De Duncans vragen soms of ik de uitheemse ideeen uit ons verleden begrijp. En waarom ik ze dan niet kan uitleggen, als ik ze begrijp. De Duncans menen dat kennis uitsluitend op bijzonderheden berust. Ik probeer hun te vertellen dat alle woorden kneedbaar zijn. Woordbeelden beginnen al te vervormen zodra ze geuit zijn. Ideeen die in een taal besloten liggen moeten in die bepaalde taal worden uitgedrukt. Dit is de kern van de betekenis van het woord uitheems. Zie je hoe het van vorm begint te veranderen? Vertaling verraadt zich in uitheemse kronkelingen. Het Galach dat ik hier spreek dringt zichzelf op. Het is een referentiekader van buiten, een bepaald stelsel. In alle stelsels schuilt gevaar. Stelsels belichamen de onbeproefde opvattingen van hun scheppers. Neem je een stelsel over en aanvaard je de bijbehorende opvattingen, dan help je het verzet tegen verandering sterker maken. Heeft het enige zin als ik de Duncans vertel dat sommige dingen niet in enige taal kunnen worden uitgedrukt? Achh! Maar de Duncans geloven dat ik alle talen bezit.
De Gestolen Verslagen
Twee hele dagen en nachten lang liet Siona na om haar mondflap te sluiten, en met elke ademteug verloor ze kostbaar water. De Vrijmanse kindervermaning had er aan te pas moeten komen om haar eindelijk aan haar vaders woorden te doen denken. Op de kille derde ochtend van hun tocht, toen ze op de winderige vlakte van de erg halt hielden in de schaduw van een rotsblok, had Leto haar er ten slotte over aangesproken.
'Waak over elke ademteug, want die bevat je levenswarmte en je levensvocht,' zei hij.
Hij wist toen dat ze nog drie dagen en de drie daaropvolgende nachten op de erg zouden moeten doorbrengen, voor ze water konden bereiken. Nu was het de vijfde ochtend na hun vertrek van de toren van de Kleine Citadel. In de loop van de nacht hadden ze een gebied bereikt met ondiepe zandbanken - geen duinen, maar voor hen uit konden ze al duinen zien, en als je wist waar je moest kijken zag je zelfs de dunne, brokkelige lijn van het restant van de Habbanyarug. Nu klapte Siona alleen nog de mond-flap van haar stilpak omlaag om zich verstaanbaar te maken. En ze praatte door een zwarte, bloedende mond.
Ze heeft de dorst der wanhoop, dacht hij terwijl hij zijn zintuigen de omgeving liet aftasten. Het moment van de crisis nadert haar met rasse schreden. Zijn zintuigen vertelden hem dat ze hier aan de rand van de vlakte nog steeds helemaal alleen waren. De dag was net een paar minuten geleden aangebroken. Het strijklicht deed de stofwolken, die in de nimmer aflatende wind draaiden en stegen en daalden, oplichten en maakte ze ondoorzichtig. Zijn zintuigen zeefden de wind uit zodat hij andere dingen kon horen - Siona's moeizame ademhaling, het ruisen van een kleine zandstorting van de rotsblokken naast hen, zijn eigen lompe lijf dat knarsend over de dunne zandlaag schoof.
Siona trok haar mondflap los, maar ze bleef hem vasthouden om hem vlug weer dicht te kunnen doen.
'Hoeveel langer nog voor we water vinden?' vroeg ze.
'Nog drie nachten.'
'Is er geen betere richting die we kunnen volgen?' 'Nee.'
Ze was de Vrijmanse zuinigheid met belangrijke gegevens gaan waarderen. Ze zoog gretig de paar druppeltjes water uit haar vangzak.
Leto herkende de boodschap die haar bewegingen uitstraalden - vertrouwde bewegingen voor Vrijmans in het laatste stadium voor de dood. Siona was nu volledig op de hoogte van een voor haar voorouders heel gewone ervaring - patiyeh, de dorst op de rand van de dood.
De paar druppels in haar vangzak waren op. Hij hoorde haar lucht aanzuigen. Ze deed haar mondflap weer dicht en zei met gesmoorde stem: 'Ik red het niet, he?'
