Herinnering heeft voor mij een eigenaardige betekenis, een betekenis die ik ooit met anderen hoopte te delen. De manier waarop mensen zich afsluiten voor hun voorouderlijke herinneringen door zich achter een dikke muur van mythen te verstoppen, blijft me verbazen. O, ik verwacht heus niet dat ze op zoek gaan naar de verschrikkelijke directheid van elk levend moment die ik moet ondergaan. Ik begrijp best dat ze misschien niet willen onderduiken in een brij van allerlei nietige feitjes over hun voorouders. Jullie zijn met recht bang dat je eigen levenstijd door anderen ingepikt zal worden. Toch hebben mijn herinneringen die bijzondere betekenis. Als een levende golf voeren wij ons hele voorgeslacht met ons mee; alle hoop en vreugde en verdriet, de ellende en de verrukking van ons hele verleden. In die herinneringen blijft niets betekenisloos of invloedloos, zolang er maar ergens nog mensen zijn. Wij hebben die stralende eeuwigheid om ons heen, die Gouden Weg van altijd waaraan we voortdurend onze nietige maar bezielde trouw kunnen beloven.
De Gestolen Verslagen
'Moneo, ik heb je laten roepen om wat mijn gardisten me vertellen,' zei Leto.
Ze stonden in het donkere gewelf waar de God-Keizer een aantal van zijn pijnlijkste beslissingen had genomen, en Moneo nam zich voor dat niet uit het oog te verliezen. Moneo had ook verhalen gehoord. Hij had de oproep de hele middag al verwacht en toen die vlak na het avondmaal eindelijk kwam, was hij een ogenblik overmand geraakt door doodsangst.
'Gaat het over... over de Duncan, Heer?'
'Natuurlijk gaat het over de Duncan!'
'Ze hebben me verteld, Heer... zijn gedrag...'
'Gedrag dat het nodig maakt om hem uit te schakelen, Moneo?'
Moneo boog zijn hoofd. 'Als jij het zegt, Heer.' 'Hoe lang duurt het voor de Tleilaxu ons een nieuwe kunnen leveren?'
'Ze zeggen dat ze moeilijkheden hebben gehad, Heer. Het kan wel twee jaar gaan duren.'
'Weet je wat mijn gardisten me vertellen, Moneo?'
Moneo hield zijn adem in. Als de God-Keizer achter dit laatste was gekomen... Nee! Zelfs de Vissprekers waren geschokt door de heiligschennis. Als het niet om een Duncan ging, zouden de vrouwen hem uit eigen beweging al uit de weg geruimd hebben.
'Nou Moneo?'
'Ik heb gehoord Heer, dat hij een hele lichting gardisten bij zich heeft geroepen om naar hun herkomst te informeren. Op welke planeet ze geboren waren, wie hun ouders waren en wat voor jeugd ze hadden gehad.'
'En de antwoorden bevielen hem niet.'
'Hij maakte hen bang, Heer. Hij bleef maar aandringen.'
'Alsof herhaling de waarheid aan het licht kan brengen, ja.'
Moneo hoopte maar dat dit het enige was waarover Heer Leto zich druk maakte. 'Waarom doen de Duncans dit altijd, Heer?'
'Dat zit hem in hun opleiding, de Atreides-opleiding van destijds.'
'Maar waarin verschilt die dan van...'
'De Atreides leefden ten dienste van de mensen die ze regeerden. De maatstaf van hun regering werd gevonden in de levenswijze van de onderdanen. Daarom willen de Duncans altijd weten hoe het volk leeft.'
'Hij heeft een nacht in een dorp doorgebracht, Heer. Hij heeft enkele steden bezocht. Hij heeft gezien...'
'Het ligt er helemaal aan hoe je de resultaten uitlegt, Moneo. Zonder oordeel heb je niets aan bewijzen.'
'Het is me opgevallen dat hij oordeelt, Heer.'
'Dat doen we allemaal, maar de Duncans hellen over naar de mening dat dit heelal door mijn wil in gijzeling wordt gehouden. En ze weten dat je uit naam van het goede geen kwalijke dingen kunt doen.'
'En zegt hij dan dat jij...'
'Ik zeg dat, en alle Atreides in mijn binnenste met mij. Dit heelal zal dat niet toestaan. De dingen die je probeert te doen zullen geen stand houden als je-'
'Maar Heer! Jij doet geen kwalijke dingen!'
'Arme Moneo. Jij kunt niet inzien dat ik een raamwerk voor onrecht heb geschapen.'
Moneo kon geen woord uitbrengen. Hij besefte dat hij zich had laten misleiden door een schijnbaar teruggekeerde mildheid in de God-Keizer. Maar nu voelde Moneo dat er in dat grote lijf veranderingen aan de gang waren, en op deze afstand... Moneo keek heimelijk rond in de grote, centrale ruimte van het gewelf en hij dacht aan de vele doden die hier gevallen waren en hier bijgezet. Is mijn tijd gekomen?
Leto zei op peinzende toon: 'Je kunt niet slagen door mensen in gijzeling te nemen. Dat is een vorm van slavernij. De ene soort mens kan de andere soort mens niet bezitten. Dat staat dit heelal niet toe.'
