Hinseberg 1962

Dit was het enige bezoek aan Agnes dat ze van plan was af te leggen. Ze dacht niet langer aan haar als Moeder. Alleen als Agnes.

Ze was net achttien geworden en zonder om te kijken had ze haar laatste pleeggezin verlaten. Ze miste hen niet, en zij haar evenmin.

In de loop van de jaren waren er vaak brieven gekomen. Dikke brieven die naar Agnes roken. Ze had er geen een geopend. Maar ze had ze ook niet weggegooid. Ze lagen in een koffer te wachten om misschien op een goede dag te worden gelezen.

Dat was ook het eerste dat Agnes vroeg: ‘Darling, heb je mijn brieven gelezen?’

Mary keek Agnes aan zonder te antwoorden. Ze had haar vier jaar lang niet gezien, en ze moest weer aan haar gelaatstrekken wennen, voordat ze iets kon zeggen.

Het verbaasde haar hoe weinig invloed het verblijf in de gevangenis op Agnes had gehad. Aan de kleding had ze niets kunnen doen, dus de elegante mantelpakjes en jurken waren slechts een herinnering, maar verder was duidelijk te zien dat ze zichzelf en haar uiterlijk met dezelfde bezetenheid verzorgde als voorheen. Ze had net haar haar laten doen, nu in een modern suikerspinkapsel, de eyeliner was volgens de mode dik aangebracht en in de ooghoeken extra aangezet, en haar nagels waren net zo lang als Mary zich herinnerde. Nu trommelde ze er ongeduldig mee terwijl ze op een antwoord wachtte.

Het duurde nog even voordat Mary begon te praten. ‘Nee, ik heb ze niet gelezen. En noem me niet “darling”,’ zei ze en ze wachtte nieuwsgierig op Agnes’ reactie. Ze was niet langer bang voor de vrouw tegenover zich. Toen de haat begon te groeien, had het monster in haar die angst opgegeten. Met zoveel haat was er geen plaats voor angst.

Agnes vond dit een uitstekende gelegenheid om theatraal te reageren.

‘Heb je ze niet gelezen?’ schreeuwde ze. ‘Ik zit hier opgesloten terwijl jij je buiten in alle vrijheid amuseert en god mag weten wat uitspookt, en de enige vreugde die ik heb is dat ik weet dat mijn lieve dochter de brieven leest waar ik zoveel uren aan besteed. En jij hebt me geen enkele brief gestuurd, je hebt in vier jaar geen één keer gebeld!’ Agnes snikte nu luid, maar er kwamen geen tranen. Die zouden immers de perfect aangebrachte eyeliner verpesten.

‘Waarom heb je het gedaan?’ vroeg Mary zachtjes.

Agnes stopte abrupt met huilen en pakte rustig een sigaret, die ze zorgvuldig aanstak. Na een paar diepe halen antwoordde ze met dezelfde enge kalmte: ‘Omdat hij me bedroog. Hij dacht dat hij me kon verlaten.’

‘Had je hem niet gewoon kunnen laten gaan?’ Mary leunde naar voren om geen woord te missen. Ze had zichzelf deze vragen zo vaak gesteld dat ze nu niet het gevaar wilde lopen ook maar een lettergreep te missen.

‘Geen enkele man verlaat mij,’ herhaalde Agnes. ‘Ik deed wat ik moest doen,’ zei ze. Toen verplaatste ze haar koude blik naar Mary en voegde eraan toe: ‘Daar weet jij alles van, toch?’

Mary wendde haar blik af. Het monster in haar bewoog onrustig. Ze zei abrupt: ‘Ik wil dat je het huis in Fjällbacka op mijn naam zet. Ik ben van plan daar te gaan wonen.’

Agnes keek alsof ze wilde protesteren, en Mary haastte zich eraan toe te voegen: ‘Als je in de toekomst contact met mij wilt hebben, doe je wat ik nu zeg. Als jij het huis op mijn naam laat zetten, beloof ik dat ik jouw brieven zal lezen en je zal schrijven.’

Agnes aarzelde, dus ging Mary snel verder: ‘Ik ben het enige dat je nu nog hebt. Het is misschien niet veel, maar ik ben het enige dat je nog hebt.’

Gedurende een paar ondraaglijk lange seconden wikte Agnes de voors en tegens tegen elkaar af, ze schatte in wat voor haar het beste zou zijn, en uiteindelijk leek ze een besluit te hebben genomen.

‘Goed, dan spreken we dat af. Niet dat ik begrijp wat je in dat gat wilt doen, maar als jij het wilt, dan…’ Ze haalde haar schouders op en Mary voelde de vreugde in haar hart toenemen.

Dit plan had ze het afgelopen jaar opgevat. Ze zou overnieuw beginnen. Een heel nieuw mens worden. Ze zou al het oude dat als een muffe oude deken om haar heen lag, van zich afschudden. Het verzoek tot naamswijziging was al ingediend, toegang tot het huis in Fjällbacka was stap twee en ze was al begonnen aan haar nieuwe uiterlijk te werken. Ze had al een maand lang geen enkele overbodige calorie binnengekregen en de dagelijkse ochtendwandeling van een uur begon ook haar vruchten af te werpen. Alles zou anders worden. Alles zou nieuw worden.

Het laatste dat ze hoorde toen ze Agnes in de bezoekersruimte achterliet, was haar verbaasde stem: ‘Ben je afgevallen?’

Mary draaide zich niet om om te antwoorden. Ze was op weg om een nieuw mens te worden.

 

 

Image

 

 

De volgende dag was de storm gaan liggen en liet het herfstweer zich van zijn beste kant zien. De bladeren die de wind en regen hadden overleefd waren rood en goudgeel en zwaaiden nu langzaam heen en weer in een licht briesje. De zon gaf weliswaar geen warmte, maar pepte wel het humeur op en haalde de ergste guurheid uit de lucht; de guurheid die onder je kleren kroop en je lichaam koud en vochtig maakte.

Patrik zat in de keuken en slaakte een zucht. Lilian weigerde nog steeds te praten, ondanks alle bewijzen die ze tegen haar hadden. Het waren er in elk geval genoeg om de voorlopige hechtenis te verlengen en ze hadden nog steeds tijd om op haar in te praten.

‘Hoe gaat het?’ vroeg Annika, die binnenkwam om haar koffiekop te vullen.

‘Niet geweldig,’ zei Patrik en hij zuchtte nog een keer diep. ‘Ze is keihard. Zegt geen woord.’

‘Maar hebben we een bekentenis nodig? De bewijzen zijn toch voldoende?’

‘Ja, op zich wel,’ zei Patrik. ‘Maar wat ontbreekt, is het motief. Dat ze haar eerste echtgenoot heeft gedood en ook haar tweede heeft geprobeerd te vermoorden, daar kan ik met een beetje fantasie wel een aantal plausibele motieven voor bedenken, maar Sara?’

‘Hoe wist je dat zij Sara heeft vermoord?’

‘Dat wist ik niet,’ antwoordde Patrik. ‘Maar door dit hele gedoe besefte ik dat iemand had gelogen over de ochtend dat Sara verdween, en die iemand moest Lilian zijn.’ Hij zette de kleine cassetterecorder aan die voor hem op de keukentafel stond. Morgans stem vulde de ruimte: ‘Ik heb het niet gedaan. Ik kan niet voor de rest van mijn leven in de gevangenis zitten. Ik heb haar niet vermoord. Ik weet niet hoe haar jas bij mij terecht is gekomen. Ze had hem aan toen ze haar huis inging. Alsjeblieft, laat me gaan.’