Leto keek haar recht in haar ogen en zag daar de scherpzinnigheid die de nabijheid van de dood altijd meebrengt, een toestand van helder inzicht die anders zelden wordt bereikt. Daarin werden uitsluitend de dingen versterkt die nodig waren voor het overleven. Ja, ze zat nu middenin de tedah ri-agrimi, de ellende die de geest opent. Weldra zou ze die uiteindelijke beslissing moeten nemen die zij zelf al genomen meende te hebben. De verschijnselen die Siona vertoonde, zeiden Leto dat hij haar nu uiterst voorkomend zou moeten behandelen. Hij zou elke vraag zeer openhartig moeten beantwoorden want in elke vraag ging een oordeel schuil.
'Nou, wat denk je?' drong ze aan.
Haar wanhoop bevatte toch nog een sprankje hoop.
'Niets is zeker,' zei hij.
Dat maakte haar wanhoop compleet.
Dat was niet Leto's bedoeling geweest, maar hij wist dat het vaak gebeurde - een juist, maar dubbelzinnig antwoord werd opgevat als een bevestiging van iemands diepste angsten.
Ze zuchtte.
Haar door de flap gedempte stem bereikte hem opnieuw. 'Jij had in je teeltprogramma voor mij een bepaald plan op het oog.' Dat was geen vraag.
'Alle mensen hebben plannen,' hield hij haar voor. 'Maar je wilde mijn volledige instemming.' 'Dat is waar.'
'Hoe kon je instemming verwachten terwijl je weet dat ik alles aan je haat? En graag een eerlijk antwoord!'
'De drie poten van de instemmings driepoot zijn begeerte, gegevens en twijfel. Eerlijkheid en nauwgezetheid hebben er weinig mee te maken.'
'Begin alsjeblieft niet met me te redetwisten. Je weet dat ik ten dode ben opgeschreven.'
'Ik heb te veel ontzag voor je om met je te redetwisten.'
Toen tilde hij zijn voorste ringsegmenten een stukje op om de wind te proeven. De hitte van de dag kon hij er al in voelen, maar de lucht was hem veel te vochtig. Naarmate hij op steeds betere weerregeling aandrong, kwam er ook steeds meer dat regeling vereiste, bedacht hij. Het strikt absolute bracht hem alleen maar meer afwijkingen.
'Je zegt dat je niet redetwist, maar...'
'Een twistgesprek sluit de deur naar het verstand,' zei hij, terwijl hij zich weer op de grond liet zakken. 'Het is altijd een dekmantel voor geweld. Elk twistgesprek dat te lang wordt voortgezet leidt tot geweld. Ik heb jegens jou geen geweld in de zin.'
'Wat bedoel je met - begeerte, gegevens en twijfel?'
'Begeerte brengt de partijen tot elkaar. Gegevens bepalen de grenzen van hun onderlinge gesprekken. Twijfel formuleert de vragen.'
Ze kwam dichterbij en staarde hem van nog geen meter afstand recht in zijn gezicht.
Vreemd, dacht hij, dat haat zo volledig verweven kan zijn met hoop en vrees en ontzag.
'Zou jij me kunnen redden?'
'Er is een manier.'
Ze knikte en hij wist dat ze de verkeerde gevolgtrekking had gemaakt.
'Die wil je inruilen voor mijn instemming!' zei ze verwijtend. 'Nee.'
'Als ik jouw proef doorsta...' 'Het is mijn proef niet.' 'Van wie dan wel?'
'Hij komt bij onze gemeenschappelijke voorouders vandaan.'
Siona liet zich omlaag zakken tot op het koude gesteente waar ze zwijgend bleef zitten, nog niet bereid om hem om een rustplaats achter de rand van zijn warme voorste ringsegment te vragen. Leto kon de zachte kreet die boven in haar keel lag te wachten al bijna horen. Nu waren haar twijfels aan het werk. Ze begon zich af te vragen of hij eigenlijk wel paste in haar beeld van de Tiran bij Uitstek. Ze keek hem aan met die verschrikkelijke scherpzinnigheid die hij al in haar had bespeurd.