De woorden bleven in Moneo's gedachten liggen sudderen, in angstaanjagend contrast met de kolkende veranderingen die hij in zijn Heer aanvoelde.
De Worm is op komst!
Weer keek Moneo het gewelf rond. Het was hier nog veel erger dan in de torenkamer! Een veilige plek was te ver weg.
'Nou Moneo, heb je daar helemaal niets op te zeggen?' vroeg Leto.
Moneo fluisterde beschroomd: 'Je woorden zijn verhelderend, Heer.'
'Verhelderend? Jij bent helemaal niet verhelderd!' In zijn wanhoop zei Moneo: 'Maar ik dien mijn Heer!' 'Jij beweert dat je God dient?' 'Ja Heer.'
'Wie heeft jouw godsdienst gemaakt, Moneo?' 'Jij, Heer.'
'Dat is een verstandig antwoord.' 'Dank je Heer.'
'Bedank me niet! Vertel me liever wat er door godsdienstige instellingen in stand gehouden wordt!'
Moneo deed haastig vier stappen achteruit. 'Blijf staan!' beval Leto.
Bevend over zijn hele lijf schudde Moneo sprakeloos zijn hoofd. Eindelijk was hij dan de vraag tegengekomen waarop hij geen antwoord wist. Niet antwoorden zou zijn dood verhaasten. Hij bleef er met gebogen hoofd op staan wachten.
'Dan zal ik het je vertellen, arme knecht,' zei Leto.
Moneo kreeg weer een sprankje hoop. Hij tuurde omhoog naar het gezicht van de God-Keizer en zag dat de ogen niet glazig stonden... en dat de handen niet beefden. Misschien was de Worm toch wel niet op komst.
'Godsdienstige instellingen houden een dodelijke meesterknecht verhouding in stand,' zei Leto. 'Ze scheppen een strijdperk dat trotse, op macht beluste mensen aanlokt, met al hun kortzichtige vooroordelen!'
Moneo kon alleen maar knikken. Zag hij daar een van de God-Keizers handen beven? Verdween het verschrikkelijke gezicht langzaam dieper in de huif?
'De Duncans zijn op zoek naar onthullingen van schandelijke geheimen,' zei Leto. 'De Duncans hebben te veel erbarmen met hun medemensen en te weinig ruimte voor vriendschap.'
Moneo had hologrammen bestudeerd van de oude zandwormen van Duin, met hun reusachtige muilen vol krysmestanden rond een verzengend vuur. Hij zag dat de vage segmenten op Leto's kokervormige oppervlak wat meer opbolden. Waren ze werkelijk opvallender? Zou er onder dat overhuifde gezicht een nieuwe mond opensplijten?
'De Duncans weten in hun hart,' zei Leto, 'dat ik opzettelijk de waarschuwing van Mohammed en Mozes in de wind heb geslagen. Zelfs jij weet het, Moneo!'
Dat was een verwijt. Moneo begon te knikken, maar schudde vervolgens zijn hoofd. Hij vroeg zich af of hij nog eens achteruit zou durven lopen. Moneo wist uit ervaring dat preken van deze strekking nooit lang duurden zonder dat de Worm verscheen.
'Wat zou die waarschuwing wel zijn?' vroeg Leto. Zijn stem klonk luchthartig en spottend.
Moneo haalde een beetje vaag zijn schouders op.
Plotseling vulde Leto's stem het hele vertrek met een donderende bariton, een oeroude stem die de eeuwen overbrugde met de woorden: 'Jullie zijn dienaren van God, geen dienaren van dienaren!'
Moneo wrong zijn handen en riep: 'Ik ben je dienaar, Heer!'
'Moneo, Moneo,' zei Leto met een diepe, galmende stem, 'een miljoen kwaden kunnen nog niet een goed veroorzaken. Wij weten wat goed is omdat dat stand houdt.'
Moneo kon alleen maar sprakeloos staan bibberen.
'Het was mijn bedoeling om Hwi met jou te kruisen, Moneo,' zei Leto. 'Maar nu is het te laat.'
Het duurde even voor die woorden tot Moneo doordrongen. Hij begreep totaal niet waarop ze betrekking hadden. Hwi? Wie was Hwi? O ja - de Ixiaanse aanstaande van de God-Keizer. Kruisen... met mij?
Moneo schudde zijn hoofd.
Oneindig treurig zei Leto: 'Ook jij zal eens sterven. Zal alles wat je tot stand hebt gebracht als stof tot vergetelheid vergaan?'
Zonder enige waarschuwing en nog voordat hij uitgesproken was, maakte Leto's lijf plotseling een krampachtige rolsprong die hem van de wagen wierp. De snelheid en de monsterlijke kracht van de beweging deden hem neerkomen op amper drie centimeter afstand van Moneo, die gillend het gewelf uitvluchtte.
'Moneo!'
Leto's stem bracht de hofmeier voor de liftdeur tot staan. 'De proef, Moneo! Morgen zal ik Siona op de proef stellen!'