‘Hoorde je dat?’ zei Patrik.

Annika schudde haar hoofd. ‘Nee, ik hoorde niets bijzonders.’

‘Luister nog een keer, heel goed.’ Hij spoelde de cassette terug en drukte weer op play.

‘Ik heb het niet gedaan. Ik kan niet voor de rest van mijn leven in de gevangenis zitten. Ik heb haar niet vermoord. Ik weet niet hoe haar jas bij mij terecht is gekomen. Ze had hem aan toen ze haar huis inging. Alsjeblieft, laat me gaan.’

‘Ze had hem aan toen ze haar huis ínging,’ zei Annika zachtjes.

‘Precies,’ zei Patrik. ‘Lilian beweerde dat Sara naar buiten was gegaan en toen niet is teruggekomen, maar Morgan zag haar het huis weer ingaan. En de enige die reden kon hebben om daarover te liegen was Lilian. Waarom zou ze anders niet hebben verteld dat Sara weer was thuisgekomen?’

‘Maar hoe kun je je eigen kleinkind verdrinken, en waarom dwong ze Sara de as door te slikken?’ zei Annika, terwijl ze langzaam haar hoofd schudde.

‘Ja, dat is precies wat ik wil weten,’ zei Patrik gefrustreerd. ‘Maar ze zit maar te glimlachen en weigert iets te zeggen, geen bekentenis en niets ter verdediging.’

‘En dat jongetje dan?’ ging Annika verder. ‘Waarom heeft ze dat met hem gedaan? En met Maja?’

‘Ik denk dat Liam alleen een afleidingsmanoeuvre was,’ antwoordde Patrik en hij draaide het koffiekopje rond in zijn handen. ‘Volgens mij was het gewoon toeval dat het Liam was en ik denk dat ze de aandacht van haar familie wilde afleiden, ja, vooral van Niclas, waarschijnlijk. En dat ze Maja aanviel, was volgens mij een manier om wraak te nemen omdat ik onderzoek deed naar haar en haar familie.’

‘Ja, ik hoorde dat je ook wat geluk hebt gehad toen je ontdekte dat Lennart was vermoord en Stig bijna het volgende slachtoffer was geworden.’

‘Ja, maar helaas kan ik me wat dat betreft niet beroemen op slimmigheid. Als ik niet naar Crime Night op Discovery had gekeken, hadden we het waarschijnlijk nooit ontdekt. Maar toen ze beschreven hoe een vrouw in de vs haar echtgenoten vergiftigde, en dat bij een van hen aanvankelijk de diagnose Guillain-Barré werd gesteld, ging er een lampje branden. Erica had verteld dat Charlottes vader aan een zenuwziekte was overleden en toen ik dat combineerde met Stigs ziekte… Twee echtgenoten met dezelfde zeldzame symptomen, dan ga je toch nadenken. Dus maakte ik Erica wakker, en zij bevestigde dat Charlotte had gezegd dat haar vader aan Guillain-Barré was overleden. Maar ik wist het niet honderd procent zeker toen ik het ziekenhuis belde. Het was heel fijn toen uit de onderzoeksresultaten bleek dat Stig enorm hoge arsenicumwaarden in zijn lijf had. Maar ik zou zo graag van haar horen waaróm ze het heeft gedaan. Ze weigert iets te zeggen!’ Met een gefrustreerd gebaar haalde hij zijn hand door zijn haar.

‘Tja, je kunt niet meer dan je best doen,’ zei Annika en ze draaide zich om om weg te gaan. Toen wendde ze zich weer tot Patrik en zei: ‘Heb je het laatste nieuws trouwens al gehoord?’

‘Nee, wat dan?’ antwoordde Patrik vermoeid en maar matig enthousiast.

‘Ernst is echt de laan uit gestuurd. En Mellberg heeft een of andere vrouw aangenomen. Kennelijk is er van hogerhand enige druk op hem uitgeoefend over de scheve geslachtsverhoudingen hier.’

‘Ach, ach, het arme mens,’ grinnikte Patrik. ‘Laten we hopen dat het een vrouw is die van zich af kan bijten.’

‘Ja, verder weet ik niets over haar, dus we moeten maar zien wie er komt. Ze komt kennelijk over een maand.’

‘Het komt vast goed,’ zei Patrik. ‘Vergeleken met Ernst is alles tenslotte een verbetering.’

‘Ja, daar heb je helemaal gelijk in,’ zei Annika. ‘En kop op. Het gaat er tenslotte om dat de moordenaar is gepakt. Waarom ze het heeft gedaan, is een zaak tussen haar en onze schepper.’

‘Ik heb het nog niet opgegeven,’ morde Patrik en hij stond op om een nieuwe poging te wagen.

Hij haalde Gösta en samen brachten ze Lilian naar de verhoorkamer . Na een paar dagen in de cel zag ze er wat minder verzorgd uit, maar ze was volstrekt kalm. Afgezien van haar irritatie toen ze haar in de wachtkamer van het ziekenhuis hadden opgehaald, had ze een uiterst beheerste indruk gemaakt. Niets van wat ze hadden gezegd had haar uit haar evenwicht gebracht en Patrik begon inmiddels te wanhopen of het hun wel zou lukken. Maar hij moest het gewoon nog een laatste keer proberen. Daarna mocht de officier van justitie het overnemen. De bewijzen waren tenslotte nu al meer dan voldoende. Maar hij wilde echt een antwoord van haar horen over Maja. Hij was zelf onder de indruk dat hij zijn woede tegenover Lilian zo in toom had weten te houden, maar hij had zich dan ook voortdurend op een duidelijk doel gericht. Het belangrijkste was dat Lilian werd veroordeeld en dat ze indien mogelijk een verklaring kregen. Zijn eigen persoonlijke gevoelens laten meespelen zou dat doel niet hebben gediend. Hij wist ook dat de minste uitbarsting van zijn kant zou betekenen dat hij met onmiddellijke ingang van de verhoren werd gehaald. De ogen van de anderen waren al op hem gericht vanwege zijn persoonlijke betrokkenheid bij de zaak.

Hij haalde diep adem en begon toen.

‘Sara wordt vandaag begraven. Wist je dat?’

Gösta en hij zaten beiden aan een kant van de tafel en Lilian zat tegenover hen. Ze schudde haar hoofd.

‘Had je erbij willen zijn?’

Ze haalde alleen maar haar schouders op en glimlachte raadselachtig.

‘Wat voelt Charlotte nu voor je, denk je?’ Hij veranderde voortdurend van onderwerp in de hoop een kwetsbaar punt te vinden, waardoor ze zou reageren. Maar tot nog toe was ze welhaast onmenselijk onaangedaan.

‘Ik ben haar moeder,’ antwoordde Lilian kalm. ‘Daar kan ze nooit iets aan veranderen.’

‘Denk je dat ze dat zou willen?’

‘Misschien. Maar wat zij wil, verandert niets.’

‘Denk je dat ze wil weten waarom je het allemaal hebt gedaan?’ vroeg Gösta nu. Hij keek Lilian met een intense blik aan, ook op zoek naar een barst in haar ogenschijnlijk ondoordringbare pantser.

Lilian antwoordde niet, en keek in plaats daarvan onverschillig naar haar nagels.

