Onophoudelijk oorlog voeren brengt zijn eigen maatschappelijke voorwaarden mee, die in alle tijdperken gelijksoortig zijn geweest. De mensen raken in een toestand waarin ze voortdurend klaarstaan om een aanval af te weren. Je ziet de absolute heerschappij van de autocraat. Alle nieuwe dingen worden gevaarlijke grensgebieden - nieuwe planeten, nieuw aangeboorde afzetgebieden, nieuwe ideeen of nieuwe apparaten, bezoekers uit den vreemde - alles is verdacht. Het feodalisme neemt alles in een onwrikbare greep, soms vermomd als politburo of een gelijksoortige structuur, maar altijd aanwezig. Erfopvolging gaat de machtslijnen volgen. Het bloed van de sterksten overheerst. De heersers bij de gratie Gods of hun gelijken verdelen de rijkdom. En ze weten dat ze de erfelijkheid onder controle moeten houden omdat ze zich anders langzaam hun macht laten afnemen. Begrijp je nu misschien Leto's Vrede?

De Gestolen Verslagen

'Zijn de Bene Gesserit van de nieuwe indeling op de hoogte gebracht?' vroeg Leto.

Zijn gevolg was nu bij de eerste flauwe knik, die naarmate ze de brug over de Idaho naderden, zou overgaan in haarspeldbochten.

De zon had het eerste kwart van zijn ochtendtraject achter de rug en enkele leden van het gevolg begonnen hun mantels uit te trekken. Idaho liep met een kleine groep Vissprekers naast de linkerflank en zijn uniform begon sporen van stof en zweet te vertonen. Wandelen en draven met de snelheid van een Keizerlijke omgang was zwaar werk.

Moneo struikelde maar wist overeind te blijven. 'Ze zijn op de hoogte gesteld Heer.' Het was niet makkelijk geweest om het schema te veranderen, maar Moneo had geleerd dat hij in Festivaltijd met grillige verschuivingen rekening moest houden. Hij had altijd een aantal verschillende indelingen in voorraad.

'Vragen ze nog steeds om een permanente ambassade op Arrakis?' vroeg Leto.

'Ja Heer. Ik heb hun het gebruikelijke antwoord doen toekomen.'

'Een simpel "nee" is voortaan wel genoeg,' zei Leto. 'Ze hoeven er niet langer aan herinnerd te worden dat ik hun godsdienstige pretenties verafschuw.'

'Ja Heer.' Moneo bleef precies op de voorgeschreven afstand naast Leto's wagen lopen. De Worm was hedenmorgen zeer nadrukkelijk aanwezig - Moneo kon de lichamelijke tekenen zeer duidelijk zien. Ongetwijfeld kwam het door het hoge vochtgehalte van de lucht. Dat bracht kennelijk altijd de Worm boven.

'Godsdienst leidt altijd tot retorisch despotisme,' zei Leto. 'Voor de Bene Gesserit waren de Jezuieten daar meesters in.'

'Jezuieten, Heer?'

'Die ben je toch in je geschiedenisboeken wel tegengekomen?'

'Ik weet het niet Heer. In welke tijd leefden zij?'

'Laat maar. Bij het bestuderen van de Bene Gesserit valt al genoeg te leren over retorisch despotisme. Hoewel zij natuurlijk niet de fout maken om eerst zichzelf ermee voor de gek te houden.'

De Eerwaarde Moeders zullen het zwaar te verduren krijgen, dacht Moneo bij zichzelf. Hij gaat een -preek tegen ze afsteken. Daar hebben ze de pest aan. Dit zou ernstige moeilijkheden kunnen veroorzaken.

'Hoe reageerden ze?' vroeg Leto.

'Er is me verteld dat ze teleurgesteld waren maar verder niet aandrongen.'

En Moneo dacht: Ik kan ze maar beter op nog meer teleurstellingen voorbereiden. En we zullen ze bij de afvaardigingen van lx en Tleilax uit de buurt moeten houden. Moneo schudde zijn hoofd. Dit zou wel eens tot onaangenaam gekonkel kunnen leiden. Hij moest de Duncan maar waarschuwen.

