette, heb ik nooit verder willen kijken dan die vier millennia. Daarom weet ik niet precies wat de gebeurtenissen in mijn verslagen voor jullie tijd kunnen betekenen. Ik weet alleen dat mijn verslagen in de vergetelheid zijn geraakt en dat de gebeurtenissen die ik vertel ongetwijfeld eeuwenlang aan historische vervorming onderhevig zijn geweest. Ik verzeker je dat het vermogen om in onze toekomst te kunnen zien heel vervelend kan worden. Zelfs als een god beschouwd worden, wat mij inderdaad is overkomen, kan oervervelend worden. Ik heb meer dan eens gedacht dat goddelijke verveling een goede en afdoende reden is om de vrije wil uit te vinden.

Inscriptie boven de ingang van het pakhuis in Dar-es-Balat

Ik ben Duncan Idaho.

Dat was zo ongeveer het enige dat hij zeker wilde weten. De uitleg van de Tleilaxu, hun verhalen, stonden hem helemaal niet aan. Maar de mensen waren nu eenmaal altijd bang geweest voor de Tleilaxu. Ze geloofden ze niet en toch waren ze bang.

Ze hadden hem met een kleine Gildependel op de planeet afgezet en toen ze de schemergrens passeerden en de nacht indoken, gloeide de zonnecorona groen aan de horizon. De ruimtehaven zag er heel anders uit dan wat hij zich herinnerde. Hij was groter en er stond een kring vreemde gebouwen omheen.

'Weet je zeker dat dit Duin is?' had hij gevraagd.

'Arrakis,' hadden zijn Tleilaxu begeleiders hem verbeterd.

In een gesloten bodemwagen hadden ze hem snel overgebracht naar dit gebouw ergens in een stad die zij Onn noemden, uitgesproken met een vreemde hoge neusklank aan het eind. De kamer waarin ze hem achterlieten was ongeveer drie meter in het vierkant, eigenlijk bijna een kubus. Er was nergens een gloeibol te zien, maar het hele vertrek was gevuld met een warm, geel licht.

Ik ben een ghola, hield hij zichzelf voor.

Dat was een schok geweest, maar hij moest het wel geloven. Dat hij nu weer leefde terwijl hij wist dat hij gestorven was, was een afdoende bewijs. De Tleilaxu hadden cellen van zijn dode weefsel genomen, die ze in hun axolotl-tanks hadden opgekweekt tot een stek. In een proces dat hem aanvankelijk het gevoel had gegeven dat hij een vreemde was in zijn eigen lijf, was die stek uitgegroeid tot dit lichaam.

Hij keek naar het lichaam. Het was gekleed in een broek met een jasje van donkerbruine, grove stof die zijn huid irriteerde. Zijn voeten staken in sandalen. Op het lichaam na, was dat alles wat ze hem gegeven hadden en uit die krenterigheid bleek de ware aard van de Tleilaxu.

Er stonden geen meubels in de kamer. Ze hadden hem binnengelaten door de enige deur, die aan de binnenkant geen kruk had. Hij keek om zich heen naar het plafond, naar de wanden en vervolgens naar de deur. Ondanks het kale uiterlijk van het vertrek, had hij toch het gevoel dat hij werd gadegeslagen.

'Je wordt opgehaald door vrouwen van de Keizerlijke Garde,' hadden ze gezegd. En daarna waren ze, sluw tegen elkaar grijnzend, vertrokken.

Vrouwen van de Keizerlijke Garde?

Het ene moment had hij niet geweten welke nieuwe vorm hun plastisch vervloeiende weefsel het volgende ogenblik weer zou aannemen.

Vervloekte gelaatsdansers!

Zij wisten natuurlijk alles van hem, ook dat de vormwisselaars hem een hevige afkeer inboezemden.

Wat kon hij vertrouwen als het van gelaatsdansers afkomstig was? Maar heel weinig. Kon je iets dat zij zeiden wel geloven?