‘We hebben de bewijzen, Lilian, dat weet je. We hebben ze al een keer met je doorgenomen. We twijfelen er geen seconde aan dat je twee mensen hebt vermoord en schuldig bent aan een moordpoging op een derde persoon. Voor de arsenicumvergiftiging van Lennart en Sig krijg je vele, vele jaren gevangenisstraf. Het kost je dus niets om over de moord op Sara te praten. Dat iemand haar echtgenoot vermoordt, is niets nieuws, daar kan ik wel duizend redenen voor bedenken, maar waarom je kleinkind, waarom Sara? Ergerde je je aan haar? Werd je boos op haar en kon je je niet beheersen? Kreeg ze weer een uitbarsting en wilde je haar kalmeren door haar in bad te doen? En liep het toen uit de hand? Vertel het ons!’

Maar net als bij de eerdere verhoren kregen ze geen antwoord van haar. Ze glimlachte alleen toegeeflijk.

‘We hebben de bewijzen!’ herhaalde Patrik, nu met toenemende ergernis. ‘De analyses hebben aangetoond dat de monsters van Lennart hoge waarden van arsenicum bevatten, en hetzelfde geldt voor Stig. We hebben zelfs kunnen bewijzen dat de arsenicumvergiftiging het afgelopen halfjaar in steeds grotere doses heeft plaatsgevonden. We hebben de arsenicum in een oud blik met rattengif gevonden dat je in de kelder bewaarde. In Sara’s longen zijn sporen aangetroffen van de as die op jouw slaapkamer stond. Je hebt een klein kind met dezelfde as ingesmeerd om ons om de tuin te leiden, en je hebt ook Sara’s jas in Morgans huisje gelegd om de schuld op hem te schuiven. Dat Kaj een pedofiel bleek te zijn, was alleen maar mazzel voor jou. Maar we hebben ook Morgans getuigenverklaring op de band staan. Daarin zegt hij dat hij Sara weer naar binnen zag gaan, en daarover heb jij tegen ons gelogen. We weten dat jij Sara hebt vermoord. Help ons nu, help je dochter zodat ze weer verder kan. Vertel ons waarom! En mijn dochter, wat was de reden dat je haar uit haar wagen haalde? Wilde je mij te grazen nemen? Zeg iets tegen me!’

Lilian tekende met haar wijsvinger kleine cirkels op de tafel. Ze had Patriks verzoek al vaker gehoord, maar ook deze keer leverde het geen resultaat op.

Patrik merkte dat hij zijn humeur begon te verliezen en zag in dat het beter was om te stoppen voordat hij iets doms deed. Hij stond met een heftige beweging op, dreunde de verplichte woorden op om het verhoor te beëindigen en liep naar de deur. In de deuropening draaide hij zich om.

‘Wat jij doet is onvergeeflijk. Jij kunt ervoor zorgen dat je dochter dit kan afsluiten, maar je kiest ervoor dat niet te doen. Dat is niet alleen onvergeeflijk, dat is onmenselijk.’

Hij vroeg Gösta Lilian terug te brengen naar haar cel. Hij kon haar geen seconde langer aankijken. Heel even had hij gemeend recht in het kwaad te kijken.

‘Die stomme vrouwen ook met wie je altijd wordt opgescheept,’ mopperde Mellberg. ‘Nu krijgen we er ook een op het werk. Ik begrijp niet waarom ze zo’n quotum instellen. Ik dacht in mijn onschuld dat ik mijn eigen personeel mocht kiezen, maar nee hoor, in plaats daarvan sturen ze me zo’n vrouw, die natuurlijk niet eens weet hoe ze haar uniform moet dichtknopen. Is dat nou juist?’

Simon antwoordde niet en keek alleen maar naar zijn bord.

Het voelde ongewoon om thuis te lunchen, maar dat was ook een onderdeel van het vader-en-zoonproject dat Mellberg was begonnen. Hij had zelfs de moeite genomen wat groenten te snijden, terwijl hij normaal gesproken nooit groenten in zijn koelkast had liggen. Mellberg zag echter tot zijn ergernis dat Simon de komkommer en de tomaten niet had aangeraakt, in plaats daarvan had hij zich geconcentreerd op de gehaktballetjes en de macaroni, die hij met een enorme laag ketchup had bedekt. Nou ja, ketchup was gemaakt van tomaten, dus dat kon nog wel.

Hij liet het enerverende onderwerp voor wat het was. Het bezorgde hem alleen maar een verhoogde bloeddruk als hij over de nieuwe medewerkster moest nadenken. In plaats daarvan richtte hij zich op de toekomstplannen van zijn zoon.

‘En, heb je al over een baan nagedacht? Als je vindt dat de middelbare school je niet veel te bieden heeft, kan ik je vast wel helpen een baantje te vinden. Niet iedereen kan een studiehoofd hebben en als je maar half zo handig bent als je vader…’ grinnikte Mellberg.

Een minder ervaren vader zou zich misschien zorgen hebben gemaakt als zijn zoon zo weinig initiatief toonde ten aanzien van zijn eigen toekomst, maar Mellberg was vol vertrouwen. Het was vast alleen maar een tijdelijke dip en niets om je druk om te maken. Hij overwoog wat hij het liefst wilde dat de jongen werd, advocaat of arts. Advocaat, besloot hij. Artsen verdienden tegenwoordig niet meer zoveel. Maar zolang hij zijn zoon niet op dat spoor kon krijgen, moest hij zich wat op de achtergrond houden en de jongen enige speelruimte geven. Als hij merkte hoe hard de wereld kon zijn, zou hij vast wijzer worden. Simons moeder had hem weliswaar verteld dat de jongen voor bijna elk vak een onvoldoende had en dat kon natuurlijk problemen opleveren, maar Mellberg dacht positief. Die slechte cijfers kwamen vast doordat de jongen thuis geen steun had gekregen, want de intelligentie moest er wel zijn, anders had Moeder Natuur hun een bijzonder vreemde poets gebakken.

Simon kauwde futloos op een gehaktbal en leek niet erg genegen om Mellbergs vraag te beantwoorden.

‘En, wat vind je van een baan?’ herhaalde Mellberg, een beetje geïrriteerder nu. Hij zat hier zijn best te doen een band met hem op te bouwen en dan nam Simon niet eens de moeite te antwoorden.

Zonder met zijn trage gekauw te stoppen zei Simon na enige stilte: ‘Nee, ik denk van niet.’

‘Wat bedoel je, ik denk van niet?’ zei Mellberg verontwaardigd. ‘Wat denk je dan wel? Dat je hier onder mijn dak kunt wonen en mijn eten kunt opeten terwijl je de hele dag zit te lummelen? Denk je dat soms?’

Simon knipperde niet eens met zijn ogen. ‘Nee, ik denk dat ik weer terugga naar ma.’

De mededeling trof Mellberg als een klap in zijn gezicht. Hij voelde iets raars in zijn hartstreek, het was bijna of het pijn deed.

‘Terug naar je ma?’ zei Mellberg onnozel, alsof hij zijn oren niet kon geloven. Wat hij ook niet deed. Dit was een alternatief dat hij niet eens had overwogen.

‘Maar, ik dacht dat je het daar niet naar je zin had? Dat je “dat stomme mens haatte”, zoals je zelf zei toen je hier kwam.’

‘Ach, ma is oké,’ zei Simon en hij keek door het raam naar buiten.

‘En ik dan?’ zei Mellberg zeurderig. Hij kon de teleurstelling die hij voelde niet verbergen. Hij had er spijt van dat hij zo hard was geweest. Het was misschien niet zo nodig dat de jongen nu al ging werken. Die tijd kwam vanzelf, dus als hij het nog een poosje kalm aan zou doen, was dat misschien niet zo erg.