'Het leidt tot zichzelf vervullende voorspellingen en tot rechtvaardiging van smerigheden van allerlei aard.' 'Dit... retorisch despotisme, Heer?'

'Ja zeker! Het verbergt kwaad achter een muur van eigengerechtigheid die bestand is tegen alle argumenten tegen het kwaad.'

Moneo bleef Leto's lichaam scherp in de gaten houden en hij zag de zenuwachtige, bijna willekeurige gebaren van de handen en de rukkerige bewegingen van de grote ringsegmenten. Wat moet ik doen als hier de Worm uit hem losbreekt? Het zweet brak Moneo uit.

'Het voedt zich met opzettelijk verdraaide bedoelingen om zijn tegenstanders in diskrediet te brengen,' zei Leto.

'Al die dingen, Heer?'

'De Jezuieten noemden dat "het zekerstellen van je machtsgrondslag". Het leidt regelrecht tot schijnheiligheid en die wordt altijd verraden door de kloof tussen daden en verklaringen. Die kloppen nooit.'

'Ik moet dit eens zorgvuldiger bestuderen, Heer.'

'In laatste instantie heerst het door middel van schuld, want schijnheiligheid lokt heksenjachten en geroep om zondebokken uit.'

'Schokkend, Heer.'

De stoet rondde een bocht waar een opening in de rotswand was uitgehouwen waardoor de brug in de verte zichtbaar was. 'Moneo, luister je wel goed naar me?' 'Ja zeker Heer. Wel degelijk.'

'Ik geef je een beschrijving van een werktuig van de religieuze machtsgrondslag.'

'Dat begrijp ik, Heer.' 'Waarom ben je dan zo bang?'

'Praten over religieuze macht brengt me altijd van mijn stuk, Heer.'

'Omdat jij en de Vissprekers die uit mijn naam hanteren?' 'Vanzelfsprekend, Heer.'

'Elke machtsgrondslag is gevaarlijk omdat hij mensen aanlokt die waarachtig krankzinnig zijn, mensen die uitsluitend op macht uit zijn omwille van die macht. Begrijp je wel?'

'Ja Heer. Dat is ook de reden dat jij zo zelden een verzoek om een post in je regering inwilligt.'

'Uitstekend Moneo!'

'Dank je, Heer.'

'In de schaduw van elke godsdienst ligt een Torquemada op de loer,' zei Leto. 'Jij bent die naam nooit tegengekomen. Dat weet ik omdat ik hem uit alle geschriften heb laten schrappen.'

'Waarom was dat Heer?'

'Hij was een smeerlap. Mensen die het niet met hem eens waren liet hij levend verbranden.'

Op zachte toon zei Moneo: 'Net als de geschiedschrijvers die jouw toorn opwekten, Heer?'

'Twijfel je aan mijn daden, Moneo?'

'Nee Heer!'

'Mooi. De geschiedschrijvers zijn vredig gestorven. Geen van hen heeft de vlammen gevoeld. Maar Torquemada schiep er genoegen in om de gekwelde kreten van zijn brandende slachtoffers aan zijn god op te dragen.'

'Wat afschuwelijk Heer.'

De stoet rondde opnieuw een bocht met uitzicht op de brug. De overspanning leek nog niets dichterbij gekomen.

Opnieuw bekeek Moneo nauwlettend zijn God-Keizer. Het losbreken van de Worm leek nog niets nader. Maar toch nog te dichtbij. Moneo voelde de dreiging van die onvoorspelbare tegenwoordigheid, de Heilige Tegenwoordigheid die zonder een enkele waarschuwing kon doden.

Moneo huiverde.

Wat was de betekenis geweest van die vreemde... preek? Moneo wist dat maar heel weinig mensen de God-Keizer ooit zo hadden horen praten. Het was een voorrecht en een last. Het maakte deel uit van de prijs die betaald moest worden voor Leto's Vrede. Generatie na generatie marcheerde ordelijk voorbij onder de voorschriften van die vrede. Alleen de ingewijden binnen de Citadel kenden alle zeldzame inbreuken op die vrede -de incidenten waarbij de Vissprekers erop uitgestuurd werden wegens de verwachting dat er kans was op gewelddadigheden.