'Wat dwingt jou tot wat je doet?'
De vraag was treffend geformuleerd. Hij zei: 'Mijn behoefte om de mensen te redden.' 'Welke mensen?'
'Mijn omschrijving is veel breder dan die van alle anderen -zelfs die van de Bene Gesserit die denken dat zij gedefinieerd hebben wat het mens-zijn inhoudt. Ik bedoel de eeuwige draad van de totale mensheid, welke omschrijving je die ook geeft.'
'Probeer je me te vertellen...' Haar mond werd zo droog dat ze geen woord meer kon uitbrengen. Ze probeerde speeksel te verzamelen. Hij herkende de bewegingen achter haar mondflap. Maar haar vraag was hem volkomen duidelijk en hij wachtte dus niet af.
'Zonder mij zouden er nu nergens mensen meer geweest zijn, niet een. En het pad dat naar dat uitsterven leidde was afschuwelijker dan je wildste voorstellingen.'
'Jouw zogenaamde voorzienigheid,' hoonde ze.
'De Gouden Weg ligt nog steeds open,' zei hij.
'Ik vertrouw jou niet!'
'Omdat we geen gelijken zijn?'
'Ja!'
'Maar we zijn van elkaar afhankelijk.' 'Hoe kan jij mij nou nodig hebben?'
Aha, de kreet van de jeugd die niet zeker is van zijn plaatsje. Hij voelde de kracht in de geheime banden van afhankelijkheid en hij dwong zichzelf om hard te zijn. Afhankelijkheid kweekt zwakheid.
'Jij bent de Gouden Weg,' zei hij.
'Ik?' Een nauwelijks hoorbaar fluisteren.
'Je hebt die verslagen gelezen die je me ontstolen hebt,' zei hij. 'Ik kom erin voor, maar waar ben jij? Kijk naar wat ik heb geschapen, Siona. En jij, jij kan niets anders scheppen dan jezelf.'
'Woorden, nog meer verraderlijke woorden!'
'Ik lijd er niet onder dat ik word aanbeden, Siona. Ik lijd eraan dat ik nooit enige waardering ontvang. Misschien... Nee, ik durf voor jou geen hoop te koesteren.'
'Wat is de bedoeling van die verslagen?'
'Een Ixiaanse machine tekent ze op. Ze moeten in de verre toekomst gevonden worden. Ze zullen de mensen aan het denken zetten.'
'Een Ixiaanse machine? Jij trotseert de Jihad!'
'Daar valt ook weer iets uit te leren. Wat doen zulke machines eigenlijk? Ze vermeerderen het aantal dingen die we kunnen doen zonder erbij te denken. Dingen die we doen zonder erbij te denken - daarin schuilt het wezenlijke gevaar. Kijk maar eens hoe lang jij door deze woestijn sjokte zonder aan je mondflap te denken.'
'Je had me kunnen waarschuwen!'
'Dan was je afhankelijkheid alleen maar nog groter geworden.'
Ze staarde hem een ogenblik aan en zei toen: 'Waarom zou je je Vissprekers door mij willen laten aanvoeren?'
'Jij bent een Atreides-vrouw, vindingrijk en tot onafhankelijk denken in staat. Als het gaat om de waarheid zoals jij die ziet, kan je heel oprecht zijn. Jij bent geboren en opgevoed voor een commandopositie - en dat betekent bevrijding van afhankelijkheid.'
Terwijl ze zijn woorden overwoog deed de wind stof en zand om hen opwarrelen. 'En als ik instem, red jij me dan?' 'Nee.'
Ze was er zo zeker van geweest dat hij ja zou zeggen, dat het een paar seconden duurde voor dat ene woordje tot haar was doorgedrongen. In die tijd nam de wind iets af zodat het hele duinlandschap tot aan de resten van de Habbanyarug zichtbaar werd. De lucht koelde ineens snel af en kreeg die koelte die net zoveel vocht aan het weefsel onttrekt als het heetste zonlicht. Een deel van Leto's verstand bespeurde een schommeling in de weer-regeling.