Hij haastte zich zijn nieuwe gezichtspunt te verkondigen, maar dat had niet het beoogde effect.

‘Ach, daar gaat het eigenlijk niet om. Ma zal me vast ook dwingen te gaan werken. Het zijn mijn maten, weet je. Thuis heb ik een heleboel kameraden en hier ken ik geen kip en…’ Hij liet de zin wegsterven.

‘Maar alle dingen die we samen hebben gedaan,’ zei Mellberg. ‘Vader en zoon, weet je wel. Ik dacht dat je het leuk vond om eindelijk met je oude vader op te trekken. Dat je me leerde kennen en zo.’

Mellberg zocht wanhopig naar argumenten. Hij kon niet begrijpen dat hij nog geen twee weken geleden zo in paniek was geweest omdat zijn zoon zou komen. Hij had zich af en toe wel aan hem geërgerd, maar toch. Voor het eerst in zijn leven had hij een gevoel van verwachting gehad als hij na een werkdag de sleutel in het slot stak. En nu zou dat allemaal weer verdwijnen.

De jongen haalde zijn schouders op. ‘Je bent jofel geweest. Het heeft niets met jou te maken. Maar het was nooit de bedoeling dat ik hierheen zou verhuizen. Dat soort dingen zegt ma alleen als ze boos is. Ze heeft me vroeger wel naar oma gestuurd, maar nadat zij ziek werd, wist ma kennelijk niet wat ze met mij aan moest. Ik heb haar gisteren gesproken en ze is nu weer gekalmeerd en wil dat ik thuiskom. Dus ik vertrek morgenochtend met de trein van negen uur,’ zei hij zonder Mellberg aan te kijken. Toen keek hij op. ‘Maar het is leuk geweest. Echt waar. En jij bent enorm jofel geweest en je hebt echt je best gedaan en zo. Dus ik kom graag af en toe bij je langs, als jij dat goedvindt…’ Hij leek even te aarzelen, maar voegde er toen aan toe: ‘Pa.’

Een warmte verspreidde zich in Mellbergs borst. Dit was de eerste keer dat de jongen hem pa had genoemd. Verdomme, het was überhaupt de eerste keer dat iemand hem pa noemde.

Het voelde ineens wat minder erg dat de jongen zou vertrekken. Hij zou immers langskomen. Bij pa.

Het was het moeilijkste dat ze ooit hadden gedaan, maar tegelijkertijd gaf het hun het gevoel dat ze iets afsloten en een basis voor de toekomst konden bouwen. Toen de kleine witte kist in de grond verdween, klampten ze zich aan elkaar vast. Niets ter wereld kon erger zijn dan dit. Afscheid nemen van Sara.

Ze hadden ervoor gekozen het in absoluut besloten kring te doen. De plechtigheid in de kerk was kort en eenvoudig geweest. Zij hadden het zo gewild. Alleen zij en de dominee. En nu stonden ze alleen bij het graf. De dominee had de woorden uitgesproken die het moment vereiste, en daarna had hij zich stilletjes verwijderd. Ze hadden één roos op de kist gegooid en die scheen felroze tegen het witte hout. Roze was Sara’s lievelingskleur geweest. Misschien omdat het zo vloekte met haar rode haar. Sara had nooit de makkelijkste weg gekozen.

De haat tegen Lilian was nog steeds vers en springlevend. Charlotte merkte dat ze zich schaamde om in de stilte op het kerkhof te staan terwijl er zoveel haat uit elke porie van haar lichaam stroomde. Misschien zou het in de loop van de tijd stoppen, maar vanuit haar ooghoek zag ze de berg aarde die over haar vaders graf was gevormd toen hij voor de tweede keer naar zijn laatste rustplaats was gebracht, en ze vroeg zich af hoe ze ooit iets anders zou kunnen voelen dan woede en verdriet.

Lilian had niet alleen Sara van haar afgepakt, maar ook haar vader, en dat zou ze haar nooit vergeven. Hoe kon ze ook? De dominee had over vergeving gesproken als een manier om de pijn te laten wijken, maar hoe schenk je een monster vergiffenis? Ze begreep niet eens waarom haar moeder deze verschrikkelijke dingen had gedaan, en de zinloosheid van de daden verveelvoudigde de woede en pijn die ze voelde. Was ze helemaal gek, of had ze vanuit een eigen gestoorde logica gehandeld? Dat ze dat misschien nooit te weten zouden komen, maakte het veel moeilijker om het verlies te dragen en ze zou de woorden, de verklaring wel uit haar moeders mond willen trekken.

Behalve alle bloemen van mensen uit het dorp die hun deelneming wilden betuigen, waren er twee kleine kransen naar de kerk gebracht. De ene was afkomstig van Niclas’ moeder. Die was naast de kist gelegd en daarna naar het kerkhof gedragen om bij de eenvoudige kleine grafsteen te worden gelegd. Asta had ook contact met hen opgenomen en gevraagd of ze de begrafenis mocht bijwonen. Ze hadden vriendelijk nee gezegd, omdat ze dat moment voor zichzelf wilden hebben, maar in plaats daarvan hadden ze haar gevraagd of ze op Albin wilde passen. Dat had Asta heel graag willen doen.

De andere krans was afkomstig van Charlottes oma. Zonder eigenlijk te weten waarom had Charlotte geweigerd de krans bij de kist te hebben en ze had opgedragen hem weg te gooien. Ze had altijd gevonden dat Lilian heel erg op haar moeder leek. Op de een of andere manier wist ze instinctief dat het kwaad van haar kwam.

Ze bleven lange tijd zonder iets te zeggen bij het graf staan, met hun armen om elkaar heen. Daarna liepen ze langzaam weg. Charlotte stopte kort bij het graf van haar vader. Ze knikte even ten afscheid. Voor de tweede keer in haar leven.

Vreemd genoeg voelde ze zich in de kleine cel voor het eerst in vele, vele jaren veilig. Lilian lag op haar zij op de smalle brits en haalde kalm en diep adem. Ze begreep de frustratie van de mensen die alle vragen aan haar stelden niet. Wat maakte het uit waarom ze het had gedaan? Alleen de consequentie, het resultaat telde. Zo was het toch altijd? Maar nu waren ze plotseling geïnteresseerd in de weg erheen, de redenering, de eventuele logica, verklaringen, waarheden.

Ze had hun kunnen vertellen over de kelder. Over de zware, zoete geur van Moeders parfum. Over haar stem die zo verleidelijk was als ze haar ‘darling’ noemde. En ze had kunnen vertellen over de wrange, droge smaak in haar mond, over het monster dat in haar bewoog, altijd waakzaam, voortdurend gereed om te handelen. En ze had natuurlijk kunnen beschrijven hoe haar handen, die trilden van haat, niet van vrees, voorzichtig het gif in Vaders thee goten en die vervolgens goed omroerden, waardoor het gif oploste en in de hete drank verdween. Gelukkig wilde hij zijn thee altijd heel zoet hebben.

Dat was haar eerste les geweest. Dat ze beloften nooit kon geloven. Moeder had immers beloofd dat alles heel anders zou worden. Als Vader maar verdween, zouden ze een heel ander leven gaan leiden. Samen, dicht bij elkaar. Nooit meer naar de kelder, geen angst meer. Moeder zou haar aanraken, haar strelen, ze zou haar ‘darling’ noemen en nooit iets tussen hen laten komen. Maar de beloften werden net zo makkelijk verbroken als dat ze werden gegeven. Dat had ze geleerd en nooit kunnen vergeten. Soms had ze met de gedachte gespeeld dat wat Moeder over Vader had gezegd misschien niet waar was, maar die mogelijkheid had ze altijd diep weggeduwd. Die mogelijkheid mocht ze niet eens denken.

