Toen ik begon aan mijn taak om de mensheid over mijn Gouden Weg te leiden, beloofde ik hun een les die ze nooit meer zouden vergeten. Ik ken een diepgeworteld patroon dat mensen met hun mond ontkennen terwijl ze het met hun daden bevestigen. Ze zeggen dat ze rust en geborgenheid zoeken, de toestand die zij vrede noemen. Pratend alleen al scheppen ze zaad voor beroering en geweld. Als ze hun rustige geborgenheid vinden, voelen ze zich niet in hun sas. Wat vinden ze het saai. Moet je ze nu eens zien. Moet je eens zien wat ze doen terwijl ik deze woorden noteer. Ha! Ik geef hun standvastige eeuwen van afgedwongen rust die maar blijft voortduren, ondanks al hun pogingen om de vlucht in chaos te nemen. Geloof me, de herinnering aan Leto's Vrede zal hun eeuwig bijblijven. Daarna zullen ze hun rustige geborgenheid nog slechts met uiterste voorzichtigheid en vastberaden voorbereiding nastreven.
De Gestolen Verslagen
Bij het aanbreken van de dag bevond Idaho zich, zeer tegen zijn zin, naast Siona in een Keizerlijke ornithopter die hen naar 'een veilige plaats' moest brengen. Hij snelde oostwaarts die boog van gouden zonlicht tegemoet die zich kromde boven een landschap verdeeld in rechthoekige groene akkers.
Het was een grote thopter, groot genoeg om een kleine troep Vissprekers met hun twee gasten te vervoeren. De kapitein-vliegenier van de troep, een zwaar gebouwde vrouw met een gezicht dat volgens Idaho nog nooit had gelachen, had zich voorgesteld als Inmeir. Ze zat in de stuurstoel recht voor Idaho, met naast haar aan elke kant twee gespierde Visspreker-gardisten. Achter Idaho en Siona zaten nog vijf gardisten.
'God heeft me opgedragen je buiten de stad te brengen,' had Inmeir gezegd toen ze in de commandopost onder het centrale plein naar hem toe kwam. 'Het is voor je eigen veiligheid. Morgen zullen we terugkeren voor Siaynoq.'
Doodop van een nacht vol schermutselingen had Idaho begrepen dat het zinloos was om tegen de bevelen van 'God Zelf' te protesteren. Inmeir leek heel goed in staat om hem zo onder een van haar dikke armen weg te dragen. Ze had hem uit de commandopost naar buiten gebracht in de kille nacht, waar de hemel bezaaid was met sterren die flonkerden als geslepen briljantfacetten. Pas toen ze de 'thopter bereikten en Idaho Siona herkende die daar zat te wachten, was hij zich gaan afvragen wat de bedoeling van dit uitstapje was.
In de loop van de nacht was Idaho gaan beseffen dat niet alle gewelddadigheden in Onn uit de koker van de opstandelingenbeweging kwamen. Toen hij navraag had gedaan naar Siona had Moneo hem laten weten 'mijn dochter is veilig opgeborgen', met aan het eind van de boodschap de toevoeging: 'Ik vertrouw haar aan jouw zorg toe.'
In de 'thopter had Siona geen antwoord gegeven op Idaho's vragen. En ook nu zat ze koppig zwijgend naast hem. Ze deed hem denken aan zijn eigen gedrag in die eerste verbitterde dagen nadat hij gezworen had zich op de Harkonnens te zullen wreken. Hij verwonderde zich over haar verbittering. Waardoor werd zij gedreven ?
Idaho merkte ineens dat hij, zonder te weten waarom, Siona met Hwi Noree zat te vergelijken. Het was niet makkelijk geweest om Hwi te ontmoeten, maar het was hem gelukt, ondanks het niet aflatende aandringen van Vissprekers om elders plichten te vervullen.
Zachtmoedig, dat was het juiste woord voor Hwi. Ze handelde vanuit een onveranderlijk zachtmoedige kern die op zijn eigen manier een enorme kracht vertegenwoordigde. Hij vond dat erg aantrekkelijk.
Ik moet haar vaker ontmoeten.