'Nee?' Ze was verbaasd en verontwaardigd tegelijk. 'Ik drijf geen bloedhandel met de mensen die ik moet vertrouwen.'
Ze schudde haar hoofd langzaam heen en weer, maar haar ogen bleven strak op zijn gezicht gericht. 'Wat kan jou er dan toe bewegen om mij te redden?'
'Niets kan me daartoe bewegen. Waarom denk je dat jij met mij wel kunt uithalen wat ik jou niet wil aandoen? Zo werkt onderlinge afhankelijkheid niet.'
Ze liet ontmoedigd haar schouders hangen. 'Als ik niet met je kan onderhandelen en je ook niet kan dwingen...'
'Dan moet je een andere weg kiezen.'
Wat is het toch geweldig om plotseling iets tot iemand te zien doordringen, dacht hij. Siona's sprekende gezicht hield er niets van verborgen. Ze staarde in zijn ogen en keek hem fel aan alsof ze helemaal in zijn gedachten wilde kruipen. Haar gedempte stem kreeg nieuwe kracht.
'Jij zou willen dat ik alles van je wist - tot zelfs je kleinste zwakheden toe?'
'Zou jij iets van me stelen dat ik je openlijk wil geven?'
Het ochtendlicht scheen meedogenloos op haar gezicht. 'Ik beloof je niets!'
'Dat verlang ik ook niet.'
'Maar als ik erom vraag wil je me wel... water geven?' 'Het is niet gewoon maar water.' Ze knikte. 'En ik ben een Atreides.'
De Vissprekers hadden in hun lessen niet verzuimd haar over die bijzondere gevoeligheid van het genetische Atreides-materiaal te vertellen. Ze wist waar de specie vandaan kwam en wat die haar zou kunnen aandoen. De onderwijzeressen van de Vissprekers scholen stelden hem nooit teleur. En de lichte melangetoevoegingen in Siona's gedroogde voedsel hadden ook hun werk gedaan.
'Die kleine opgerolde flapjes naast mijn gezicht,' zei hij. 'Als je daar zachtjes met je vinger over strijkt, gaan ze van specie verzadigde vochtdruppels afgeven.'
In haar ogen zag hij begrip dagen. Herinneringen die zij niet als herinneringen kende, spraken haar aan. En zij was het resultaat van vele generaties waarin de Atreides-gevoeligheid was opgevoerd.
Zelfs haar dwingende dorst kon haar er nog niet toe bewegen.
Om haar door de crisis heen te helpen, vertelde hij haar hoe Vrijmanse kinderen aan de rand van een oase met staken naar zandforel zochten, om daar vervolgens het vocht uit te strijken voor een snelle verkwikking.
'Maar ik ben een Atreides,' zei ze.
'De Mondelinge Overlevering vertelt de waarheid,' zei hij. 'Dan zou ik eraan kunnen doodgaan.' 'Dat is de proef.'
'Jij wilt dus een echte Vrijman van me maken!'
'Hoe kan je anders je nakomelingen leren om zich hier in leven te houden als ik er niet meer ben?'
Ze trok haar mondflap opzij en stak haar gezicht naar voren tot nog maar een handbreed bij het zijne vandaan. Een van haar vingers kwam aarzelend omhoog en raakte een van de omgekrulde randen van zijn huif aan.
'Zacht strijken,' zei hij.
Haar hand gehoorzaamde niet zijn stem, maar een innerlijke drijfveer. De vingerbewegingen waren heel precies en riepen bij hem ook allerlei herinneringen op aan dit kunstje dat van kind op kind werd overgeleverd... de manier waarop zoveel kennis en onkunde bleef bestaan. Hij draaide zijn hoofd zo ver mogelijk opzij en keek naar haar gezicht, zo dicht bij het zijne. Aan de rand van de flap begonnen lichtblauwe druppels op te wellen. Een sterke kaneelgeur omringde hen. Ze bracht haar mond naar de druppels toe. Hij zag de porien naast haar neus en hoe ze al drinkend haar tong bewoog.