Ze had ook een andere les geleerd. Dat niemand haar ooit nog in de steek zou laten. Vader had haar in de steek gelaten. Moeder had haar in de steek gelaten. Alle gezinnen waar ze als een zielloos postpakket naartoe was gestuurd hadden haar ook in de steek gelaten door hun gebrek aan belangstelling.

Toen ze haar moeder in Hinseberg bezocht, had ze het besluit al genomen. Ze zou een nieuw leven creëren, een leven waarin ze zelf de controle had. De eerste stap was de naamsverandering geweest. Ze wilde nooit meer de naam horen die als een gif over Moeders lippen had gesijpeld. ‘Mary. Máááryy.’ In de donkere kelder had de naam tussen de muren weergalmd en haar ineen doen kruipen zodat ze heel, heel klein werd.

Ze had de naam Lilian gekozen omdat die zo anders klonk dan Mary. En omdat de naam aan een bloem deed denken, broos en etherisch, maar tegelijk sterk en soepel.

Ze had ook hard gewerkt om haar uiterlijk te veranderen. Met militaire discipline had ze zich alles ontzegd wat ze vroeger naar binnen had gepropt, en de kilo’s waren verbazend snel verdwenen, tot haar zwaarlijvigheid niet meer dan een herinnering was. En ze had het zichzelf niet toegestaan ooit nog vet te worden. Ze had er nauwlettend voor gezorgd dat haar gewicht met geen grammetje toenam en ze verachtte de mensen die niet dezelfde kracht hadden als zij, zoals haar dochter. Ze walgde van Charlottes overgewicht; het herinnerde haar veel te veel aan een tijd waaraan ze niet wilde denken. Het slappe, losse, weke vlees maakte een gevoel van razernij in haar wakker, en soms had ze zich moeten inhouden om het niet van Charlottes lichaam te rukken.

Ze hadden haar honend gevraagd of ze teleurgesteld was dat Stig het had overleefd. Ze had geen antwoord gegeven. Als ze eerlijk was, wist ze het zelf niet goed. Het was niet zo dat ze alles grondig had gepland. Het had op de een of andere manier natuurlijk geleken. En het was natuurlijk met Lennart begonnen. Met zijn gepraat dat het misschien beter voor hen was als ze uit elkaar gingen. Hij had gezegd dat hij tot de conclusie was gekomen dat ze niet meer zoveel gemeen hadden nu Charlotte het huis uit was. Ze wist niet of ze toen al, bij die eerste woorden, had besloten dat hij dood moest. Het was alsof ze alleen maar deed wat ze moest doen. Ze had het blik met rattengif gevonden toen ze het huis kochten. Ze wist niet waarom ze het niet had weggegooid. Misschien omdat ze wist dat het op een goede dag van pas zou komen.

Lennart had zijn hele leven nog nooit overhaast gehandeld, dus ze wist dat het een tijdje zou duren voordat hij echt zou verhuizen. Ze was met kleine doses begonnen, zo klein dat hij niet meteen dood zou gaan, maar groot genoeg om hem behoorlijk ziek te maken. Geleidelijk aan was hij achteruitgegaan. Ze had het prettig gevonden voor hem te zorgen. Er werd niet meer over een scheiding gesproken. In plaats daarvan had hij haar dankbaar aangekeken als ze hem eten gaf, hem een schone pyjama aantrok en het zweet van zijn voorhoofd veegde.

Soms had ze het monster onrustig voelen bewegen. Ongeduldig.

Vreemd genoeg was de gedachte dat ze betrapt zou worden nooit bij haar opgekomen. Alles ging zo natuurlijk, en de ene gebeurtenis werd gevolgd door de andere. Toen de artsen de diagnose GuillainBarré stelden, had ze dat beschouwd als een bewijs dat alles was zoals het moest zijn. Ze deed alleen maar wat ze moest doen.

Uiteindelijk verliet hij haar toch. Maar toen was het op haar voorwaarden. De belofte die ze zichzelf had gedaan, dat niemand haar ooit nog in de steek zou laten, gold nog steeds.

En daarna had ze Stig leren kennen. Hij was zo trouw en zo vol vertrouwen dat ze zeker wist dat het nooit bij hem zou opkomen bij haar weg te gaan. Hij deed alles wat ze zei, vond het zelfs goed om in het huis te gaan wonen waar zij met Lennart had gewoond. Dat was belangrijk voor haar, had ze uitgelegd. Het was haar huis. Ze had het gekocht van het geld van de verkoop van het huis dat Moeder op haar naam had laten zetten en waar ze had gewoond tot ze met Lennart trouwde. Toen had ze het tot haar grote verdriet moeten verkopen. Het huis was gewoon te klein. Ze had er altijd spijt van gehad, en het huis in Sälvik had ze altijd een slecht substituut gevonden. Maar het was in elk geval iets wat van haar was. En dat had Stig begrepen.

Maar in de loop van de jaren had ze een beginnend ongenoegen bij hem bespeurd. Het was alsof ze nooit genoeg was voor iemand. Altijd jaagden ze iets anders na, iets beters. Zelfs Stig. Toen hij dus had gezegd dat ze uit elkaar waren gegroeid en dat hij in zijn eentje opnieuw wilde beginnen, had ze geen besluit hoeven nemen. De handeling was op zijn woorden gevolgd, net zoals dinsdag na maandag kwam. En even vanzelfsprekend had hij, net als Lennart, weer vol vertrouwen op haar geleund toen zij degene werd die verzorgde, die liefhad. Hij was ook zo dankbaar geweest voor alles wat ze deed. Ze wist ook deze keer dat het afscheid onvermijdelijk was, maar wat maakte dat uit als zij het tempo en het moment bepaalde?

Lilian draaide zich om op haar andere zij en liet haar hoofd op haar handen steunen. Met nietsziende ogen staarde ze naar de muur, ze zag alleen het verleden. Niet het heden. Niet de toekomst. Het enige dat telde was de tijd die voorbij was.

Ze had de afschuw in hun gezicht gezien toen ze haar naar het meisje vroegen. Maar ze zouden het nooit begrijpen. Het kind was zo hopeloos, zo ontembaar, zo respectloos geweest. Ze had pas gemerkt hoe erg het was toen Charlotte en Niclas bij haar en Stig waren ingetrokken. Hoe slecht het meisje was. Dat had haar eerst geschokt. Maar toen had ze er de hand van het lot in gezien. Het meisje leek heel erg op Moeder. Misschien niet wat uiterlijk betreft, maar ze had dezelfde slechtheid in haar ogen. Want dat was ze in de loop van de jaren langzaam gaan inzien. Dat Moeder een slecht mens was. Genietend had ze gezien hoe de jaren haar hadden afgebroken. Ze had haar dichtbij geplaatst. Niet om haar te kunnen bezoeken, maar omdat het haar een gevoel van macht gaf dat ze haar moeder de bezoekjes kon weigeren waar zij in haar verveling zo naar verlangde. Niets verschafte haar meer vreugde dan te weten dat Moeder daar zat, zo dichtbij, maar toch zo ver weg, en vanbinnen wegrotte.