Maar voorlopig moest hij genoegen nemen met het koppige zwijgen van Siona die naast hem zat. Nu ja... zwijgen kon je met zwijgen beantwoorden.
Idaho tuurde omlaag naar het voorbijglijdende landschap. Hier en daar zag hij met het arriveren van het zonlicht groepen lichtpuntjes van dorpen uitdoven. De woestijn van de Sarier lag ver achter hen en aan dit land was niet te zien dat het ooit kurkdroog was geweest.
Sommige dingen veranderen niet erg, dacht hij. Ze worden gewoon op de ene plaats weggehaald en op de andere plaats weer opgebouwd.
Het landschap deed hem aan de weelderige tuinen van Caladan denken en hij vroeg zich af wat er inmiddels geworden zou zijn van de groene planeet waar de Atreides zoveel generaties gewoond hadden voor ze naar Duin kwamen. Hij kon smalle wegen onderscheiden, marktwegen met hier en daar een sporadische wagen, getrokken door zespotige dieren die hij voor paarden hield. Niet alleen hier, maar door het hele rijk, waren aan het landschap aangepaste paarden de voornaamste trekdieren, had Moneo gezegd.
'Een bevolking die te voet gaat is makkelijker in de hand te houden.'
Nu Idaho omlaag tuurde, hoorde hij in gedachten Moneo dat weer zeggen. Voor de 'thopter uit verscheen weideland, zacht glooiende groene heuvels, door zwarte stenen muurtjes in onregelmatige patronen verdeeld. Idaho herkende schapen en verschillende grote runder soorten. De 'thopter vloog over een smalle vallei die nog in de schemering lag zodat je het water dat in de diepte stroomde bijna niet kon zien. Een enkel lichtpunt en een blauwe rookpluim die uit de schemerige vallei opsteeg, bewezen dat er mensen woonden.
Plotseling kwam Siona in beweging; ze tikte hun piloot op haar schouder en wees schuin rechts naar voren.
'Is dat daar Goygoa niet?' vroeg Siona.
'Ja.' Inmeir bleef voor zich kijken en haar stem klonk kortaf en aangeslagen door een emotie die Idaho niet kon thuisbrengen. 'Is dat geen veilige plaats?' vroeg Siona. 'Het is er veilig.'
Siona keek Idaho aan. 'Geef haar opdracht om ons naar Goygoa te brengen.'
Zonder te weten waarom hij haar zin deed, zei Idaho: 'Breng ons daarheen.'
Toen draaide Inmeir zich om en haar gezicht, dat Idaho 's nachts nog voor een vierkant blok steen had gehouden, vertoonde duidelijk een heftige emotie. Haar mondhoeken wezen nors omlaag, en naast haar rechteroog had ze een trekkend spiertje.
'Niet naar Goygoa, commandant,' zei Inmeir. 'Er zijn betere...'
'Heeft de God-Keizer je opgedragen om ons naar een bepaalde plaats te brengen?' wilde Siona weten.
Inmeir keek woest toen ze in de rede werd gevallen, maar ze meed Siona's ogen. 'Nee, maar Hij...'
'Breng ons dan naar dit Goygoa,' zei Idaho.
Met een ruk draaide Inmeir haar hoofd terug naar het regel-paneel van de 'thopter en Idaho viel tegen Siona aan toen het toestel een korte, hellende bocht maakte om vervolgens in de richting van een ronde holte tussen de groene heuvels te vliegen.
Idaho tuurde over Inmeirs schouder om hun bestemming te bekijken. Midden in de holte lag een dorpje dat was opgetrokken uit hetzelfde zwarte gesteente als de afscheidingsmuurtjes er omheen. Op een aantal van de hellingen boven het dorp zag Idaho boomgaarden, terrasvormige tuinen die trapsgewijs omhoog leidden naar een kleine zadelvormige rug waar hij haviken omhoog zag zweven op de eerste stijgende luchtstromen van de dag.
Idaho keek Siona aan en vroeg: 'Wat is dit Goygoa?'
'Dat zul je wel zien.'