Mijn naam. Ik weet mijn naam.

En hij had zijn herinneringen. Ze hadden hem door een hevige schok zijn oude identiteit teruggegeven. Ghola's werden gewoonlijk niet in staat geacht om hun oorspronkelijke identiteit terug te krijgen. Maar de Tleilaxu hadden het klaargespeeld en hij moest het wel geloven, omdat hij begreep hoe ze het gedaan hadden.

Aanvankelijk was er alleen de volledig uitgegroeide ghola, wist hij, een volwassen lijf zonder naam of geheugen - een schoon-geschrapt stuk perkament waarop de Tleilaxu vrijwel alles wat ze maar wilden konden schrijven.

'Jij bent Ghola,' hadden ze gezegd. Dat was lange tijd zijn enige naam geweest. Als een plooibaar kind was Ghola geconditioneerd om een bepaalde mens te doden - een man die zoveel leek op de oorspronkelijke Paul Muad'Dib die hij met zoveel liefde had gediend, dat Idaho nu vermoedde dat het ook een ghola was geweest. Maar als dat waar was, hoe kwamen ze dan aan het oorspronkelijke weefsel?

In het weefsel van de Idaho was iets in opstand gekomen tegen het doden van een Atreides. Ineens stond hij met een mes in zijn hand boven de gebonden gestalte van de namaak-Paul die hem in angstige woede aanstaarde.

Zijn geest was volgestroomd met herinneringen. Hij herinnerde zich Ghola en hij herinnerde zich Duncan Idaho.

Ik ben Duncan Idaho, wapenmeester van de Atreides.

In de gele kamer klampte hij zich nu aan die gedachte vast.

Ik kwam om toen ik Paul en zijn moeder verdedigde in een holenvest onder de zandwoestijnen van Duin. Ik ben naar die planeet teruggebracht, maar Duin bestaat niet meer. Het is nu alleen nog maar Arrakis.

Hij had de beknopte geschiedenis gelezen die de Tleilaxu hem hadden gegeven, maar die geloofde hij niet. Meer dan vijfendertighonderd jaar? Wie kon ooit geloven dat zijn weefsel na zoveel tijd nog bestond? Hoewel... met Tleilaxu was het mogelijk. Hij moest zijn eigen zintuigen wel geloven.

'Er zijn veel exemplaren van jou gemaakt,' hadden zijn onderwijzers gezegd.

'Hoeveel?'

'Die gegevens zal Heer Leto verschaffen.' Heer Leto?

De Tleilaxu versie van de geschiedenis luidde dat deze Heer Leto, Leto n was, kleinzoon van de Leto die Idaho met fanatieke toewijding had gediend. Maar deze tweede Leto was (volgens de lezing van de Tleilaxu) veranderd in iets... iets zo vreemd dat Idaho wanhoopte de vormverandering ooit te zullen begrijpen.

Hoe kon een mens langzamerhand in een zandworm veranderen? Hoe kan enig denkend wezen meer dan drieduizend jaar leven? Zo'n levensduur was zelfs met de allerwildste uitschieters van geriatrische specie niet mogelijk.

Leto II, de God-Keizer?

Hij moest de Tleilaxu versie van de geschiedenis niet geloven!

Idaho herinnerde zich een vreemd kind - een tweeling eigenlijk: Leto en Ghanima, Pauls kinderen, de kinderen van Chani die bij hun geboorte was gestorven. De Tleilaxu versie zei dat Ghanima na een betrekkelijk normaal leven was gestorven, maar de God-Keizer bleef maar leven en leven en leven...

'Hij is een tiran,' hadden Idaho's onderwijzers gezegd. 'Hij heeft ons opgedragen jou uit onze axolotl-tanks te halen en je naar hem toe te sturen om hem te dienen. Wij weten niet wat er met je voorganger is gebeurd.'

En hier ben ik dan.

Weer liet Idaho zijn blik over de effen wanden en het plafond dwalen.