Moeder was slecht en het meisje was dat ook geweest. Lilian had gemerkt dat het meisje het gezin langzaam uit elkaar dreef en het broze huwelijk van Charlotte en Niclas vernielde. Haar voortdurende uitbarstingen en aandachttrekkerij maakten hen langzaam kapot en weldra zouden ze geen andere uitweg zien dan uit elkaar te gaan. Dat kon ze niet laten gebeuren. Zonder Niclas zou Charlotte onbeduidend zijn. Een ongeschoolde, dikke, alleenstaande moeder met kleine kinderen, zonder het respect dat een succesvolle echtgenoot met zich meebracht. Sommige mensen van Charlottes generatie zouden waarschijnlijk zeggen dat dat achterhaald was, dat het uit de mode was om status te verkrijgen door je huwelijk. Maar Lilian wist wel beter. In het dorp waar zij leefde, was status nog steeds belangrijk en zij wilde het op die manier hebben. Ze wist dat de mensen als ze over haar praatten er vaak bij zeiden: ‘Lilian Florin, ja, je weet wel, haar schoonzoon is arts.’ Dat gaf haar een zeker respect. Maar het meisje was bezig dat allemaal kapot te maken.

Dus had ze gedaan wat van haar werd geëist. Ze had van de gelegenheid gebruikgemaakt toen Sara naar Frida ging maar terugkwam omdat ze haar muts was vergeten. Eigenlijk wist ze niet waarom het net die keer werd. Maar plotseling deed de gelegenheid zich voor. Stig sliep heel vast door de slaaptabletten die hij had ingenomen en zou niet eens wakker worden als er een bom in huis ontplofte, Charlotte lag uitgeteld in de kelder en Lilian wist dat niet veel geluiden tot daar doordrongen, Albin lag te slapen en Niclas was op zijn werk.

Het was makkelijker gegaan dan ze had verwacht. Het meisje had het leuk gevonden dat ze met haar kleren aan in bad mocht. Ze had weliswaar tegengestribbeld toen Lilian Nederigheid in haar mond stopte, maar ze was niet sterk genoeg geweest. En het was helemaal geen probleem geweest haar hoofd onder water te houden. Het was wel lastig geweest om haar ongezien naar de zee te brengen. Maar Lilian wist dat het lot aan haar kant stond, dat ze niet kon falen. Ze had een deken om Sara’s lichaam gewikkeld, haar in haar armen genomen en vervolgens in het water gekieperd, waar ze haar had zien zinken. Het duurde maar een paar minuten en het geluk had haar geholpen en niemand had iets gezien, precies zoals ze wist dat het zou gaan.

Het andere was slechts een spontane ingeving geweest. Toen de politie Niclas’ doen en laten begon te onderzoeken, wist ze dat zij de enige was die hem kon redden. Ze moest hem een alibi verschaffen en had het geluk het slapende kind bij de ijzerwarenwinkel aan te treffen. Vreselijk onverantwoord om een kind op die manier alleen te laten. Zijn moeder verdiende het een lesje te krijgen. En Niclas was op zijn werk, dat had ze gecheckt, dus moest de politie hem wel als verdachte schrappen.

Dat ze Erica’s dochter aanviel, was ook als les bedoeld. Toen Niclas vertelde dat Erica tegen hem had gezegd dat het tijd was een eigen woning te zoeken, was de woede die ze voelde zo hevig geweest dat het haar zwart voor de ogen was geworden. Welk recht had Erica om een dergelijke mening te verkondigen! Met welk recht bemoeide ze zich met hun leven! Het was heel makkelijk geweest om het slapende kind naar de andere kant van het huis te dragen. De as was als waarschuwing bedoeld. Ze had niet durven blijven om Erica’s gezicht te zien als ze de buitendeur opende en zag dat haar dochter was verdwenen. Maar ze had het wel voor zich gezien en dat had haar goed gedaan.

Ze werd slaperig en sloot gewillig haar ogen. Achter de gesloten oogleden dansten allerlei gezichten in een surrealistische dans voorbij. Vader, Lennart en Sara vormden een kring. Vlak achter hen zag ze Stigs gezicht, uitgeteerd en mager. Maar in het midden van de kring was Moeder. Ze danste in een innige paardans met het monster, dicht, heel dicht tegen elkaar, wang tegen wang. Moeder fluisterde: ‘Mary, Mary, Máááryyy…’

Toen kwam de duisternis van de slaap.

Agnes zat bij het raam van het bejaardentehuis en had enorm veel medelijden met zichzelf. Buiten sloeg de regen weer tegen het raam en ze voelde bijna hoe die haar gezicht geselde.

Ze begreep niet waarom Mary niet op bezoek kwam. Waar kwam al deze haat, al deze hatelijkheid vandaan? Had ze niet altijd al het mogelijke voor haar dochter gedaan? Was ze niet de beste moeder geweest die ze maar had kunnen zijn? Alles wat onderweg verkeerd was gelopen, was toch niet haar schuld. Het was de schuld van anderen, niet van haar. Als het geluk maar ooit aan haar kant had willen staan, waren de dingen anders gelopen. Maar Mary begreep dat niet. Ze dacht dat Agnes zelf verantwoordelijk was voor de rampspoed die hen had getroffen, en hoe ze ook haar best had gedaan het uit te leggen, het meisje had niet willen luisteren. Vanuit de gevangenis had ze heel veel lange brieven geschreven, waarin ze tot in de kleinste details had uitgelegd waarom ze geen schuld had aan het gebeurde, maar het was alsof het meisje er niet ontvankelijk voor was, alsof ze ongevoelig was geworden.

Toen ze aan al het onrecht dacht, begonnen Agnes’ oude ogen te tranen. Ze had nooit iets van haar dochter gekregen, terwijl ze zelf alleen maar had gegeven en gegeven en gegeven. Alle dingen die Mary als gemenigheden van haar kant had beschouwd, waren eigenlijk alleen voor haar eigen bestwil geweest. Het was niet zo dat het haar vreugde had geschonken om haar dochter te straffen of haar te vertellen dat ze vet en lelijk was, integendeel. Nee, het had haar werkelijk pijn gedaan om zo hard te moeten zijn, maar dat was haar plicht als moeder. En een deel daarvan had resultaat opgeleverd. Want was Mary zichzelf uiteindelijk niet de baas geworden en was ze al dat vet niet kwijtgeraakt? Jawel, en dat was de verdienste van haar moeder, maar je moest niet denken dat ze daar ooit enige dank voor kreeg.

Een krachtige windstoot sloeg een tak tegen het raam. Agnes veerde op in haar rolstoel, maar glimlachte toen bij zichzelf. Ze werd toch niet schrikachtig op haar oude dag? Zij die nooit ergens bang voor was geweest. Behalve voor armoede. Dat hadden de jaren als steenhouwersvrouw haar geleerd. De kou, de honger, het vuil, de vernedering. Dat alles had haar doodsbang gemaakt om ooit weer arm te worden. Ze had gedacht dat de mannen in de vs haar voor die ellende zouden behoeden, en na hen Åke, en daarna Per-Erik. Maar ze hadden haar allemaal bedrogen. Ze hadden allemaal hun beloften aan haar verbroken, net als vader. En ze hadden allemaal hun straf gekregen.

Uiteindelijk had zij altijd het laatste woord. Het blauwe houten kistje en de inhoud daarvan hadden haar er voortdurend aan herinnerd dat alleen zij haar eigen lot bepaalde. En dat alle middelen waren toegestaan.