Inmeir bracht de 'thopter in een vlakke glijvlucht en zette hem op een plat stuk grasland aan de rand van het dorp zacht aan de grond. Een van de Vissprekers opende de deur aan de kant van het dorp. Ogenblikkelijk werd Idaho's neus gebombardeerd met een wild mengsel van geuren - geplet gras, dierenmest, de scherpe lucht van kookvuren. Hij liet zich uit de 'thopter glijden en zag voor zich een dorpsstraat met mensen die uit hun huizen kwamen om naar de bezoekers te kijken. Idaho zag een oudere vrouw in een lange groene jurk een kind iets in het oor fluisteren, waarop het kind zich dadelijk omdraaide en de straat uitholde.
'Bevalt het je hier?' vroeg Siona. Ze sprong naast hem uit de 'thopter.
'Het ziet er aantrekkelijk uit.'
Toen de piloot en de andere Vissprekers op het gras naast hen kwamen staan, keek Siona Inmeir aan. 'Wanneer gaan we terug naar Onn?'
'Jij gaat niet terug,' zei Inmeir. 'Ik heb opdracht om jou naar de Citadel te brengen. Alleen de commandant gaat terug.'
'Zo.' Siona knikte. 'Wanneer vertrekken we?'
'Morgenochtend bij het eerste licht. Ik zal de dorpsburgemeester vragen of we hier kunnen slapen.' Inmeir marcheerde het dorp in.
'Goygoa,' zei Idaho. 'Een vreemde naam. Ik vraag me af wat dit plaatsje in de tijd van Duin was.'
'Dat weet ik toevallig,' zei Siona. 'Op de oude kaarten heet het Shuloch, dat betekent "spookoord". De Mondelinge Overlevering zegt dat hier grote misdaden werden begaan voordat alle inwoners werden uitgeroeid.'
'Jacurutu,' fluisterde Idaho, terugdenkend aan de oude legendes van de waterdieven. Hij keek om zich heen om te zien of hij iets van de oude duinen en richels kon terugvinden; er was niets - alleen twee oudere mannen met een kalm gezicht die met Inmeir mee terugliepen. De mannen droegen een vaalblauwe broek en een gerafelde bloes. Ze liepen op blote voeten.
'Kende je dit oord?' vroeg Siona.
'Alleen als een naam in een legende.'
'Sommige mensen zeggen dat het hier spookt,' zei ze, 'maar dat geloof ik niet.'
Inmeir bleef voor Idaho staan en gaf de twee blootsvoets gaande mannen te kennen dat ze achter haar moesten blijven wachten. 'De logeergelegenheid is armoedig maar voldoet wel,' zei ze, 'tenzij u liever de nacht bij iemand thuis wilt doorbrengen.' Bij de woorden draaide ze zich om en keek ze Siona aan.
'Dat beslissen we straks wel,' zei Siona. Ze nam Idaho bij de arm. 'De commandant en ik gaan een wandeling door Goygoa maken om het uitzicht te bewonderen.'
Inmeir deed haar mond open alsof ze iets wilde zeggen, maar ze bleef zwijgen.
Idaho liet zich door Siona langs de starende gezichten van de twee dorpsbewoners trekken.
'Ik zal twee gardisten met jullie meesturen,' riep Inmeir hen achterna.
Siona bleef staan en draaide zich om. 'Is het niet veilig in Goygoa?'
'Het is hier heel vredig,' zei een van de mannen.
'Dan hebben we de gardisten niet nodig,' zei Siona. 'Laat hen maar op de 'thopter passen.'
Weer trok ze Idaho mee in de richting van het dorp.
'Mooi zo,' zei Idaho terwijl hij zijn arm uit Siona's hand lostrok. 'Wat is dit voor plaats?'
'Zeer waarschijnlijk zul je dit een heel rustig dorp vinden,' zei Siona. 'Het lijkt helemaal niet op het oude Shuloch. Erg vredig.'
'Je voert iets in je schild,' zei Idaho terwijl hij met grote passen naast haar voortliep. 'Wat?'
'Ze hebben me altijd verteld dat ghola's boordevol vragen zitten,' zei Siona. 'Maar ik heb ook vragen.'
'O?'
'Hoe was hij in jouw tijd, de mens Leto?' 'Welke?'