Verwachting!

Moneo keek opzij naar de nu zwijgende Leto. De God-Keizer had zijn ogen dicht en er lag een somber peinzende trek over zijn gezicht. Dat was ook een voorbode van de Worm - een hele slechte. Moneo beefde.

Zou Leto zijn eigen heftig gewelddadige momenten wel voorzien? Het was juist het voorzien van gewelddadigheden dat door het hele rijk zo'n vrees en ontzag opwekte. Leto wist precies waar hij gardisten moest neerzetten om een kortstondige opstand neer te slaan. Hij wist het al voor het werkelijk gebeurde.

Alleen van het denken aan zulke zaken kreeg Moneo al een droge mond. Op bepaalde momenten kon de God-Keizer ieders gedachten lezen, meende Moneo. O, Leto gebruikte wel spionnen. Regelmatig lieten de Vissprekers een gesluierde gestalte passeren die vervolgens omhoog klom naar Leto's torenkamer of afdaalde naar het gewelf. Ongetwijfeld waren dat spionnen, maar Moneo vermoedde dat die uitsluitend gebruikt werden om te bevestigen wat Leto al wist.

Als om de angst in Moneo's hart te bevestigen, zei Leto: 'Begrip voor mijn manier van doen moet je niet proberen te dwingen, Moneo. Begrip moet vanzelf komen.'

'Ik zal het proberen, Heer.'

'Nee, je moet het juist niet proberen. Vertel me liever eens of je al bekend hebt gemaakt dat de specietoewijzingen ongewijzigd blijven.'

'Nog niet, Heer.'

'Stel die bekendmaking dan nog maar even uit. Ik ben van gedachten aan het veranderen. Je weet natuurlijk dat er nieuwe omkoopsommen zullen worden aangeboden.'

Moneo zuchtte. De bedragen die hem als smeergeld werden geboden hadden belachelijke hoogten bereikt. Maar Leto leek die escalatie wel leuk te vinden.

'Lok ze uit hun tent,' had hij een keer gezegd. 'Kijk hoe hoog ze willen gaan. Doe maar net of je nu ten slotte toch door de knieen gaat.'

En nu ze weer een haarspeld met uitzicht op de brug namen, vroeg Leto: 'Heeft het Geslacht Corrino je smeergeld geboden?' 'Ja Heer.'

'Ken je de legende die zegt dat het Geslacht Corrino eens in zijn oude glorie hersteld zal worden?' 'Die heb ik gehoord, Heer.'

'Laat de Corrino doden. Dat is een taak voor de Duncan. We zullen hem op de proef stellen.' 'Nu al, Heer?'

'Het is nog steeds bekend dat melange mensenlevens kan verlengen. Laat het ook bekend worden dat de specie levens kan bekorten.'

'Zoals u beveelt, Heer.'

Moneo kende deze manier van antwoorden van zichzelf. Dat was de manier waarop hij sprak als hij een diepgeworteld bezwaar dat hij voelde niet kon uitspreken. Hij wist ook dat Heer Leto dit begreep en het wel vermakelijk vond. Dat stak hem.

'Probeer een beetje geduld met me te hebben, Moneo,' zei Leto.

Moneo onderdrukte de verbittering die hij voelde. Verbittering was gevaarlijk. Rebellen waren verbitterd. De Duncans werden verbitterd voor ze stierven.

'Tijd heeft voor jou een andere betekenis dan voor mij, Heer,' zei Moneo. 'Ik wilde dat ik die betekenis kon begrijpen.'

'Je zou het kunnen, maar je doet het niet.'

Moneo hoorde de bestraffende toon en zweeg. Hij richtte zijn gedachten op de melangeproblemen. Heer Leto sprak niet vaak over de specie en dan nog meestal alleen om toewijzingen vast te stellen of in te trekken, om beloningen uit te delen of om de Vissprekers achter een pas ontdekte voorraad aan te sturen. Moneo wist dat de grootste overgebleven voorraad specie ergens op een plek lag die alleen de God-Keizer kende. Toen hij pas aan het hof diende was Moneo eens geblinddoekt door Heer Leto zelf meegenomen naar die geheime plek, door allerlei kronkelende gangen die volgens Moneo's gevoel onder de grond liepen.