De as in het houten kistje had ze gehaald op de avond voordat de boot naar Amerika vertrok. Onder dekking van de duisternis was ze naar de plaats van de brand geslopen. Op de plek waarvan ze wist dat Anders en de jongens er hadden gelegen, had ze as verzameld. Waarom ze dat deed, had ze toen niet geweten, maar in de loop van de jaren was ze haar impulsieve besluit gaan begrijpen. Het houten kistje met de as stond haar nooit toe te vergeten hoe makkelijk het was om iets uit te voeren om haar eigen doelen te bereiken.

Het plan was langzaam ontstaan naarmate de dag voor het vertrek naar Amerika naderde. Ze wist dat haar lot bezegeld was als ze zich als een koe naar de andere kant van de oceaan liet verschepen met haar gezin als een blok aan haar been. Maar in haar eentje zou ze een mogelijkheid hebben om zich een andere toekomst te verschaffen. Een toekomst waarin de armoede alleen een verre en vreemde herinnering zou zijn.

Anders merkte nooit wat er gebeurde. Het mes zakte tot aan het heft diep in zijn hart, en hij viel als een dood stuk vlees voorover op de keukentafel.

De jongens lagen te slapen. Zachtjes sloop ze hun kamer in, pakte voorzichtig het kussen onder Karls hoofd en legde dat op zijn gezicht. Vervolgens ging ze er met haar volle gewicht op liggen. Het ging zo makkelijk. Hij spartelde even, maar er kwamen geen geluiden vanonder het kussen, dus Johan sliep rustig verder terwijl zijn tweelingbroer doodging. Toen was het zijn beurt. Ze herhaalde de procedure en deze keer was het een beetje moeilijker. Johan was altijd al wat steviger en sterker geweest dan Karl, maar ook hij had niet de kracht om zich lang te verzetten en even later was hij even levenloos als zijn broer. Met nietsziende ogen lagen ze naar het plafond te kijken, en Agnes voelde geen enkele emotie. Het was alsof ze de orde der dingen had hersteld. Ze hadden nooit geboren mogen worden, en nu waren ze er niet meer.

Maar voordat ze verder kon met haar leven moest ze nog iets doen. Ze pakte een grote stapel kleren van de jongens en ging toen naar Anders aan de keukentafel. Ze trok het mes uit zijn rug en sleepte hem moeizaam naar de kamer van de jongens. Hij was zoveel groter en zwaarder dan zij dat ze helemaal bezweet was toen hij eindelijk als een hoopje op de vloer lag. Ze pakte wat brandewijn die ze in huis hadden, gooide die op de stapel kleren en stak toen een sigaret aan. Genietend nam ze een paar trekjes voordat ze de brandende sigaret naast de met alcohol doorweekte kleren legde. Hopelijk zou ze een flink eind weg kunnen komen voordat alles goed vlam vatte.

Stemmen in de gang wekten Agnes uit haar herinneringen. Ze wachtte gespannen tot ze waren gepasseerd, hopend dat ze niet op weg waren naar haar, en ontspande zich pas toen ze hoorde dat ze doorliepen.

Ze had niet hoeven doen alsof ze geschokt was toen ze terugkwam en de brand zag. Ze had nooit gedacht dat die zo krachtig zou zijn en zich zo snel zou verspreiden. Maar alles was vernietigd, het was in elk geval precies volgens plan verlopen. Niemand had ook maar een moment gedacht dat Anders en de kinderen niet bij de brand om het leven waren gekomen.

In de dagen daarna voelde ze zich zo heerlijk vrij dat ze soms naar haar voeten moest kijken om zich ervan te vergewissen dat ze niet zweefde. Naar buiten toe hield ze de schijn op, speelde de treurende weduwe en moeder, maar vanbinnen had ze de mensen uitgelachen omdat ze zo dom en simpel waren en zich zo makkelijk om de tuin lieten leiden. En de grootste idioot van allemaal was haar vader geweest. Ze had hem zo graag willen vertellen wat ze had gedaan, haar handen hadden gejeukt om hem het misdrijf als een bloederige scalp voor te houden en te zeggen: ‘Kijk wat je hebt gedaan, kijk waartoe je me hebt gedreven toen je me die dag als een Babylonische hoer wegstuurde.’ Maar ze beheerste zich. Al wilde ze de schuld heel graag met hem delen, ze zou toch meer profijt hebben van zijn medelijden.

Het had goed gewerkt. Haar plan had helemaal uitgepakt zoals ze had gewenst en gehoopt, maar toch was de pech haar blijven achtervolgen. De eerste jaren in New York waren precies zo geweest als ze had gedroomd toen ze in de steenhouwersbarak had zitten fantaseren, maar daarna was haar wederom het leven geweigerd dat ze verdiende. Altijd dat onrecht.

Agnes voelde de woede in haar hart toenemen. Ze wilde zich bevrijden uit deze oude, walgelijke schil. Ze wilde zich er als een pop van ontdoen en eruit komen als de mooie vlinder die ze ooit was geweest. Ze rook haar eigen geur van ouderdom in haar neusgaten en moest er bijna van braken.

Een troostende gedachte kwam in haar hoofd opzetten: misschien kon ze haar dochter vragen het blauwe kistje op te sturen. Daar had ze toch niets aan, en Agnes zou graag nog een laatste keer de inhoud ervan door haar vingers laten glijden. Dat zou ze doen. Ze zou Mary om het kistje vragen. Als haar dochter het zelf kwam brengen, zou ze misschien zelfs vertellen wat erin zat. Als ze het spul in de kelder in Mary’s mond stopte, had ze het altijd Nederigheid genoemd. Maar eigenlijk had ze het meisje Doelbewustheid willen geven. De kracht om te doen wat nodig was om te bereiken wat je wilde. Ze dacht dat ze daarin was geslaagd toen het meisje aan haar wensen ten aanzien van Åke had voldaan. Maar daarna was alles ingestort.

Ze kon niet wachten tot ze het kistje weer mocht vasthouden. Agnes strekte een bevende, gerimpelde hand uit naar de telefoon, maar bevroor midden in de beweging. Toen viel haar hand met een plof tegen haar zij en haar hoofd viel op haar borst. Haar ogen staarden nietsziend naar de muur en een straaltje speeksel stroomde uit haar mondhoek over haar kin.

Er was een week verstreken sinds Martin en hij Lilian in het ziekenhuis hadden opgehaald en het was een week vol opluchting, maar ook vol frustratie geweest. Opluchting omdat ze Sara’s moordenaar hadden gevonden, maar frustratie omdat Lilian nog steeds niet wilde vertellen waarom ze het had gedaan.

Patrik legde zijn benen op de salontafel en strekte zich met zijn handen in zijn nek uit. Hij had de afgelopen week vaker thuis kunnen zijn en dat suste zijn geweten enigszins. Bovendien leken de dingen thuis wat op orde te komen. Glimlachend keek hij naar Erica, die met resolute bewegingen de wagen met Maja heen en weer duwde over de drempel van de hal. Hij had zich deze techniek inmiddels ook eigen gemaakt en nu duurde het meestal niet meer dan vijf minuten voordat Maja in slaap viel.

Voorzichtig duwde Erica de kinderwagen de studeerkamer in en deed de deur dicht. Het betekende dat Maja sliep en dat ze samen minstens veertig minuten rust zouden hebben, Erica en hij.