'Ja, ik vergeet telkens dat er twee waren - de grootvader en onze Leto. Ik bedoel natuurlijk onze Leto.'
'Hij was nog maar een kind, meer weet ik niet.'
'De Mondelinge Overlevering zegt dat een van zijn eerste bruiden uit dit dorp kwam.'
'Bruiden? Ik dacht...'
'Toen hij zijn menselijke gedaante nog had. Na de dood van zijn zuster, maar voor hij in een worm begon te veranderen. De Mondelinge Overlevering zegt dat de bruiden van Leto in de doolhof van de Keizerlijke Citadel verdwenen om nooit meer gezien te worden, anders dan als holoprojecties van hun gezicht en hun stem. Hij heeft al duizenden jaren geen bruid gehad.'
Inmiddels waren ze aangeland bij een klein pleintje middenin het dorp, een ruimte van ongeveer vijftig meter in het vierkant met in het midden een door een laag muurtje omringde vijver vol helder water. Siona liep naar het vijvermuurtje en ging op de stenen rand zitten. Toen klopte ze uitnodigend op de plek naast haar. Idaho keek eerst eens om zich heen naar het dorp en zag hoe de mensen hem vanachter hun raamgordijnen begluurden en hoe de kinderen wezen en fluisterden. Hij draaide zich om en keek omlaag naar Siona.
'Wat is dit voor een oord?'
'Dat heb ik je al verteld. Vertel me eens wat voor iemand Muad'Dib was.'
'Hij was de beste vriend die iemand ooit zou kunnen hebben.'
'Dan is het dus waar wat de Mondelinge Overlevering zegt, maar het kalifaat van zijn erfgenamen heet daarin de Desposyni en dat heeft een kwalijke klank.'
Ze probeert me op de kast te krijgen, dacht Idaho.
Hij grijnsde verbeten en vroeg zich af wat Siona bewoog. Het leek wel of ze op een gewichtig voorval zat te wachten, zo gespannen was ze... een beetje bang zelfs... maar toch ook weer opgetogen. Allemaal tegelijk. Alles wat ze nu zei was gewoon maar prietpraat, een manier om de tijd te vullen tot... tot wat?
Het geluid van kleine hollende voeten rukte hem uit zijn mijmering los. Idaho draaide zich om en zag een kind van een jaar of acht uit een zijstraat in zijn richting rennen. Onder het hollen schopten de blote kindervoeten kleine stofwolkjes omhoog en verderop in de straat hoorde hij een vrouw wanhopig roepen. Het hollende kind bleef op een afstand van tien passen staan en staarde Idaho met zulke hunkerende ogen aan dat hij er verlegen van werd. Het kind kwam hem vaag bekend voor - een kloeke jongen met een donkere krullenkop en een gezicht dat nog niet volgroeid was, maar waarin je de man die hij zou worden al kon bespeuren - tamelijk hoge jukbeenderen en wenkbrauwen die in een rechte streep over zijn voorhoofd groeiden. Hij droeg een verschoten blauwe overall, zo te zien vaak gewassen, maar kennelijk oorspronkelijk van uitstekende stof vervaardigd. Het zag eruit als pandikatoen met een weefselbinding die zelfs op de doorgesleten randen niet ging rafelen.
'Jij bent mijn vader niet,' zei het kind. Hij draaide zich vliegensvlug om, rende weer weg en verdween om een hoek.
Idaho keek Siona boos aan en durfde haar bijna niet te vragen: Was dat een kind van mijn voorganger? Hij wist het antwoord zo ook wel - dat vertrouwde gezicht, helemaal hetzelfde genotype. Ikzelf als kind. Dat besef gaf hem een hol en gefrustreerd gevoel. Wat is mijn verantwoordelijkheid?
Siona sloeg haar handen voor haar gezicht en trok haar schouders op. Het was heel anders verlopen dan ze zich had voorgesteld. Ze voelde zich verraden door haar eigen wraakzucht. Idaho was niet zomaar een ghola, iets onmenselijks waar je geen rekening mee hoefde te houden. Ze had hem in de 'thopter tegen zich aan voelen vallen, ze had de duidelijke ontroering op zijn gezicht gezien. En dat kind...