Na een tijdje trok ze haar hoofd terug, niet omdat ze verzadigd was, maar uit voorzichtigheid en achterdocht, waardoor Moneo destijds ook bewogen werd. Zo vader, zo dochter.
'Hoe lang duurt het voor het begint te werken?' vroeg ze.
'Het werkt al.'
'Ik bedoel...'
'Na een minuut of zo.'
'Ik ben je hier niets voor schuldig!'
'Ik verlang ook geen betaling.'
Ze maakte haar mondflap dicht.
Hij zag dat haar ogen de wazige, starende blik kregen. Zonder zijn toestemming te vragen klopte ze op zijn voorste ringsegment om aan te geven dat hij de warme, levende hangmat moest vormen. Hij deed het. Ze nestelde zich in de glooiende holte. Als hij scherp omlaag tuurde kon hij haar net zien. Siona's ogen bleven open, maar ze zagen niet langer hun eigen omgeving. Ineens schokte haar lichaam en ze begon te beven als een klein wezentje dat lag dood te gaan. Hij kende deze ervaring, maar hij kon er geen jota aan veranderen. Geen van de voorouderlijke persoonlijkheden zou in haar bewustzijn achterblijven, maar ze zou hierna voorgoed de duidelijke taferelen en geluiden en geuren met zich meedragen. De speurende machines zouden er zijn, de stank van bloed en ingewanden, de in hun holen weggekropen mensen die alleen nog maar konden beseffen dat er geen ontsnapping mogelijk was... terwijl al die tijd de mechanische beweging nader kwam, steeds dichter en dichter bij... en steeds luider... en luider!
Waar ze ook zocht, het zou overal hetzelfde zijn. Nergens was een uitweg.
Hij voelde haar leven wegebben. Verzet )e tegen het donker, Siona! Dat was iets dat Atreides altijd deden. Ze knokten voor hun leven. En nu knokte zij voor levens van anderen. Ze drong steeds dieper in het duister door, veel dieper dan een van de anderen ooit had gedaan. Hij begon haar zachtjes heen en weer te schommelen met een wiegende beweging van zijn voorste ring-segment. Dat, of de dunne, gloeiende draad van vastberadenheid, of misschien de combinatie van die twee, gaf de doorslag. Bij het aanbreken van de middag was haar lijf, bevend en wel, toch weg-gesukkeld in iets dat op echte slaap leek. En alleen het droge snikken dat ze af en toe deed, verraadde de naweeen van het visioen. Hij bleef haar zachtjes wiegen door zijn grote lijf heen en weer te rollen.
Was het nog wel mogelijk om uit die diepten terug te keren? Hij voelde de geruststellende reactie van haar levensfuncties. Wat had ze toch een kracht!
Laat in de middag werd ze wakker. Ineens lag ze doodstil en haar ademhalingsritme veranderde. Haar ogen vlogen open. Ze tuurde omhoog naar zijn gezicht en liet zich vervolgens uit de hangmat rollen om met haar rug naar hem toe wel bijna een uur lang zwijgend te gaan staan nadenken.
Moneo had precies hetzelfde gedaan. Het was een nieuw patroon in deze Atreides. Sommigen van hun voorgangers hadden hem uitgescholden. Anderen waren struikelend en wild starend achterwaarts bij hem vandaan gevlucht zodat hij ze knarsend en kronkelend over de kiezels had moeten volgen. Weer anderen waren gehurkt naar de grond gaan zitten staren. Geen van allen hadden ze hem hun rug toegekeerd. Leto vatte deze nieuwe ontwikkeling op als een hoopgevend teken.
'Je begint er enig benul van te krijgen hoever mijn familie zich uitstrekt,' zei hij.
Ze draaide zich om, maar ze meed zijn blik en haar mond was een verbeten streep. Toch begon ze het te aanvaarden, zag hij, dat besef dat maar weinig mensen konden delen zoals zij het had gedeeld: zijn enkelvoudige veelvuldigheid maakte de hele mensheid tot zijn familie.
'Je had mijn vrienden kunnen redden in het woud,' verweet ze hem.
'Jij had ze ook kunnen redden.'