Toen ik de blinddoek afdeed bevonden we ons ondergronds.

De plek had Moneo met ontzag vervuld. In een enorme, in de bodemrots uitgehouwen ruimte, verlicht door een antiek model gloeibollen versierd met krullerige smeedijzeren slingers, stonden overal grote bakken met melange. In het zwakke, zilveren licht had de specie een helderblauwe gloed uitgestraald. En de geur -precies bittere kaneel. Ergens vlakbij had hij water horen druppen. Hun stemmen hadden tussen de stenen wanden gegalmd.

'Op zekere dag zal dit allemaal op zijn,' had Heer Leto gezegd.

Geschrokken had Moneo gevraagd: 'Maar wat moeten Gilde en Bene Gesserit dan?'

'Wat ze nu ook doen, maar dan met meer geweld.'

Rondstarend door het reusachtige vertrek met zijn enorme melangevoorraad, kon Moneo alleen maar denken aan dingen waarvan hij wist dat ze op dat moment in het rijk voorvielen -bloedige moorden, piratenovervallen, spionage en gekonkel. De God-Keizer verzweeg de allerergste gevallen, maar wat er overbleef was erg genoeg.

'Wat een verzoeking,' fluisterde Moneo. 'Wat een verzoeking, zeg dat wel.' 'Zal er nooit meer melange komen, Heer?' 'Eens zal ik naar het zand terugkeren. Dan word ik de speciebron.'

'Jij, Heer?'

'En ik zal nog iets voortbrengen dat net zo wonderbaarlijk is - nieuwe zandforel - een bastaardvorm die zich overvloedig zal voortplanten.'

Bij deze onthulling staarde Moneo bevend naar de schimmige gestalte van de God-Keizer die zulke wonderlijke dingen zei.

'De zandforel,' zei Heer Leto, 'zal zich aaneensluiten tot grote levende bellen die ver onder de grond het water van deze planeet insluiten. Precies zoals het in de tijd van Duin was.'

'Al het water, Heer?'

'Het grootste deel. Binnen driehonderd jaar zal de zandworm hier weer heersen. Maar dat is dan een heel nieuw soort zandworm, dat kan ik je wel beloven.'

'Hoe bedoel je, Heer?'

'Hij zal een dierlijk bewustzijn hebben en verschrikkelijk slim zijn. Aan specie zien te komen zal veel gevaarlijker worden en het zien te houden wordt helemaal hachelijk.'

Moneo had omhoog gestaard naar het rotsplafond van de grot en zijn verbeelding drong dwars door het gesteente naar het oppervlak.

'Wordt alles dan weer woestijn, Heer?'

'Waterlopen zullen volstromen met zand. Gewassen zullen verzanden en afsterven. Bomen zullen bedekt worden door grote, wandelende duinen. De zanddood zal om zich heen grijpen tot... tot er op de dorre velden een geheimzinnig teken wordt vernomen.'

'Wat voor teken Heer?'

'Het teken voor de volgende kringloop, de komst van de Maker, de komst van Shai-hulud.' 'Ben jij dat dan, Heer?'

'Ja! De grote zandworm van Duin zal uit de diepte herrijzen. Dit land zal wederom het rijk van specie en worm zijn.'

'Maar de mensen dan, Heer? Al die mensen?'

'Velen zullen omkomen. Eetbare gewassen en de weelderige begroeiing van dit land zullen verdrogen. Zonder voedsel zal de veestapel verhongeren.'

'Zal iedereen honger lijden, Heer?'

'Ondervoeding en de ziekten van vroeger zullen door het land rondwaren tot alleen de taaisten overblijven... de taaisten en de wreedsten.'

'Is dat nodig Heer?'

'De alternatieven zijn nog erger.'

'Vertel me over die alternatieven, Heer.'

'Je zult ze mettertijd leren kennen.'

En nu hij in het ochtendlicht op hun tocht naar Onn naast de God-Keizer marcheerde, kon Moneo alleen maar toegeven dat hij inderdaad kwaadaardige alternatieven had leren kennen.