'Wat is er met mijn voorganger gebeurd?' vroeg Idaho. Zijn stem klonk effen en verwijtend.
Ze liet haar handen zakken. Zijn gezicht was vol onderdrukte woede.
'Dat weten we niet precies,' zei ze, 'maar op zekere dag is hij de Citadel binnengegaan en er nooit meer uitgekomen.' 'Dat was zijn kind?' Ze knikte.
'Weet je zeker dat je mijn voorganger niet hebt vermoord?' 'Ik...' Ze schudde haar hoofd, geschokt door zijn twijfels, zijn onbewuste verwijt.
'Dat kind, zijn we daarom hierheen gekomen?' Ze slikte. 'Ja.'
'Wat moet ik met hem aan ?'
Ze haalde haar schouders op en voelde zich vies en schuldig door wat ze had gedaan.
'En zijn moeder?' vroeg Idaho.
'Die woont met de anderen in die straat.' Siona knikte in de richting waarin de jongen was verdwenen. 'Anderen?'
'Er is een oudere zoon... en een dochter. Wil je... ik bedoel, ik zou het kunnen regelen...'
'Nee! De jongen had gelijk. Ik ben zijn vader niet.' 'Het spijt me,' zei Siona. 'Ik had dit niet moeten doen.' 'Waarom heeft hij dit dorp gekozen?' vroeg Idaho. 'De vader... jouw...' 'Mijn voorganger]'
'Omdat dit Irti's geboortedorp was en ze hier niet weg wilde. Dat zeiden de mensen tenminste.' 'Irti... de moeder?'
'Echtgenote, volgens de oude rite, die uit de Mondelinge Overlevering.'
Idaho keek om zich heen naar de stenen gevels van de gebouwen die het plein omsloten, naar de gordijnen voor de ramen en de smalle deuren. 'Dus hij woonde hier?'
'Wanneer hij maar kon.'
'Hoe is hij gestorven, Siona?'
'Ik weet het echt niet... maar de Worm heeft ook anderen gedood. Dat weten we zeker!'
'Hoe weten jullie dat?' Hij keek haar met een strakke, onderzoekende blik aan. Onder zijn felle ogen wendde zij haar hoofd af.
'Ik twijfel niet aan de verhalen van mijn voorouders,' zei ze. 'Ik heb ze bij stukjes en beetjes gehoord, hier een briefje, daar een gefluisterde mededeling, maar ik geloof ze. Mijn vader gelooft ze ook!'
'Moneo heeft me hier niets over verteld.'
'Een ding kan je van de Atreides zeggen,' zei ze. 'Trouw zijn we in ieder geval wel. We houden ons aan ons woord.'
Idaho deed zijn mond open, maar sloot hem weer zonder iets te zeggen. Natuurlijk! Siona was ook een Atreides. Die gedachte schokte hem. Hij had het geweten, maar hij had er niet aan gewild. Siona was een soort rebel, een rebel wier daden door Leto in feite bijna gewettigd werden. De grenzen van zijn verdraagzaamheid waren vaag, maar Idaho voelde ze.
'Je moet haar geen kwaad doen,' had Leto gezegd. 'Ze moet op de proef gesteld worden.'
Idaho draaide Siona zijn rug toe.
'Je weet helemaal niets zeker,' zei hij. 'Stukjes en beetjes, geruchten !'
Siona gaf geen antwoord.
'Hij is een Atreides!' zei Idaho.
'Hij is de Worm!' zei Siona en het venijn in haar stem nam bijna tastbare vormen aan.
'Die verdomde Mondelinge Overlevering van jullie is niks anders dan een hoop stokoude roddel!' verweet Idaho haar. 'Alleen een idioot zou zulke dingen geloven.'
'Je vertrouwt hem nog steeds,' zei ze. 'Dat verandert nog wel.'
Idaho draaide zich met een ruk om en keek haar woest aan.
'Je hebt zelfs nog nooit met hem gepraat!'
'Zeker wel. Als kind.'