‘Zo, ze slaapt,’ zei Erica en ze kroop naast Patrik op de bank. Erica’s zwaarmoedigheid leek grotendeels verdwenen, hoewel hij er nog steeds korte glimpen van kon zien als Maja een dreinerige dag had. Maar ze waren absoluut op de goede weg en hij was van plan zijn steentje bij te dragen om de situatie nog verder te verbeteren. Het plan dat een week geleden vorm had gekregen, had zich nu uitgekristalliseerd en het laatste praktische detail was gisteren geregeld, met de welwillende hulp van Annika.

Hij wilde net zijn mond openen toen Erica zei: ‘Bah, ik ben vanochtend zo stom geweest om op de weegschaal te gaan staan.’

Ze zweeg en Patrik voelde de paniek op komen zetten. Moest hij iets zeggen? Moest hij juist niets zeggen? In discussie gaan over het gewicht van zijn vrouw was vergelijkbaar met het betreden van een mijnenveld: hij moest steeds heel goed nadenken waar hij zijn voeten zou neerzetten.

Het was nog steeds stil en hij vermoedde dat het de bedoeling was dat hij iets zou zeggen. Hij zocht koortsachtig naar een geschikt antwoord en voelde dat zijn mond droog werd toen hij voorzichtig zei: ‘O ja?’

Hij wilde zichzelf wel voor zijn kop slaan. Was dat het meest intelligente dat hij kon bedenken? Maar hij leek nog niet op een mijn te hebben getrapt en Erica ging met een zucht verder: ‘Ja, ik weeg nog steeds tien kilo meer dan voor de zwangerschap. Ik had gedacht dat het makkelijker zou zijn om de zwangerschapskilo’s kwijt te raken.’

Voorzichtig, heel voorzichtig zocht hij zijn weg naar veilige grond. Uiteindelijk zei hij: ‘Maja is nog niet zo oud. Je moet een beetje geduld hebben. Ik ben er zeker van dat de kilo’s verdwijnen als je geen borstvoeding meer geeft. Je zult zien dat alles weg is als ze een halfjaar is.’ Patrik hield zijn adem in en wachtte hoe ze zou reageren.

‘Ja, waarschijnlijk heb je gelijk,’ zei Erica en hij slaakte een zucht van verlichting. ‘Maar ik voel me zo vreselijk onaantrekkelijk. Mijn buik hangt, mijn borsten zijn enorm en er lekt melk uit, ik zweet voortdurend, om het maar niet te hebben over die stomme jeugdpuistjes die ik van de hormonen krijg…’

Ze lachte alsof wat ze net had gezegd een grapje was, maar hij hoorde hoe wanhopig de onderliggende toon was. Erica was nooit bijzonder gefixeerd geweest op haar uiterlijk, maar hij begreep dat het moeilijk moest zijn om te accepteren dat je lichaam en uiterlijk in relatief korte tijd zo waren veranderd. Hij was zelf ook niet zo blij met de oudemannetjesbuik die hij had gekregen in de periode dat Erica’s buik dikker werd. En die was sinds Maja’s geboorte ook niet noemenswaardig kleiner geworden.

Vanuit zijn ooghoek zag hij dat Erica een traantje wegpinkte en ineens wist hij dat hij geen betere gelegenheid zou krijgen.

‘Blijf zitten,’ zei hij opgewonden en hij vloog op van de bank. Erica keek hem vragend aan, maar gehoorzaamde. Hij voelde haar ogen in zijn rug toen hij in zijn zakken naar iets graaide, wat hij vervolgens handig wegmoffelde toen hij naar haar terugliep.

Met een aandoenlijk gebaar knielde hij voor haar neer en pakte plechtig haar hand in de zijne. Hij zag dat het kwartje al was gevallen en hoopte maar dat wat hij in haar ogen zag een glimp van vreugde was. Ze keek in elk geval vol verwachting. Hij schraapte zijn keel, omdat zijn stem plotseling onvast begon te voelen.

‘Erica Sofia Magdalena Falck, zou je je kunnen indenken een eerbaar man van mij te maken door met me te trouwen?’

Hij wachtte niet op haar antwoord, maar pakte met trillende vingers het blauwe fluwelen doosje dat hij in zijn achterzak had verstopt. Met enige moeite kreeg hij het deksel open en hij hoopte dat Annika en hij er met vereende krachten in waren geslaagd een ring te vinden die Erica beviel.

Zijn onderrug begon een beetje pijn te doen omdat hij al zo lang op zijn knieën zat en de stilte begon ook verontrustend lang te duren. Hij realiseerde zich dat het absoluut niet bij hem was opgekomen dat ze nee kon zeggen, maar nu voelde hij iets van onbehagen en hij wenste dat hij niet zo stoer was geweest.

Toen verscheen er een grote glimlach op Erica’s gezicht en de tranen stroomden over haar wangen. Ze lachte en huilde tegelijk en strekte haar ringvinger uit zodat hij de verlovingsring eromheen kon schuiven.

‘Betekent dat ja?’ zei hij met een glimlach en zij knikte zonder iets te zeggen.

‘En ik zou alleen de mooiste vrouw van de hele wereld een aanzoek doen, dat weet je,’ en hij hoopte maar dat ze de onvervalste toon van oprechtheid zou horen en niet zou vinden dat hij het er te dik bovenop legde.

‘O, jij…’ zei ze en ze zocht naar de juiste benaming. ‘Weet je, soms weet je precies wat je moet zeggen en wanneer je dat moet doen. Niet altijd, maar soms.’ Ze leunde naar voren en gaf hem een lange, warme kus, maar toen leunde ze weer naar achteren en strekte haar hand voor zich uit om haar nieuwe sieraad te bewonderen.

‘Hij is fantastisch. Die kun je niet zelf hebben uitgekozen.’

Heel even voelde hij zich gekrenkt omdat ze zo weinig vertrouwen in zijn smaak stelde en hij had zin om te zeggen ‘dat heb ik wel degelijk’, maar toen bedacht hij zich en zag in dat ze gelijk had.

‘Annika is meegegaan als adviseuse. Maar hij is dus goed? Weet je het zeker? Wil je hem niet ruilen? Ik heb hem nog niet laten graveren, ik wilde dat jij de ring eerst zou zien.’

‘Ik vind hem prachtig,’ zei Erica emotioneel en hij hoorde aan haar stem dat ze het meende. Ze leunde naar voren en gaf hem nog een kus, deze keer was die nog langer en inniger…

Het schelle gerinkel van de telefoon onderbrak hen en Patrik voelde de ergernis op komen zetten. Wat een timing! Hij stond op om op te nemen en klonk misschien lomper dan noodzakelijk.

‘Met Patrik.’

Toen zweeg hij en hij draaide zich langzaam om naar Erica. Ze zat nog steeds glimlachend haar beringde hand te bewonderen, en toen ze zag dat hij naar haar keek, vuurde ze een brede glimlach op hem af. Die stierf langzaam weg toen ze zag dat Patrik de glimlach niet beantwoordde.

‘Wie is het?’ vroeg ze en een angstige toon was in haar stem geslopen.

Patrik zei met een ernstig gezicht: ‘Het is de politie in Stockholm. Ze willen met je praten.’

Langzaam stond ze op en pakte de hoorn uit zijn hand.

‘Hallo, met Erica Falck.’ Duizend bange vermoedens lagen verborgen in die eenvoudige zin.

Patrik keek haar gespannen aan terwijl ze luisterde naar wat de man aan de andere kant te zeggen had. Met een ongelovig gezicht draaide ze zich om naar Patrik en zei: ‘Ze beweren dat Anna Lucas heeft gedood.’

Toen glipte de hoorn uit haar hand. Patrik kon haar nog net opvangen voordat ze op de grond viel.