Ineens hoorde hij vaag het geluid van stemmen. Hij keek naar de deur. De stemmen klonken gedempt, maar in ieder geval een ervan was een vrouwenstem.

Vrouwen van de Keizerlijke Garde?

De deur zwaaide naar binnen op zijn geruisloze scharnieren. Twee vrouwen kwamen de kamer in. Het eerste wat hem opviel was het feit dat een van de vrouwen een masker droeg, een cibuskap van vormloos, licht opslorpend zwart. Zij kon hem door de kap heen duidelijk zien, wist hij, maar haar gezicht zou zich nooit blootgeven, zelfs niet aan de meest verfijnde doortast-instrumenten. De kap bewees dat de Ixianen of hun erfgenamen nog steeds werkzaam waren binnen het rijk. De vrouwen droegen allebei een hardblauw, eendelig uniform met links op de borst de Atreides-havik in rood koord.

Idaho bekeek hen van top tot teen toen ze de deur sloten en tegenover hem kwamen staan.

De vrouw met het masker had een krachtig, lomp lijf. Ze bewoog zich met de bedrieglijke behoedzaamheid van een beroepskrachtpatser. De andere vrouw was bevallig en slank met amandelvormige ogen in een scherp, edel gelaat. Idaho had het gevoel dat hij haar ergens had gezien, maar hij kon zich de herinnering niet scherp voor de geest halen. Beide vrouwen droegen een steekpen in een heupschede. Iets aan de manier waarop ze zich bewogen vertelde Idaho dat deze vrouwen uiterst vaardig met zulke wapens zouden kunnen omgaan.

De slanke vrouw nam als eerste het woord.

'Ik heet Luli. Sta me toe u als eerste met commandant aan te spreken. Mijn metgezellin moet onbekend blijven. Dat heeft Heer Leto bevolen. U kunt haar Vriendin noemen.'

'Commandant?' vroeg hij.

'Het is de wens van Heer Leto dat u het bevel voert over zijn Keizerlijke Garde,' zei Luli.

'O ja? Laten we dat dan eens met hem gaan bespreken.'

'Nee!' Luli was zichtbaar geschokt. 'Heer Leto zal u te zijner tijd ontbieden. Voorlopig moeten wij u op uw gemak stellen en u verwennen.'

'En ik moet gehoorzaam meewerken?'

Luli schudde verwonderd haar hoofd.

'Ben ik een slaaf?'

Luli ontspande zich en lachte. 'In geen geval. Heer Leto heeft gewoon enorm veel beslommeringen die zijn persoonlijke aandacht vergen. Hij moet tijd voor u vrijmaken. Hij heeft ons gestuurd omdat hij zich zorgen maakte over zijn Duncan Idaho. U bent heel lang in handen van de smerige Tleilaxu geweest.'

Smerige Tleilaxu, dacht Idaho.

Dat was in ieder geval niet veranderd.

Maar een bepaalde zinsnede uit Luli's verklaring zat hem helemaal niet lekker.

'Zijn Duncan Idaho?'

'U bent toch een Atreides-soldaat?' vroeg Luli.

Daarmee had ze hem. Idaho knikte en draaide zijn hoofd een beetje opzij om de raadselachtige gemaskerde vrouw goed te kunnen opnemen.

'Waarom ben je gemaskerd?'

'Het mag niet uitlekken dat ik Heer Leto dien,' zei ze. Ze had een aangename lage altstem, maar Idaho vermoedde dat ook die gemaskeerd werd door de cibuskap.

'Waarom ben je dan hier?'

'Heer Leto vertrouwt erop dat ik kan beoordelen of er met u is geknoeid door de smerige Tleilaxu.'

Met een plotseling kurkdroge mond probeerde Idaho te slikken. Deze gedachte had zich aan boord van het Gildeschip ook aan hem regelmatig opgedrongen. Als de Tleilaxu een ghola konden conditioneren tot een moordaanslag op een geliefde vriend, wat konden ze dan allemaal nog meer in de geest van het nieuw-gegroeide lijf planten?