'Je bent nog een kind. Hij is alle Atreides die ooit hebben bestaan, allemaal. Het is iets verschrikkelijks, maar ik heb die mensen gekend. Ze waren mijn vrienden.'
Siona schudde zwijgend haar hoofd.
Weer keerde Idaho haar zijn rug toe. Hij was volledig uitgewrongen, voelde geen enkele emotie meer. Zijn geestelijke weerstand was gebroken. Zonder het te willen stak hij het plein over naar de straat waarin de jongen was verdwenen. Siona holde hem achterna en kwam naast hem lopen, maar hij negeerde haar.
De straat was smal en aan beide zijden ingesloten door lage stenen gevels met deuren in boogvormige portieken. Alle deuren waren dicht. De ramen waren kleinere uitvoeringen van de deuren. Waar hij voorbijging bewogen de gordijnen.
Bij de eerste zijstraat bleef Idaho staan en hij keek naar rechts, de richting waarin de jongen was verdwenen. Twee grijze vrouwen in een lange, zwarte rok en een donkergroene bloes stonden een eindje verderop in de straat te kletsen met hun hoofd dicht bij elkaar. Toen ze Idaho in het oog kregen, zwegen ze en staarden ze hem onverholen nieuwsgierig aan. Hij staarde terug en keek vervolgens de zijstraat in. Die was leeg.
Idaho beende de vrouwen op een afstand van een pas voorbij. Ze kropen dichter naar elkaar toe en keken hem over hun schouder na. Even lieten ze hun blik over Siona dwalen, maar meteen daarna vestigden ze hun aandacht weer op Idaho. Siona liep stilletjes naast hem met een eigenaardige uitdrukking op haar gezicht.
Verdriet1? vroeg hij zich af. Spijt? Nieuwsgierigheid?
Het viel moeilijk te zeggen. Hij was trouwens benieuwder naar de deuren en de ramen die ze nu passeerden.
'Ben jij al eens eerder in Goygoa geweest?' vroeg Idaho.
'Nee.' Siona sprak met gedempte stem, alsof ze bijna niet durfde.
Waarom loop ik door deze straat? vroeg Idaho zich af. Maar terwijl hij zich dat afvroeg wist hij eigenlijk het antwoord al. Die vrouw, die Irti; wat voor soort vrouw zou mij naar Goygoa kunnen brengen?
Aan zijn rechterhand ging de punt van een gordijn omhoog en Idaho zag een gezicht - de jongen van het plein. Het gordijn viel omlaag maar werd vervolgens met een ruk opengeschoven zodat de vrouw die erachter stond zichtbaar werd. Idaho, die net zijn ene been voor het andere had gezet, bleef stokstijf staan en staarde sprakeloos naar haar gezicht. Het was het gezicht van een vrouw die alleen in zijn geheimste dromen voorkwam - een zacht, ovaal gezicht met indringende, donkere ogen, een volle, zinnelijke mond...
'Jessica,' fluisterde hij.
'Wat zei je?' vroeg Siona.
Idaho kon niet antwoorden. Het was het gezicht van Jessica, herrezen uit een verleden dat hij als voorgoed voorbij beschouwde, een genetische poets - de moeder van Muad'Dib herschapen in een nieuw lichaam.
De vrouw trok het gordijn dicht maar de herinnering aan haar gezicht bleef in Idaho's gedachten hangen, een nabeeld dat hij nooit meer kwijt zou kunnen raken. Ze was ouder dan de Jessica die op Duin hun gevaren had gedeeld - ouderdomsrimpeltjes om de mond en de ogen, en een iets gevulder gestalte... Moederlijker, dacht Idaho bij zichzelf. En daarna: Zou ik haar ooit verteld hebben op wie ze lijkt?
Siona trok aan zijn mouw. 'Wil je naar binnen om met haar kennis te maken?'
'Nee. Dit was een vergissing.'
Idaho draaide zich juist om om langs dezelfde weg terug te keren toen de deur van Irti's huis werd opengesmeten. Een jongeman stapte naar buiten, deed de deur achter zich dicht en kwam recht voor Idaho staan.
Idaho schatte de jongen op een jaar of zestien en zijn afkomst was niet te loochenen - dat karakul-haar, de krachtige gelaatstrekken.