Ze balde haar vuisten en drukte die tegen haar slapen terwijl ze hem woedend aankeek. 'Maar jij weet alles!' 'Siona!'
'Moest ik het op die manier leren?' fluisterde ze. Hij bleef zwijgen om haar te dwingen die vraag zelf te beantwoorden. Ze moest leren inzien dat zijn grondbewustzijn op een Vrijmanse manier te werk ging en dat het roofdier elk schepsel dat sporen achterliet kon volgen, net als de verschrikkelijke machines uit dat ondergangsvisioen.
'De Gouden Weg,' fluisterde ze. 'Ik kan hem voelen' En met een boze blik naar hem daarna: 'Hij is zo wreed!'
'Voortbestaan is altijd al wreed geweest.'
'Ze konden zich niet verstoppen,' fluisterde ze. En toen zei ze hardop: 'Wat heb je me aangedaan?'
'Jij probeerde een Vrijmanse rebel te zijn,' zei hij. 'Vrijmans hadden een bijna ongelooflijke vaardigheid in het lezen van sporen in de woestijn. Ze konden zelfs de vage resten van door de wind uitgewiste afdrukken in het zand lezen.'
Hij zag dat ze last begon te krijgen van berouw, dat gedachten aan haar dode kameraden door haar hoofd spookten. In het besef dat dat weldra gevolgd zou worden door schuldgevoel en vervolgens door woede jegens hem, zei hij vlug: 'Zou je mij geloofd hebben als ik je gewoon maar bij me had geroepen en het je had verteld?'
Berouw dreigde haar te overweldigen. Ze deed haar mond open achter haar gelaatsflap en liet een droge snik horen.
'Je hebt de woestijn nog niet overleefd,' hield hij haar voor.
Langzaam kwam haar bevende lijf tot bedaren. De Vrijmanse instincten die hij in haar had wakker geroepen hadden hun gebruikelijke temperende uitwerking.
'Reken maar dat ik het overleef,' zei ze. Ze keek hem aan. 'Jij kunt onze gemoedsbewegingen lezen, he?'
'De dingen die je tot denken aanzetten,' zei hij. 'Zelfs van de kleinste gedragsschakering kan ik de emotionele oorsprong thuisbrengen.'
Hij zag dat ze haar eigen naaktheid aanvaardde zoals Moneo die had aanvaard, met angst en haat. Dat was van weinig belang. Hij tastte de tijd af die voor hen lag. Ja, ze zou inderdaad de woestijn overleven want haar sporen stonden naast hem in het zand... hoewel hij van haar lichaam geen enkel teken in die sporen zag. Maar vlak achter haar sporen zag hij plotseling een opening waar voorheen alles versluierd was. Anteacs doodskreet schalde door zijn voorzienige bewustzijn... en een hele zwerm aanvallende Vissprekers!
Malky is in aantocht, dacht hij. We zullen elkaar dus weerzien, Malky en ik.
Leto deed zijn buitenwereldogen open en zag dat Siona hem nog steeds kwaad stond aan te kijken. 'Ik haat je nog steeds!' zei ze.
'Jij haat de noodzakelijke wreedheid van het roofdier.'
Met opgetogen venijnigheid zei ze: 'Maar ik heb nog iets anders gezien! Jij kan mijn sporen niet volgen!'
'En daarom wil ik dat jij kinderen krijgt, om dat in stand te houden.'
Nog terwijl hij dat zei begon het te regenen. De plotselinge bewolking en de neerslag bereikten hen tegelijkertijd. Ondanks het feit dat hij de schommelingen in de weerregeling had waargenomen, schrok Leto toch hevig van deze overval. Hij wist dat het in de Sarier soms regende, een regen die zich snel verspreidde als het water wegstroomde en in het zand wegzakte. De paar plassen die achterbleven verdampten zodra de zon weer verscheen. Meestal bereikte de neerslag de grond niet eens; het was spookregen die verdampte als hij de oververhitte luchtlaag vlak boven het woestijnoppervlak raakte en dan door de wind werd weggeblazen. Maar deze regenbui maakte hem doornat.