Voor de meeste gehoorzame burgers van het rijk, wist Moneo, lag de kennis die zo stevig in zijn hoofd verankerd zat, verborgen in de Mondelinge Overlevering en in de verhalen en legendes die nu en dan werden verteld door een stapelgekke profeet die op een of andere planeet opdook om korte tijd enige aanhang te verwerven.

Maar ik weet wat de Vissprekers doen.

En hij wist ook van slechte mensen die zich aan tafel ongans vraten aan zeldzame lekkernijen terwijl ze toekeken hoe hun medemensen werden gemarteld.

Tot de Vissprekers kwamen en zulke taferelen met bloed werden uitgewist.

'Ik genoot van de manier waarop je dochter me in de gaten hield,' zei Leto. 'Ze had er geen flauw idee van dat ik het wist.'

'Heer, ik heb zo'n angst om haar! Ze is mijn vlees en bloed, mijn...'

'Het mijne ook, Moneo. Ben ik soms geen Atreides? Je zou er beter aan doen om je zorgen te maken over jezelf.'

Moneo wierp een angstige blik op het lijf van de God-Keizer. De voorboden van de Worm waren nog veel te nabij. Moneo keek achterom naar het gevolg en daarna naar de weg voor hen. Ze bevonden zich nu op het steil dalende stuk, waar korte haarspeldbochten waren uitgehakt in de hoge rotswanden van het door mensen opgestapelde gesteente van de rotswal die de Sarier omringde.

'Siona ergert me niet, Moneo.'

'Maar ze...'

'Moneo! Hier, in zijn geheimzinnige omhulsel, heb je een van de grote geheimen van het leven. Verrast te worden, iets nieuws te zien gebeuren, dat is mijn liefste wens.' 'Heer, ik...'

'Nieuw! Is dat geen schitterend, geen verrukkelijk woord?' 'Dat zal wel, Heer.'

Leto moest zichzelf tot kalmte dwingen met de gedachte: Moneo is mijn schepsel. Ik heb hem zelf zo geschapen.

'Jouw kind is mij bijna elke prijs waard, Moneo. Jij geeft af op haar kameraden, maar misschien is er wel een bij waarvan ze zal gaan houden.'

Moneo keek onwillekeurig achterom naar Duncan Idaho die tussen de gardisten liep. Idaho tuurde voor zich uit alsof hij elke bocht in de weg al met zijn blik wilde doordringen nog voor ze die bereikten. Dit oord beviel hem helemaal niet, met die steile wanden vanwaar ze heel makkelijk aangevallen zouden kunnen worden. Idaho had vannacht verkenners omhoog gestuurd en Moneo wist dat er beslist nog een aantal bovenop de steilten op de uitkijk stond, maar voor de stoet de rivier bereikte kwamen er eerst nog een aantal ravijnen. En de gardisten waren niet talrijk genoeg om overal wachtposten neer te zetten.

'We kunnen op de Vrijmans rekenen,' had Moneo hem gerustgesteld.

'Vrijmans?' Wat hij over de Museum-Vrijmans had gehoord stond Idaho helemaal niet aan.

'Ze kunnen ons in ieder geval alarmeren tegen indringers,' had Moneo gezegd.

'Heb je hen opgezocht en hun dat gevraagd?'

'Vanzelf.'

Moneo had tegen Idaho niet over Siona durven beginnen. Daar was later nog tijd genoeg voor, maar nu had de God-Keizer een onrustbarende opmerking gemaakt. Zou hij zijn plannen veranderd hebben?

Moneo keerde zijn gezicht weer naar de God-Keizer en vroeg bijna fluisterend: 'Van een van haar kameraden houden, Heer? Maar je zei dat de Duncan...'

'Houden van zei ik, over voortplanten heb ik het niet gehad!'

Moneo beefde toen hij terugdacht aan de manier waarop zijn eigen verbintenis was geregeld, de hartverscheurende scheiding van...

Nee! Die herinneringen moest hij laten rusten! Er was genegenheid gegroeid, en zelfs echte liefde... later, maar de eerste dagen...