'Jij bent de nieuwe,' zei de jongen. Zijn stem had al een diepe, mannelijke klank.
'Ja.' Idaho had moeite met spreken.
'Waarom ben je gekomen?' vroeg de jongen.
'Het was niet mijn plan,' zei Idaho. Dit ging hem makkelijker af doordat de woorden voortgestuwd werden door wrok tegen Siona.
De jongen keek naar Siona. 'Wij hebben een mededeling ontvangen dat mijn vader dood is.' Siona knikte.
De jongen keek weer naar Idaho. 'Wil je alsjeblieft weggaan en niet meer terugkomen. Je bezorgt mijn moeder veel verdriet.'
'Natuurlijk,' zei Idaho. 'Breng Vrouwe Irti alsjeblieft mijn verontschuldigingen over voor dit ongepaste bezoek. Ik werd hier tegen mijn wil heengebracht.'
'Wie heeft je hier gebracht?'
'De Vissprekers,' zei Idaho.
De jongen knikte nors met zijn hoofd. Weer keek hij Siona aan. 'Ik dacht altijd dat jullie Vissprekers geleerd werd om je eigen mensen liefdevoller te behandelen.' Met die woorden draaide hij zich om en hij stapte het huis weer binnen waarna hij de deur met een klap dichtsloeg.
Idaho greep Siona bij haar arm en beende weg in de richting waaruit ze gekomen waren. Siona struikelde even, hervond haar evenwicht en trok zich onder het lopen los uit zijn greep.
'Hij dacht dat ik een Visspreker was,' zei ze.
'Vanzelf. Je hebt hun uiterlijk.' Hij keek haar van opzij aan. 'Waarom heb je me niet verteld dat Irti een Visspreker was?'
'Het leek niet belangrijk.'
'Oh.'
'Zo hebben ze elkaar ontmoet.'
Ze bereikten de kruising met de straat naar het plein. Idaho draaide het plein zijn rug toe en liep met stevige passen de straat uit tot waar het dorp overging in moestuinen en boomgaarden. Hij was zo geschokt dat hij het gevoel had alleen op de wereld te zijn; zijn verstand deinsde terug voor te veel dingen die het niet kon verwerken.
Een laag muurtje versperde hem de weg. Hij klom er overheen en hoorde Siona volgen. Ze belandden midden tussen bloeiende bomen; witte bloesems met oranje harten waarin donkerbruine insecten nijver bezig waren. De lucht was vervuld van het zoemen van insecten en een bloemengeur die Idaho aan de wildernisbloemen van Caladan deed denken.
Bovenop een heuvel bleef hij staan. Hij draaide zich om en keek omlaag naar het keurig rechthoekige Goygoa. De daken waren plat en zwart.
Siona liet zich op het dikke gras van de heuveltop zakken en sloeg haar armen om haar knieen.
'Dat was zeker niet je bedoeling?' vroeg Idaho.
Ze schudde haar hoofd en hij zag dat ze bijna in tranen uitbarstte.
'Waarom haat je hem zo erg?' vroeg hij. 'We hebben geen eigen leven!'
Idaho keek omlaag naar het dorp. 'Zijn er veel van zulke dorpen?'
'Dit is de gedaante van het Rijk van de Worm!'
'Wat mankeert eraan?'
'Niets - als je niet meer verlangt dan dat.'
'Bedoel je dat dit het enige is wat hij toestaat?' 'Dit, een paar marktsteden... Onn. Ik heb gehoord dat zelfs de hoofdsteden van de planeten niet meer dan grote dorpen zijn.' 'En ik herhaal: wat mankeert daaraan?' 'Het is een gevangenis!' 'Trek dan weg.'
'Waarheen? Hoe? Denk jij soms dat we zo op een Gildeschip kunnen stappen om naar elders te vertrekken, waarheen we maar willen?' Ze wees naar Goygoa waar aan de rand van het dorp de 'thopter zichtbaar was met de Vissprekers die ernaast in het gras zaten. 'Onze gevangenbewaarders willen ons niet laten vertrekken!'
'Zij trekken wel,' zei Idaho. 'Zij gaan waarheen ze maar willen.'