Siona trok haar mondflap opzij en hield gretig haar gezicht onder het vallende water zonder ook maar iets te merken van de uitwerking die het op Leto had.
Toen het eerste water tussen de zandforel-schakels drong, verstijfde hij en kromp hij in elkaar tot een bal van folterende pijn. De tegengestelde driften van zandforel en zandworm gaven het woord pijn een nieuwe betekenis. Hij had het gevoel of hij uit elkaar werd gescheurd. Zandforel wilde het water tegemoet snellen om het in te kapselen. Zandworm voelde de verdrinkingsdood naderen. Van elke plek waar de regen hem raakte spoten kronkelende blauwe rookslierten omhoog. De inwendige processen van zijn lichaam begonnen de echte specie-essence te vormen. Overal waar zijn lijf een plas raakte stegen blauwe rookwolken omhoog. Hij wrong zich kreunend in allerlei bochten.
De wolken dreven over en het duurde maar even voor Siona zijn ongemak bespeurde.
'Wat is er met je aan de hand?'
Hij kon geen woord uitbrengen. De regen was over, maar op de rotsbodem en in de plassen rondom en onder zijn lijf bleef het water staan. Hij kon niet wegkomen.
Siona zag de blauwe rook opstijgen van elke plek waar het water hem raakte.
'Het water!' Rechts van hem was een plek waar de bodem iets hoger was, zodat het water er niet bleef staan. Daar sleepte hij zich onder helse pijnen heen, kreunend bij iedere nieuwe plas. De plek was bijna droog toen hij hem bereikte. De pijn nam langzaam af en hij werd zich ervan bewust dat Siona vlak voor zijn neus stond. Ze probeerde hem uit te horen met geveinsd bezorgde vragen.
'Waarom heb je last van het water?'
Last? Wat een ontoereikend woord! Maar hij kon haar vragen niet ontwijken. Ze wist nu genoeg om zelf naar het antwoord op zoek te gaan. En dat antwoord was te vinden. Met horten en stoten legde hij haar het verband uit tussen zandforel, zandworm en water. Ze hoorde hem zwijgend aan.
'Maar het vocht dan dat je me gaf...'
'Dat is gebufferd en onherkenbaar door de specie.'
'Waarom waag je je hier dan zonder wagen?'
'In de Citadel of op een wagen kan je geen Vrijman zijn.'
Ze knikte.
Hij zag het rebelse vuur in haar ogen terugkeren. Ze hoefde zich niet schuldig of afhankelijk te voelen. Ze moest nu wel in zijn Gouden Weg geloven, maar dat maakte toch geen enkel verschil? Zijn wreedheden waren onvergeeflijk! Ze kon hem afwijzen, hem een plaats in haar familie ontzeggen. Hij was geen mens, hij was heel anders dan zij. En zij kende het geheim waarmee zijn macht gebroken kon worden! Omring hem met water, vernietig zijn woestijn, pin hem vast met een gracht van folterende pijn! Dacht ze soms dat ze haar gedachten voor hem verborgen kon houden door zich af te wenden?
En wat kan ik eraan doen? vroeg hij zich af. Zij moet nu voortleven en ik moet laten zien dat ik niet gewelddadig ben.
Wat zou het, nu hij Siona's aard enigszins kende, makkelijk zijn om zich te laten gaan, om blindelings weg te zinken in zijn eigen gedachten. Het was verleidelijk, deze verzoeking om alleen in zijn herinneringen te leven, maar zijn kinderen hadden nog steeds een leerzaam voorbeeld nodig om aan het laatste gevaar dat de Gouden Weg bedreigde te kunnen ontsnappen.
Wat een -pijnlijke beslissing! Hij merkte dat hij de Bene Gesserit ineens in een heel wat vriendelijker licht ging zien. Zijn dilemma was verwant met wat zij hadden doorgemaakt toen ze op het verschijnsel Muad'Dib stuitten. Het einddoel van hun teeltprogramma - mijn vader - en zij konden hem ook niet onder de duim houden.
We moeten de bres weer op, oude makkers, dacht hij en hij kon maar nauwelijks een wrange grijns om zijn eigen theatrale gedoe onderdrukken.