'Ik zie dat u hierover hebt nagedacht,' zei de vrouw met het masker.

'Ben jij een mentat?' vroeg Idaho.

'Nee zeg!' onderbrak Luli. 'Heer Leto heeft het opleiden van mentats verboden.'

Idaho keek Luli aan en richtte vervolgens zijn blik weer op de gemaskerde vrouw. Geen mentats. Dat interessante feit had de Tleilaxu lezing van de geschiedenis niet vermeld. Waarom zou Leto mentats verbieden? De tot zeer hoge vaardigheid in logisch redeneren geoefende menselijke geest had toch vast zijn nut nog wel. De Tleilaxu hadden hem verzekerd dat de Grote Conventie nog steeds van kracht was en dat mechanische computers nog steeds taboe waren. Deze vrouwen zouden vast wel weten dat de Atreides zelf mentats gebruikt hadden.

'Wat denkt u,' vroeg de vrouw met het masker. 'Hebben de smerige Tleilaxu aan uw geest geknoeid?'

'Voor zover ik kan nagaan... niet.'

'Maar u weet het niet zeker?'

'Nee.'

'Geen nood, commandant Idaho,' zei ze. 'Wij kennen manieren om dat met zekerheid vast te stellen en ook manieren om zulke problemen eventueel op te lossen. De smerige Tleilaxu hebben het een keer geprobeerd en ze hebben voor hun vergissing zwaar moeten boeten.'

'Dat is een hele geruststelling. Heeft Heer Leto nog een boodschap voor me meegegeven?'

Luli nam het woord. 'Hij heeft ons opgedragen u te verzekeren dat hij nog steeds evenzeer op u gesteld is als de Atreides altijd op u gesteld zijn geweest.' Ze was duidelijk onder de indruk van haar eigen woorden.

Idaho ontspande zich een beetje. Als oudgediende uit de voortreffelijke Atreidesschool, had hij uit deze ontmoeting met gemak een aantal dingen kunnen afleiden. Deze twee vrouwen hadden een zware conditionering tot fanatieke gehoorzaamheid ondergaan. Als een cibusmasker de identiteit van de ene vrouw kon verhullen, dan moest er nog een flink aantal anderen rondlopen met een gelijksoortige lichaamsbouw. Dit alles wees op gevaren rond Leto die de oude, verfijnde diensten van spionnen en een fantasierijk wapenarsenaal nog steeds noodzakelijk maakten.

Luli keek haar metgezel aan. 'Wat vind je ervan, Vriendin?'

'Hij kan naar de Citadel gebracht worden,' zei de gemaskerde vrouw. 'Dit is geen goede plek. Er zijn hier Tleilaxu geweest.'

'Een warm bad en een stel andere kleren zou me wel bevallen,' zei Idaho.

Luli bleef haar Vriendin aankijken. 'Weet je het zeker?'

'De wijsheid van de Heer is boven alle twijfel verheven,' zei de gemaskerde vrouw.

De fanatieke ondertoon in de stem van deze Vriendin stond Idaho helemaal niet aan, maar van de betrouwbaarheid van de Atreides was hij zeker. Buitenstaanders en vijanden vonden hen soms cynisch en wreed, maar voor hun eigen mensen waren ze rechtvaardig en ze waren trouw. De Atreides waren bovenal trouw aan hun eigen mensen.

En ik ben een van hun eigen mensen, dacht Idaho. Maar wat is er gebeurd met de mij die ik moet vervangen? Hij had sterk het gevoel dat dit tweetal deze vraag niet zou beantwoorden.

Maar Leto wel.

'Gaan we?' vroeg hij. 'Ik wil graag de stank van de smerige Tleilaxu van mijn lijf wassen.' Luli grijnsde naar hem. 'Kom. Ik zal u in eigen persoon baden.'