'Waarheen de Worm ze stuurt!'
Ze drukte haar gezicht tegen haar knieen en zei met gesmoorde stem: 'Hoe was het leven vroeger?'
'Het was heel anders, vaak heel gevaarlijk.' Hij keek om zich heen naar de muurtjes die de weiden, de tuinen en de boomgaarden afbakenden. 'Hier op Duin bestonden geen denkbeeldige lijnen om de grenzen van grondbezit aan te geven. Het behoorde allemaal tot het Hertogdom van de Atreides.'
'Behalve de Vrijmans.'
'Ja. Maar die wisten waar ze thuishoorden - aan deze kant van een bepaalde rotswand... of verder weg waar de pan zich wit aftekent tegen het zand.'
'Zij konden gaan en staan waar ze wilden!'
'Binnen bepaalde grenzen.'
'Sommigen van ons verlangen naar de woestijn,' zei ze. 'Jullie hebben de Sarier.'
Ze hief haar hoofd op en keek hem kwaad aan. 'Dat kleine nepding!'
'Altijd nog vijftienhonderd bij vijfhonderd kilometer - niet zo erg klein.'
Siona kwam overeind. 'Heb je de Worm gevraagd waarom hij ons op deze manier opsluit?'
'Leto's Vrede, de Gouden Weg die ervoor moet zorgen dat wij het overleven. Dat zegt hij tenminste.'
'Weet je wat hij tegen mijn vader zei? Als kind bespioneerde ik hen altijd. Ik hoorde hem.'
'Wat zei hij?'
'Hij zei dat hij ons veel crises onthield om de krachten die ons vormen te kunnen beperken. Hij zei: "Rampen kunnen mensen sterken, maar nu ben ik de ramp. Goden kunnen rampen worden." Dat zei hij letterlijk, Duncan. De Worm is een ziekte!'
Idaho twijfelde niet aan de juistheid van haar verhaal maar de woorden deden hem niets. In plaats daarvan moest hij aan de Corrino denken die hij had moeten doden. Ramp. De Corrino, afstammeling van een familie die eens over dit rijk had geheerst, was een pafferige, middelbare man gebleken die naar macht hunkerde en om specie konkelde. Idaho had een Visspreker opgedragen om hem te doden, een handelwijze die Moneo een hele reeks heftige vragen had ontlokt.
'Waarom heb je hem zelf niet gedood?'
'Ik wilde zien hoe de Vissprekers te werk gaan.'
'En hoe vind je hun werkwijze?'
'Doelmatig.'
Maar de dood van de Corrino had Idaho een onwezenlijk gevoel gegeven. Een kleine, dikke man in een plas van zijn eigen bloed, een onopvallende schim tussen de nachtelijke schaduwen van een piastenen straat. Het was onwerkelijk. Idaho herinnerde zich dat Muad'Dib eens had gezegd: 'De geest dringt een mens dit kader op dat hij "werkelijkheid" noemt. Dat willekeurige kader heeft vaak geen enkele samenhang met wat je zintuigen registreren.' Door wat voor werkelijkheid werd Heer Leto bewogen?
Idaho keek naar Siona die met haar rug naar de boomgaarden en de groene heuvels van Goygoa stond. 'Laten we teruggaan naar het dorp en onze logeergelegenheid opzoeken. Ik wil graag alleen zijn.'
'De Vissprekers zullen ons in dezelfde ruimte huisvesten.' 'Met hen samen?'
'Nee, alleen wij tweeen. De reden is eenvoudig genoeg. De Worm wil dat ik een kind baar van de grote Duncan Idaho.'
'Ik kies mijn eigen partners,' gromde Idaho.
'Een van onze Vissprekers zou het ongetwijfeld een genoegen zijn,' zei Siona. Ze draaide zich razendsnel om en holde langs de heuvel omlaag.
Even bleef Idaho haar nakijken en haar jonge lijf bewoog net zo soepel als de takken van de fruitbomen die heen en weer zwaaiden in de wind.
'Ik ben zijn dekhengst niet,' mopperde Idaho. 'Dat zal hij goed moeten begrijpen.'